Waarachtige dialoog en de omgang van de mens met God

BisschopVanDenHende

Op 26 oktober 2017 werd in de Nicolaikerk in Utrecht een symposium gehouden over de betekenis van de stellingen van Maarten Luther in verleden. Katholieke en protestantse kerkleiders gingen hierover met elkaar in gesprek. Het werd een mooie dialoog. Op deze pagina publiceren we de inleidingen die de aanzet vormden voor het gesprek (redactie)

Een heel jaar (vanaf 31 oktober 2016) hebben we als christenen volop gelegenheid om stil te staan bij 500 jaar Reformatie. Paus Franciscus maakte vorig jaar in het Zweedse Lund de start van de herdenking van 500 jaar Reformatie mee. Hij benadrukte dat katholieken en lutheranen dit jaar voor het eerst in gezamenlijkheid stilstaan bij de Reformatie.

 

Het belang van dialoog

Belangrijk document bij de gezamenlijke herdenking van 500 jaar Reformatie is de verklaring van de Lutherse wereldfederatie en van de Pauselijke raad voor de eenheid van de christenen, genaamd Van Conflict naar Gemeenschap (2013/2016). In dit gezamenlijke document Van Conflict naar Gemeenschap wordt een pleidooi gehouden voor een waarachtige oecumenische dialoog. De dialoog is in dit document een sleutelbegrip, waar het gaat om oecumene.

Ik wil niet beweren dat het de eerste keer is dat over dialoog wordt gesproken. Paus Paulus VI hield reeds in 1964 in zijn encycliek Ecclesiam Suam een pleidooi voor een gezindheid en praktijk gekenmerkt door dialoog. In het Oecumenisch Directorium van de RKK (1993) wordt uitgebreid aandacht besteed aan de oecumenische dialoog (art 24) en de encycliek Ut Unum Sint (1995) van paus Johannes Paulus II gaat uitvoerig in op de oecumenische dialoog, niet alleen als een uitwisseling van ideeen, maar vooral als een uitwisseling van gaven (art. 28).

In deze oecumenische geest van dialoog -moet ik bekennen- heb ik (met het oog op vandaag) de 95 stellingen van Maarten Luther gelezen. Mijn eerste reactie was: deze stellingen die bedoeld zijn voor een echte academische discussie (aanzet tot debat) zijn niet noodzakelijkerwijs ook een probaat middel voor een echte dialoog. Het document Van Conflict naar Gemeenschap huldigt in ieder geval de opvatting dat de stellingen van Luther uit 1517 destijds niet tot een dialoog hebben geleid. Het gezamenlijke document spreekt van mislukte ontmoetingen (artt 48-49). Ik citeer: “Het conflict over aflaten werd al snel een conflict over gezag” (art. 52).

Rouwmoedigheid

Het aandachtig lezen van de 95 stellingen van Maarten Luther deed mij denken aan de eerste schriftlezing van aswoensdag, in de RK liturgie het begin van de veertigdagentijd. De schriftlezing betreft een gedeelte uit de profeet Joel. Daarin wordt gezegd: “Keert tot Mij terug, van ganser harte […] Scheurt uw hart en niet uw kleren” (Joel 2). Duidelijk is dat aflaten die tegen betaling worden verkregen niet (noodzakelijk) iets zeggen over de gezindheid van het hart. Het pleidooi van Luther om als christen met heel je hart rouwmoedigheid te betonen maak ik van harte mee. Echter, de stelling van Maarten Luther ten gunste van waarachtige rouwmoedigheid ten opzichte van onze zonden jegens God wordt m.i. in het geheel van de stellingen overstemd door teksten die (op z’n minst) een dialoog juist niet bevorderen.

