Erasmus Oecumenicus. In vrijheid op zoek naar de bronnen van het geloof – bespreking

Erasmus 100

Deze bundel, verschenen in de reeks Annalen van het Thijmgenootschap (jaargang 104 (2016), aflevering 5) onder redactie van Geert van Dartel, vormt de neerslag van een op 14 maart 2016 in Museum Gouda gehouden gelijknamig symposium. De Katholieke Vereniging voor Oecumene organiseerde het symposium om te herdenken dat het in 2016 vijfhonderd jaar geleden was dat het belangrijkste en invloedrijkste werk van de Nederlandse humanist Erasmus, Novum Instrumentum, werd gepubliceerd: de Griekse uitgave van het Nieuwe Testament. Novum Instrumentum vormde de basis voor de meeste Europese moderne vertalingen van het Nieuwe Testament.

Het symposium bood ruimte om verschillende benaderingen van en visies op Erasmus aan bod te laten komen, zo beschrijft Geert van Dartel in de inleiding. Dat dit een verrijkende invalshoek is, blijkt uit deze bundel. In een vijftal artikelen die volgen op de openingsspeech van mgr. Aldo Cavalli, belichten de auteurs (Jan Krans, Peter Nissen, Gerard de Kleijn, Herman Pleij en Ger Groot) leven en werk van Erasmus. Want hoewel de Duitse Reformator Luther het in de geschiedschrijving gewonnen heeft van de bijbelse humanist Erasmus, bleef – zo blijkt uit de bijdragen – Erasmus als protagonist voor geestelijke vrijheid en vernieuwing belangrijk voor katholieken, protestanten én humanisten.

Jan Krans legt in zijn artikel uit wat Erasmus met de uitgave van Novum Instrumentum teweeg heeft gebracht en waarom hij een grondlegger van de bijbelse hermeneutiek genoemd mag worden. Aanleiding hiertoe was Erasmus’ vondst van aantekeningen van Laurentius Valla (helft 15e eeuw) op het Nieuwe Testament. Daarin vond hij de methodische sleutel die bij hem zou uitgroeien tot een heel programma. Het werk van Valla bevatte de kiem voor de filologische wending die Erasmus zou maken en zou doorvoeren. Een wending die gebaseerd is op een vergelijking van de Latijnse tekst van het Nieuwe Testament, de Vulgaat, met de Griekse handschriften. Novum Instrumentum is hiervan het resultaat. Hij maakte zich hiermee in zijn tijd niet bij iedereen geliefd. Bij al zijn werk is het Erasmus vooral om eenvoudige vroomheid te doen, om juist handelen, en niet om ingewikkelde constructies. Daarmee wil hij vooral een einde maken aan de scholastieke vervreemding van de voorliggende tijd. Met zijn filologische wending kreeg hij blijvende betekenis voor de Reformatie, alle grote reformatievertalingen steunen op zijn werk. Maar ook op de ontwikkeling van exegese in de Catholica oefende hij invloed uit.

Peter Nissen gaat in zijn bijdrage in op de beeldvorming van Erasmus bij katholieken, protestanten en humanisten. ‘In de loop der eeuwen kristalliseerde zich geleidelijk een normatief protestants en katholiek beeld van Erasmus uit, dat in de negentiende eeuw min of meer canoniek werd: voor protestanten (…) was Erasmus de onvolprezen voorloper van de Reformatie, en voor katholieken (…) was Erasmus een doodsvijand van de kerk.’ (p. 32-33) Voor de verlichten achttiende eeuwse filosofen was hij een voorloper van het nieuwe en vrije denken, de wegbereider van het moderne, seculiere humanisme.

Gerard de Kleijn geeft vanuit een artistieke invalshoek de aanzet tot een eigentijdse verbeelding van Erasmus aan de hand van vijftien in het museum op de gelijktijdige tentoonstelling Erasmus ‘Ik wijk voor niemand’ tentoongestelde portretten. Deze portretten zijn tevens als kleurenkatern in de bundel opgenomen.

Herman Pleij gaat in op de debatcultuur in de tijd van Erasmus, waar Erasmus zelf onderdeel van uitmaakte. Dit debat werd in zijn tijd gevoerd via brieven, die vaak al snel werden gedrukt, maar vooral in persoonlijke gesprekken tussen vrienden. Hier kon men zich vrijmoedig uiten. Als voorwaarde gold dat de vertrouwelijkheid gerespecteerd werd (wat niet altijd het geval was). De overtreffende trap van het commentaar was de satire, waarvan Erasmus zich meesterlijk bediende.

Ger Groot belicht tenslotte de betekenis van Erasmus voor de filosofie. Hij beschrijft dat de geschriften van Erasmus vandaag de dag nog maar weinig te zeggen hebben. Door zijn wijze van leven en zijn gestalte kan hij echter ook nu nog een inspirerende figuur zijn, zo meent Groot. Hij is – als onafhankelijk denker – een baanbreker voor de moderniteit en mag met recht hét symbool genoemd worden van de scribent, de publieke intellectueel die zich hartstochtelijk inzet voor zijn eigen tijd.

De bundel wordt afgesloten met een hedendaagse ‘Lofrede op de zotheid’ van Rob van Uden, bestuurslid van de Katholieke Vereniging voor Oecumene.

Deze bespreking verscheen eerder op www.bezinningsbureau.nl