Het haardvuur brandt in het gastvrije Limburgse huis. Koffie en vlaai wachten op een tandarts, een advocaat, een notaris, een dokter en dominee, genodigd voor een informeel samenzijn. Die avond komt het tot een boeiende uitwisseling van gedachten, ervaringen en dilemma’s. Want: kan een dokter nog wel goed voor haar patiënten zorgen na twee doorwaakte nachten tijdens de weekenddienst?
En, vraagt de notaris, wat gebeurt er toch tussen mensen, zo dat ruzies kunnen oplaaien als in mijn kantoor een testament wordt geopend? Ook voor een advocaat wordt het lastig, wanneer een verzonden nota na meerdere herinneringen nog steeds niet wordt betaald. De tandarts vertelt hoe zij in haar praktijk wil omgaan met die oude eed van Hippocrates. Zelfs wordt de vraag gesteld: kunnen we, zoals we hier zitten, zodanig getergd worden dat we een medemens wat zouden kunnen aandoen?
Gelovige noties als basis voor het bestaan
Het duurt zo niet lang, voordat ook het gelovig leven op tafel komt. Drie gesprekspartners hebben een katholieke achtergrond, de beide anderen zijn van huis uit protestant. De meesten zien het kerkgebouw niet dikwijls van binnen; tegelijk vormen gelovige noties wel een basis voor hun bestaan. Dan draaien de hoofden zich naar de dominee: hoe gaan ‘praktiserende’ gelovigen om met conflicten, boosheid en oneerlijkheid? Je zou verwachten, dat zij door hun geloof ’verlicht kunnen worden’ en dat daarom vergeving en barmhartigheid voor hen allesbepalende waarden zijn in het dagelijks leven.
De dominee – ik dus – moet hen teleurstellen. Had iemand ooit gezegd, dat christenen betere mensen zouden zijn, of dat dit in elk geval voor protestanten zou gelden? Neen, dus. Relaties tussen God en mensen en tussen mensen onderling zijn en blijven kwetsbaar. En als het mis gaat, kan het jaren, soms een leven lang, duren voordat het weer goed komt. Als het ooit goed komt. De Bijbelse verhalen van het begin, over Kain en Abel, over Jakob en Ezau spreken boekdelen. “Ja, maar het Nieuwe Testament dan?” vraagt de dokter. Jezus van Nazareth preekt toch liefde en verdraagzaamheid? Hoe gaan zijn volgelingen daarmee om? En hoe gaat het dan verder? Mijn reactie kan niet meer dan het begin van een antwoord zijn. Ook nu kan ik het niet nalaten het H. Jaar van de barmhartigheid te noemen; we komen zelfs even te spreken over de biecht. En een ander herinnert zich dat de Bijbel onlangs is gekozen tot het belangrijkste boek van Nederland. Ondertussen worden wijn en brood op tafel gezet en we toosten.
Zomaar een goed gesprek anno 2016 over de mens, levend tussen goed en kwaad, tussen vergelding en vergeving. Een gesprek over onszelf dus, met onze persoonlijke geschiedenis, ook in het licht van geloof en kerk. Een gesprek in november, de maand waarin barmhartigheid en reformatie in één adem kunnen worden genoemd. De thema’s van twee ‘heilige’ jaren (protestanten spreken niet van heilig jaar, maar ondertussen …) raken elkaar in de tijd. ‘’Barmhartig als de Vader’’ is het motto, door Paus Franciscus aangedragen. ’’Geloofwaardig’’ is het woord, gekozen bij 500 jaar Protestant. Laat ik proberen die ontmoeting bij de haard in dit bredere kader te zetten.
Dat dit groepje mensen – ieder met eigen geloofstraditie en professie – rond een Limburgs haardvuur zo persoonlijk met elkaar in gesprek gingen, wil ik wel duiden als een gevolg van wat in de loop van de jaren die achter ons liggen, in oecumenisch opzicht is bereikt. Het hoeft en kan niet altijd groots en meeslepend zijn. Soms is het vlammetje klein en kwetsbaar, maar toch. Nog een andere illustratie: de werkgroep die in het bisdom Roermond de activiteiten in het heilig jaar voorbereidde, telde twee protestantse, vrouwelijke ambtsdragers. En tijdens een recente lezing voor protestanten in Limburg over een basisbegrip uit de reformatie-beweging ’Sola Scriptura’, – ofwel: De Bijbel, lees dat boek ! – deed de hulpbisschop van harte mee in de discussie.
