De tekst op de omslag van Rond de Tafel is prikkelend en veelbelovend: “In deze bundel belicht een nieuwe generatie van theologen op verfrissende wijze verschillende aspecten van de maaltijd, zoals: Eten, lijf en leven; Beleving van de maaltijd; Gasten en gemeenschap.” Met dit boek beogen de auteurs, die afkomstig zijn uit de volle breedte van de oecumene, verschillende mensen, praktijken en kerken met elkaar in gesprek te brengen.
Rond de Tafel – Maaltijd vieren in verschillende liturgische contexten is een verrassend, prikkelend maar ook divers boek. Het is inderdaad een boek om samen te lezen en per artikel te bespreken. Het is de vrucht van een interdisciplinair onderzoeksproject van NOSTER naar de betekenis van de viering van het Heilig Avondmaal en de Eucharistie in christelijke gemeenschappen in Nederland. De deelnemers aan dit project zijn vanaf 2016 met elkaar rond de tafel gekomen voor presentaties en bespreking van onderzoeksresultaten. Ik kan me goed voorstellen dat dat inspirerende sessies zijn geweest waarin onderzoeksvragen zijn aangescherpt en onderzoekers een extra impuls kregen om hun onderzoek tot een goed einde te brengen. De disciplines van waaruit aan deze bundel is bijgedragen zijn: liturgiewetenschappen, exegese, genderstudies, systematische theologie, praktische theologie, oecumenische theologie.
In deze recensie ga ik in enkele grote stappen door het boek heen om af te sluiten met enkele vragen
Eten, lijf en leven
Zoals gezegd vind ik het een verrassend en prikkelend boek. Dat geldt met name voor het eerste deel over eten, lijf en leven. Mirella Klomp en Marcel Barnard zoeken in het eerste hoofdstuk naar het verband tussen onze dagelijkse omgang met eten en drinken en de Maaltijd van de Heer. Hun beschouwing loopt in navolging van de Radicale Theologie van Richard Kearny uit op een nieuw verstaan van sacramentaliteit dat ingebed is in het dagelijks leven. Casual sacramentality is de term die zij daarvoor introduceren. Het is een nieuw denken over de aanwezigheid van het heilige, nadat het heilige heeft afgedaan, dat oplicht op onverwachte momenten en in alledaagse vormen. Dit essay zet de toon. Het essay van Iris Speckmann en Christa Anbeek waarin een vergelijking gemaakt wordt tussen een doopsgezinde avondmaalsviering en een clubmaaltijd bij de roeivereniging én het essay van Peter-Ben Smit over de aandacht voor lichamelijkheid in het theologiseren van Paulus in 1 Korinte zijn eveneens pogingen om geijkte wijzen van denken open te breken, maar in deel II en III bevinden we ons weer op bekender terrein.
Beleving van de Maaltijd
Het tweede deel gaat over de beleving van de maaltijd, in casu het Heilig Avondmaal en de Eucharistie. Het begint met de presentatie van een nieuw meetinstrument om het effect van religieuze maaltijden op sociale verbondenheid binnen de samenleving en de betekenissen die mensen geven aan rituele maaltijden in kaart te brengen. De onderzoekers Remco Robinson, Maarten Wisse en Peter-Ben Smit hebben dit instrument in enkele kleine testrondes uitgeprobeerd en geven de resultaten daarvan weer. Het is origineel, maar Ik geloof eerlijk gezegd niet onmiddellijk dat pastores of kerkelijke beleidsmakers dit meetinstrument daadwerkelijk zullen gaan gebruiken ten behoeve van beleidsontwikkeling op het gebied van liturgie zoals gesuggereerd wordt. Of het bruikbaar is voor sociale wetenschappers die onderzoek doen naar de rol van religie in de samenleving, kan ik niet beoordelen.
