Het verschijnen van de Encycliek LaudatoSi’ van paus Franciscus in 2015 wordt algemeen beschouwd als een mijlpaal in de ontwikkeling van de katholieke sociale leer. De tekst zelf verklaart dat LaudatoSi’ onderdeel is van de sociale leer (LaudatoSi’ nr. 15). Curiekardinaal Peter Turkson, die in 2015 aan het hoofd stond van de pauselijke commissie Justitia et Pax en als zodanig inhoudelijk veel bijdroeg aan de encycliek, legde de lat zeer hoog door onder meer bij het Christelijk Sociaal Congres in 2016 te spreken over een nieuw Rerum Novarum. Daarmee suggereerde hij dat LaudatoSi ‘een nieuwe fase inluidde, analoog aan de wijze waarop de encycliek Rerum Novarum van paus Leo XIII in 1891 de katholieke kerk opnieuw maatschappelijk en politiek positioneerde onder de condities van de moderne industriële samenleving en de verhouding tussen kapitaal en arbeid daarbinnen.
Een nieuw Rerum Novarum?
LaudatoSi’ zou dus, zo is de suggestie, de katholieke kerk wereldwijd opnieuw positioneren in sociaal-maatschappelijk opzicht. En dat ditmaal onder de condities van de laatmoderniteit. Die laatmoderne samenleving wordt massief geconfronteerd met grootschalige negatieve gevolgen van de wijze van industrialisatie in de voorgaande anderhalve eeuw. De aarde beleeft een ecologische crisis die met hoge urgentie om antwoord vraagt. Tegelijk maakt de wereldsamenleving de laatste jaren opnieuw een revolutie door; ditmaal geen industriële, maar een technologische en digitale. Maar anders dan aan het einde van de negentiende eeuw is het nu juist niet meer zo dat iedere zichzelf respecterende sociale beweging of politieke stroming een eigen ideologie heeft. Alomvattende visies op de sociale werkelijkheid worden cultureel gezien gewantrouwd. De laatmoderniteit wordt immers alom juist als postideologisch gekenmerkt. Dat heeft gevolgen voor de betekenis en doorwerking van sociale encyclieken. Rerum Novarum bood in dit spectrum een eigen alomvattende katholieke ‘ideologie’: een benadering van maatschappelijke vraagstukken waarin sociale economie, politiek en religie in een visie op ‘goed samenleven’ geïntegreerd werden. Rerum Novarum presenteerde zo een ‘derde weg”tussen het verabsoluteren van kapitaal en het verabsoluteren van arbeid, en tussen liberalisme en socialisme. En ze bood een kader voor een publieke rol van het katholicisme die later zou uitmonden in katholieke christendemocratie. Dat laatstre was mogelijk omdat er sociale beweging waren die als institutionele dragers van de sociale leer kon functioneren, zowel bij arbeiders als bij werkgevers.
De vergelijking tussen Rerum Novarum en Laudato Si’ legt de lat dus hoog voor Laudato Si’: worden hierin verschillende domeinen van de samenleving inderdaad geïntegreerd? Is er een plausibele verbinding tussen religie, politiek en economie? Biedt ze een zinvol perspectief op de actuele technologische en digitale revoluties? En, last but not not least: heeft ze een antwoord op het postideologisch karakter van de laatmoderniteit, terwijl ze tegelijk een visie moet bevatten die handelingsperspectief biedt? En hoe staat het met de sociale dragers van de implementatie ervan: waar is de christelijk-sociale beweging die de implementatie kan urgeren?
Gaat LaudatoSi’aan haar succes ten onder?
Laudato Si’ kan, inmiddels drie jaar later, als een succesvolle encycliek worden getypeerd. Ze was in elk geval een tijdige en erkende bijdrage aan het klimaatakkoord van Parijs in 2015. De encycliek LaudatoSi’ legde in feite een morele basis onder dat klimaatakkoord; de lidstaten van de VN die het verdrag sloten konden zo hun belangen ijken aan de hand van een passende internationale moraal. Dat klimaatakkoord zelf was een ongekend succes; Laudato Si’ deelde daarin.
Nu heeft het klimaatakkoord van Parijs nog wel een hoog ‘intentie-gehalte’. Het bevat uitgesproken intenties, en in die zin een vorm van zelfverplichting van de lidstaten. Dat betekent echter ook dat de concretisering en implementatie aan lidstaten wordt overgelaten. Lukken die concretisering en implementatie niet, dan gaat het klimaatakkoord van Parijs, en in zijn kielzog Laudato Si’, aan zijn korte termijn succes ten onder.