Beweging en vernieuwing
Barmhartig en geloofwaardig: deze twee woorden samen kunnen richting geven aan het herdenken en vieren van 500 jaar Reformatie. De wereld, de samenleving, waarin we bestaan, ze schreeuwen erom. En wijzelf hebben telkens weer nieuwe impulsen, nieuwe invalshoeken, nodig om onze gedachten te ordenen en onze daden te sterken. We hebben ons immers binnen en buiten de kerk te verhouden tot teleurstelling en getergd worden, tot woede en wanhoop, tot confrontatie en conflict. En dat in een krimpende kerk.
Hoe kunnen deze begrippen ons helpen een (uit)weg te vinden? Die vraag ligt er niet alleen voor protestanten onderling, maar evengoed voor katholieken. Terugkijkend naar de 16e eeuw wordt duidelijk dat Luther in zijn tijd een beweging van vernieuwing is begonnen. Kunnen wij dat als gelovigen van nu, verbonden in de oecumene, nogmaals doen? Willen we dat? En hoe dan? Van harte hoop ik dat in de komende maanden gezamenlijk kan worden nagedacht over wat ons hier en nu kan brengen tot beweging en vernieuwing. Tot het formuleren van 95 nieuwe stellingen hoeft het niet te leiden. Maar kunnen we elkaar helpen opnieuw stil te staan bij geloof en wat dit ons waard is? Of hoe geloof en leven kunnen worden verbonden, ondanks of misschien wel dankzij conflicten en lijden? En hoe Bijbelse verhalen daarbij opnieuw richting kunnen geven? Niets is immers oecumenischer dan de Bijbel?
Wie neemt het initiatief?
Doorgaans gaat dit niet vanzelf, zittend rond een haardvuur. Wie doet – om te beginnen – een uitnodiging uitgaan? Dit mag van voorgangers worden verwacht, als u het mij vraagt. Om te beginnen kan hun onderlinge gesprek daardoor aan inhoud en geestkracht winnen. En vervolgens zullen zij in hun parochies en gemeenten mensen kunnen motiveren en inspireren om mee te doen. Om op een goed moment op te staan en in beweging te komen, om elkaar op te zoeken. Dan kan het komen tot ontmoetingen, waarin we elkaar beter leren kennen en onze vreugden en noden kunnen delen. Dan komen er ook kansen om beelden, soms zelfs vooroordelen die over en weer bestaan, bij te stellen en samen wijzer te worden.
Soms komt het initiatief uit een andere hoek. Kort na het heilig jaar 2000 was ik met een groep oecumenisch gezinden uit Noord-Holland naar Rome gereisd. Daar vinden we immers wortels van het christendom. Daarna kwam van enkele katholieke deelnemers het verzoek een reis naar het land van Luther te willen voorbereiden. Zij wilden wel eens meer weten over die monnik die in 1511 met zoveel kritiek in zijn lijf in Rome had rondgedwaald. De busreis door wat ooit DDR heette en die naar Wittenberg voerde, werd een bijzondere ervaring, inclusief een tafelgesprek over Avondmaal en Eucharistie. Zo kan het ook.
Juist de barmhartigheid van God de Vader ‘om niet’, maakte voor Luther het geloof waard om geloofd en doorleefd te worden. Dat was voor hem nieuw, na een lange zoektocht. Ondanks dilemma’s en conflicten in zichzelf en met anderen. In vijf eeuwen is dat niet wezenlijk veranderd. Ook al kiezen we nu andere woorden, de mens leeft nog altijd tussen goed en kwaad, tussen vergelding en vergeving. En ergens daartussen is God, soms dichtbij, soms op afstand, al dan niet herkend en erkend. Hoe kunnen we dat ‘als nieuw’ gaan ervaren?
Best mogelijk, dat tijdens een ontmoeting het gesprek stokt, dat op een lastige vraag geen bevredigend antwoord komt, dat een verschil van inzicht blijft. Dan is er altijd nog de muziek, die andere gevoelens oproept en ons tot saamhorigheid kan brengen. Voor Luther betekende muziek heel veel. Aan hem als ‘Wittenbergse nachtegaal’ danken we kerkliederen in de taal van het volk. De onlangs overleden dominee-dichter Jaap Zijlstra maakte een vrije vertaling van Luthers lied “Erhalt uns Herr bei deinem Wort’’, dat we in het Liedboek van 2013 vinden als lied 722. Met het tweede couplet wil ik deze bijdrage afsluiten.
Zegen ons met verwondering
dat Hij het is, de vreemdeling,
die met ons door de eeuwen ging –
blijf bij ons met uw zegening.