Het interessants vind ik de drie essays die daarop volgen. Ontegenzeggelijk is er in onze cultuur en samenleving een crisis in de sensibiliteit voor het heilige en het sacramentele. Waarom zouden anders de kerken leeggelopen zijn? Om te weten hoe het echt zit, is empirisch onderzoek van de verschillende liturgische contexten van belang. De analyse van de situatie in Vlaanderen door Sam Goyyaerts is deskundig, eerlijk en in sommige opzichten ontluisterend, maar laat toch ook zien dat er een weg is naar herstel door goede liturgische catechese en het ontwikkelen van een ars celebrandi zowel bij priesters als bij gelovigen. Opdat er weer meer vreugde over Gods mysterievolle aanwezigheid doorklinkt in de viering van de Eucharistie. Helaas ontbreekt in dit boek een analyse van de stand van zaken in Nederland. Je zou dat ook op het niveau van een parochie moeten doen. Waarschijnlijk treden daarbij grote verschillen aan het licht tussen en binnen parochies. Maar de Rooms-katholieke Kerk in Nederland houdt vast aan de eenheid in liturgie en zoekt wegen om die in te oefenen en over te dragen. Het essay van Ronelle Sonnenberg en Jos de Kock over ervaringen en overtuigingen van jongeren én het essay van Jasper Bosman over het gereformeerde avondmaal in 2017 geven een mooie inkijk in de voorbereiding en beleving van het Heilig Avondmaal in protestantse gemeenschappen. Zijn dit nu niches die in de steeds verder oprukkende seculiere samenleving, gedoemd zijn te verdwijnen of geldt eerder het omgekeerde: naarmate mensen in onze samenleving geen notie meer hebben van het heilige, worden deze niches steeds belangrijker om dat ze een ruimte open houden die verloren dreigt te gaan? Ten minste voor zover ze zich niet koesteren in het isolement en open en gastvrij durven zijn.
Gasten en gemeenschap
Het derde en laatste deel van het boek gaat over Gasten en Gemeenschap. Opmerkelijk is de eerste bijdrage van Matthijs Ploeger over de positionering van altaartafel, voorganger en gemeente. Dat komt u misschien nu voor als een detailkwestie, maar dan vergist u zich. Het is een fundamenteel artikel over de betekenis van Eucharistie in de brede traditie van katholieke en orthodoxe kerken. Het artikel loopt uit op de conclusie dat het niet juist is om de eucharistie uitsluitend of vooral te beschouwen vanuit het aspect van de maaltijd. Evenmin acht de auteur het adequaat om de Eucharistie aan te duiden als de Maaltijd van de Heer. Hiermee neemt Ploeger afstand van het concept dat aan dit boek ten grondslag ligt: maaltijden in verschillende liturgische contexten. Liturgisch-theologisch en ritueel-liturgisch is de eucharistie een toegespitste maaltijd die wordt geconstitueerd door het eucharistische, anamnetische en epicletische gebed.
Dat neemt niet weg dat het in de twee volgende bijdragen van Jonathan Pater en Cas Wepener weer uitdrukkelijk gaat over de maaltijden van Jezus in het Lucas-evangelie. Het voorbeeld van Jezus, zijn omgang met zondaars en tollenaars en zijn slechte tafelmanieren liggen ten grondslag van het pleidooi om ook vandaag sociale en religieuze scheidslijnen te doorbreken. De twee laatste bijdragen van Peter Sinia en Fokke Wouda gaan over vormen van vernieuwing en gastvrijheid in de context van een protestantse gemeente en de Rooms-katholieke Kerk. Hierin gaat het dan wel weer over Avondmaal en Eucharistie, maar dan is het ook meteen een stuk lastiger om grenzen te verleggen of te doorbreken.
Enkele vragen
– In de oecumenische theologie en dialogen wordt gezocht naar een gezamenlijk verstaan van sacramentaliteit. Ook in het verband van de Raad van Kerken in Nederland is dat een belangrijk thema. Was dat ook een thema voor de auteurs die aan deze bundel hebben meegewerkt of is er bewust of onbewust sprake van oude en nieuwe divergenties in de opvatting over sacramentaliteit?
– als we tekst op de omslag van het boek serieus nemen en echt met elkaar in gesprek zouden gaan over de vraag waar we iets van het heilige, van Gods aanwezigheid, hebben mogen zien, wat gaan we dan tegen elkaar zeggen? Zijn we dan alleen of vooral aangewezen op toevallige ervaringen of komen ook de bronnen, teksten, rituelen én de kerkelijke gemeenschap waartoe we behoren ter sprake? Kunnen we wel zonder die bagage het heilige ter sprake brengen?