Relevante studie
Precies op dit punt is de hier besproken studie van Rick de Vries relevant. Zij focust op de mogelijkheden tot concretisering en implementatie van het klimaatakkoord in de Nederlandse Tweede Kamer. Het onderzoek richt zich op de politieke receptie van Laudato Si’ in Nederland. Het onderzoek van Rick de Vries is des te interessanter, omdat het nu eens niet theologen en milieufilosofen zijn die zich academisch over de encycliek buigen maar een empirisch georiënteerde milieu-maatschappijwetenschapper. Hij bestudeert juist de beleidsmatig-politieke aspecten van Laudato Si’. Hij doet dat overigens met methoden die praktisch theologen ook gebruiken: kwalitatieve, computerondersteunde, tekstanalyse voor het onderzoek van de encycliek in combinatie met eveneens kwalitatieve interviews.
Politieke interventie
De door de Vries gekozen invalshoek betekent dat de tekst van Laudato Si’ wordt gelezen als een politiek georiënteerde interventie – hetgeen vanuit de moderne sociale leer sinds Rerum Novarum alleszins gewettigd en adequaat is. De uitdrukking ‘politieke georienteerd’ ontleen ik hier aan Max Weber, die dit onderscheidt van een zuiver politiek, dat wil zeggen: zich binnen de staat en zijn indstituties afspelende- interventie.
Missende politieke aspecten
Het is niet meer dan logisch dat milieumaatschappijwetenschapper Rick de Vries als auteur zegt geen theologie te bedrijven. Dat de tekstanalyse niet focust noch op de franciscaanse spiritualiteit in LaudatoSi’, en evenmin op de capita selecta uit de scheppingstheologie die – voornamelijk geïnspireerd door Leonardo Boff – in Laudato Si’ aan de orde komen is zeker te billijken. Toch mist Rick de Vries door het monodisciplinaire karakter van deze studie wel enkele politiek relevante dimensies van Laudato Si’ Zo vindt in Laudato Si’in feite een politiek-filosofische discussie plaats met historicus Lynn White; die het christendom een negatieve causale rol in het ontstaan van de milieucrisis toekende. Dit nu is een misser want door hier niet op in te gaan ontneemt de Vries zichzelf het inzicht in de dubbele doelstelling van hoofdstuk 2 van Laudato Si: christenen op grond van de scheppingstheologie committeren aan de oplossing van de ecologische crisis, en het christendom verdedigen tegen de milieufilosofische kritiek erop van Lynn White. Deze apologetische lezing van LaudatoSi ‘had toch zeker meer inzicht gegeven in Laudato Si’ als politiek positionerend document.
Bergoglio en de politiek
En hoewel Rick de Vries ook enige aandacht besteedt aan de ontwikkeling van het denken van Jorge Bergoglio (de latere paus Franciscus), doet hij dit enigermate op common sense niveau, zonder analyse van de ontwikkeling van Bergoglio. Daardoor ontgaat hem de politieke relevantie van de theologie van het volk die Bergoglio in aansluiting bij zijn leermeester J.G. Scannone s.j. vorm gaf in Argentinië terwijl dit model wel aan hoofdstuk 6 van Laudato Si’ ten grondslag ligt, waarin met name een educatieve rol van de kerk richting het volk wordt bepleit. Kenmerkend voor de politieke relevantie hiervan is Bergoglio’s opstelling bij de herdenking van het tweehonderdjarig bestaan van Argentinië. Hij riep toen de conflicterende partijen uit de vuile oorlog in Argentinië op om niet op de eerste plaats met hem als kerkelijk prelaat te spreken, maar vooral en op de eerste plaats met elkaar. Bergoglio was en is minder geïnteresseerd in de directe relatie tussen kerk en staat, maar des te meer in de bemiddeling daarvan door een educatieve benadering door de kerk van het volk dat zelf op zijn beurt politici moet aanspreken op politiek niveau. Gezien deze karakteristiek van het denken van Bergoglio verbaasde mij de vraagstelling van de studie van de Vries die lijkt te impliceren dat er een rechtstreekse invloed van Laudato Si’ op de politiek zou zijn; deze wordt namelijk nu net niet nagestreefd door Bergoglio. Bergoglio streeft wel een moralisering van de politiek na door bewustmaking van het volk. Meer adequaat in de studie van de Vries is de bespreking van de sociale leer als context van Laudato Si’, hoewel ook hier common sense redeneringen niet ontbreken, bijvoorbeeld in de weergave van opvattingen van paus Leo XIII; dit heeft een te hoog wikipediagehalte. De door de Vries gestelde interessante vraag of LaudatoSi’ een uitbreiding van de sociale leer is, dan wel éen nieuw hoofdstuk’ dan wel een hervorming (p. 49) blijft zo helaas onbeantwoord. Maar dat kan ook niet anders, wanneer men het Compendium van de sociale leer bij de beantwoording hiervan als exclusief referentiedocument neemt. Ik mis op de genoemde gebieden eigenlijk geen theologie, maar een historische benadering.
Mooie discoursanalyse
Toch is de studie van de Vries alleszins de moeite waard. Zij valt eigenlijk grofweg in twee delen uiteen. