Een nieuw diaconaal handboek

Rob van Uden 150x150

Op 2 februari werd in Amersfoort het boek Diaconaal doen doordacht gepresenteerd. Het boek kan een bron van inspiratie zijn voor de professional en de geïnteresseerde vrijwilliger, voor afgestudeerde theologen en voor studenten. Overigens kan ik ook kerkleiders het boek van harte aanbevelen. In tien actuele praktijkbeschrijvingen geven de schrijvers inzicht in verschillende methoden van het diaconaal werk. Zowel door mensen uit het veld als door de redactieleden wordt op deze praktijkbeschrijvingen gereflecteerd. Het handboek is de weergave van een leerproces. Lezenderwijs word je getuige van de zorgvuldige ontwikkeling van een praktische theologie, een speurtocht naar bouwstenen voor een diaconale praktijk.

Oecumene

diaconaal doen doordachtEr verschenen twee voorlopers van het huidige handboek. Het eerste was Barmhartigheid en gerechtigheid, handboek diaconiewetenschap (Kok, 2004). Bijna alle redactieleden van dit eerste boek hadden een reformatorische achtergrond, de schrijvers van de artikelen hadden een zeer diverse kerkelijke achtergrond. In het tweede handboek, Diaconie in beweging (Kok, 2011), werden twee katholieke leden, Jozef Wissink en Hanneke Arts-Honselaar, aan de redactie toegevoegd. Inhoudelijk werd in dit boek uitdrukkelijk aandacht besteed aan de diaconiegeschiedenis in verschillende kerkelijke tradities, te weten de Rooms Katholieke, de reforormatorische (Hervormd, Gereformeerd, Luthers) en de evangelicaal charismatische tradities.

Het is duidelijk: De handboeken willen betekenis hebben voor de ontwikkeling van een oecumenische spiritualiteit. En zeker: de boeken zijn waardevol, ook voor de oecumenische beweging. Maar waar in de vorige handboeken uitdrukkelijk aandacht werd gegeven aan diaconaat in de doperse, de evangelisch-charismatische traditie en aan nieuwe bewegingen in de Rooms-katholieke kerk, mis ik die oecumenische breedte in het nieuwe handboek. Wanneer een diversiteit van kerkelijke tradities een criterium voor de keus van de casussen zou zijn geweest, zou dit zijn weerslag hebben gehad op de schrijvers en daarmee op de theologische reflectie van de schrijvers en van de redactie.

De kern van het geloof

Herman Noordegraaf en Jozef Wissink maken in het eerste hoofdstuk duidelijk dat diaconie wat hen betreft niet slechts gezien kan worden als consequentie van het geloof, iets wat eruit voortvloeit en handen en voeten geeft aan het geloof. Wat hen betreft behoort diaconie tot de kern van het geloof en is het zelf bron en inhoud van geloof. Hun visie nodigt uit tot ‘ontschotting’ tussen de werkvelden diaconie, catechese en liturgie en zoekt de dialoog met andere theologische vakken. Deze visie is niet nieuw, maar ook niet vanzelfsprekend. De pastorale praktijk is weerbarstig. De volgende zin zal op concrete ervaringen gebaseerd zijn: “Zonder de tafel van de armen kan de tafel van het Avondmaal/de eucharistie gaan lijden aan een valse spiritualisering.”

In het ‘Woord vooraf’ geeft de redactie aan dat het nieuwe boek zelfstandig gelezen kan worden, los van zijn voorgangers. Mede daarom zou een nieuw hoofdstuk over de diaconale kernbegrippen barmhartigheid en gerechtigheid niet misstaan. Een behandeling van barmhartigheid, gerechtigheid en verzoening naast elkaar zou het theoretisch fundament van het boek ten goede zijn gekomen.

Overigens is de aandacht voor het thema ‘verzoening’ waardevol. Voorbeelden zoals SchuldHulpMaatje, Exodus, Apoyo a la Mujer, kerk en duurzaamheid, sterken me in de overtuiging dat de dagelijkse werkelijkheid van een locale kerk gebaat is bij een verdere doordenking van het thema ‘Verzoening’.  