Sint Laurentius en de armen

Het zal u wellicht niet verbazen dat mijn oog als bisschop van Rotterdam heel bijzonder viel op stelling 59. Daarin wordt gesproken over Sint Laurentius. Laurentius is patroonheilige van het bisdom Rotterdam. De stelling luidt (ik citeer): “Sint Laurentius heeft gezegd dat de armen der gemeente de schatten der Kerk zijn, maar hij sprak daarbij zoals het in zijn tijd gebruikelijk was”. Vandaag zou ik geen tegenstelling willen maken tussen het evangelie als de ware schat der Kerk (stelling 62) en het getuigenis van diaken Laurentius ten overstaan van de Romeinse keizer dat de armen en de kleinen de schatten der Kerk zijn. Immers, in het evangelie (Matteus 25) is het Christus zelf die zich verbindt met de dorstigen, hongerigen en de naakte mens: “Al wat gij aan de minsten der Mijnen hebt gedaan, hebt gij voor Mij gedaan” (Mt. 25, 40). Het gaat mij er niet om de arme en kleine mensen als zodanig tot schat te maken. Veeleer denk ik aan woorden van paus Franciscus in zijn eerste encycliek Lumen Fidei (2013). Paus Franciscus schrijft dat armen en kleinen middelaars zijn van het licht (cf art. 57), d.w.z. zij richten onze aandacht op wat het evangelie van ons vraagt. De nadruk ligt daarbij niet zozeer op de degenen die werken van barmhartigheid doen (in voornoemde encycliek: moeder Teresa en pater Damiaan) maar op de mensen die door hun nood en lijden anderen herinneren aan hun evangelische opdracht tot naastenliefde, in gehoorzaamheid aan Christus op grond van het evangelie.

De schat van het Evangelie 

Het evangelie is voor de Kerk werkelijk een schat. Daarover geen discussie. Maar het is ook van onschatbare waarde voor de Kerk wanneer armen en kleinen op hun beurt en in hun nood anderen aansporen tot een actieve evangelische gezindheid van liefde jegens de naaste. De christelijke omgang met de naaste in nood is ten diepste een waarachtige dialoog. Maar een christen is niet alleen geroepen tot een dialoog met de medemens. Het gaat in ons leven als christen ook om de dialoog van de mens met God. Paus Johannes Paulus II en ook de Nederlandse kardinaal J. Willebrands kwamen in 1983 tot de uitspraak dat Maarten Luther een getuige van het evangelie is (art. 29). Paus Benedictus XVI sprak in 2011 over de persoon en de theologie van Luther als een spirituele en theologische uitdaging voor de huidige katholieke theologie.

Paus Benedictus zei bij zijn bezoek aan Erfurt in 2011: “Wat Luther onophoudelijk bewoog was de vraag naar God, de diepe hartstocht en drijvende kracht achter zijn hele levensweg. Hoe vind ik een genadige God [..] wie is hier tegenwoordig nog mee bezig – zelfs onder christenen? Wat betekent de Godsvraag in ons leven? In onze verkondiging? De meeste mensen, ook christenen, gaan er tegenwoordig van uit dat God niet echt geïnteresseerd is in onze zonden en deugden” (Van Conflict naar Gemeenschap art 30).

De dubbele dialoog met God

Zo besef ik dat zowel het gesprek tussen God en mens, d.w.z. het naderen van de mens tot God (met heel je hart, je verstand en al je krachten) alsook het uit liefde geven aan een behoeftige mens (cf stelling 43) als werk van barmhartigheid, een waarachtige dialoog is die alleen met de hulp van Gods genade kan worden gerealiseerd. Het is voor een christen fundamenteel om de omgang met God en de omgang met de naaste niet van elkaar te vervreemden. Luther maakt weliswaar een onderscheid tussen deze beide dialogen, maar bij het uiteindelijk oordeel door God kunnen ze niet los van elkaar worden gezien.

Zelf zou ik de beide relaties (de gelovige omgang met God en met de medemens) voortdurend met elkaar willen verbinden: het evangelie van de heerlijkheid en de genade van God als grote schat van de Kerk maar ook het appèl van de naaste in nood. Zo bezien, beschouw ik zowel de omgang van de mens met God als een waarachtige oecumenische dialoog als een werk op basis van genade.

Het is Christus zelf die intens bad om eenheid (Joh. 17) en het is de heilige Geest die in ons bidt (Rom. 8).

Mgr. dr. Hans van den Hende is bisschop van Rotterdam. Hij is voorzitter van de Bisschoppenconferentie en bisschop-referent voor oecumene en de Oosterse Kerken.