Het boek noemt in dit kader de Waarheidscommissie van Zuid-Afrika, onder voorzitterschap van bisschop Tutu. Ik kijk uit naar een goede reflectie op het werk van de Waarheidscommissie om daarmee geholpen te worden om naar mijn eigen pastoraal werk te kijken. Overigens, ondanks het breed samengestelde schrijverscollectief van het hoofdstuk ‘Diaconaat en verzoening’ blijf ik nieuwsgierig naar een eigen inbreng vanuit andere kerkelijke tradities.

Relevant en actueel

De tien casussen kregen gemiddeld 14 bladzijden. Genoeg ruimte voor een goede beschrijving en reflectie. Het boek heeft niet als doel om de lezer praktische tips voor de praktijk te geven, maar ja.., ik sta in het basispastoraat en stel mezelf al snel de vraag of ik met deze casussen mijn voordeel kan doen. Binnen een week nadat ik het hoofdstuk van Jan Maasen over de Stadspelgrimage las, ben ik begonnen met de organisatie van zo’n project in mijn eigen parochie. Maar nee: verder is het inderdaad geen tippenboek. Wel zijn alle casussen relevant voor mijn pastorale praktijk: SchuldHulpMaatje, een diaconale jeugdgroep, een voedselbank in de kerk, een kerk in de wijk, Exodus, Apoyo a la Mujer, geld of goederen geven, sociale coöperaties en duurzaamheid; op één of andere manier kruist het mijn pad.

Een voorbeeld: Het project Apoyo a la Mujer, ontstaan binnen de Spaanstalige parochie Sagrada Familia in Rotterdam, laat zich niet makkelijk kopiëren, maar stelt mij wel vragen over de gemeenschappen waar ik werk: Hebben wij een plek voor mensen in de marge van de samenleving? Waar lukt de inclusieve kerk wel en waar niet? Mijn gedachten gaan naar de verschillende allochtonen die in onze parochies kerken. Blijven ze niet aan de rand van de gemeenschap staan? De casus en de reflectie inspireren.

Het kader waarin deze casussen staan, sluit aan bij de actualiteit: De transitie (overgang) van de ‘verzorgingsstaat’ naar de ‘participatiesamenleving’. De lezer volgt de schrijvers op de voet en ziet de worsteling met deze transitie, maar ook in de reflecties zien we de schrijvers bezig met omdenken.

Je komt er niet onderuit: je moet bijblijven en kritisch leren kijken naar de ontwikkelingen om je heen. Niet dat de schrijvers in dit boek de waarheid in pacht hebben, maar hun analyse is een voertuig om het gezamenlijk begrip van de ontwikkelingen verder te brengen. En daarmee leveren ze een bijdrage om de eigen positie van een kerkgemeenschap of diaconale werkgroep te leren zien.

De oogst?

De praktijkbeschrijvingen helpen om het diaconaal handelen en de organisatievormen beter te doorzien. De maatschappelijke veranderingen, sinds het begin van de crisis (2008), zijn op een waardevolle manier verwerkt. Ook de theologische reflectie is zorgvuldig uitgewerkt. Op een realistische manier ontdekken we de gelovige ideeën en visies in de diaconale praktijk.

Het blijkt in het leven van alledag moeilijk om over God te praten. Dat wordt versterkt doordat diaconale organisaties hun werk soms in ‘volstrekt seculiere termen’ beschrijven; soms omwille van de broodnodige subsidie, soms om serieus genomen te worden door maatschappelijke partners, maar ook vanuit een verlegenheid met het spreken over geloof. Dan kan het gevaar dreigen ‘dat de spirituele en theologische dimensies van het eigen werk vergeten worden’.

Overigens lijkt de verlegenheid om over God te spreken ook een illustratie van het feit dat de visie ‘dat diaconie tot de kern van het geloof behoort’ niet vanzelfsprekend is. De praktijk laat zien dat kerkleiders hun beleid hierop moeten afstemmen. ‘Ontschotting’ is van groot belang. Een goede integratie van diaconie in liturgie en catechese is van vitaal belang voor de kerken.

De beschreven praktijkverhalen lopen door tot eind 2015. Sinds die tijd hebben zich echter weer belangrijke ontwikkelingen in kerk en samenleving voorgedaan. Reden genoeg om nu al uit te zien naar een volgend Handboek Diaconiewetenschap.

Diaconaal doen doordacht, Handboek diaconiewetenschap, Redactie Hub Crijns e.a., Kok, 2018

Rob van Uden is diaken van het bisdom Breda en teamleider van de Heilige Geest parochie van de dorpen Rijen, Hulten en Molenschot.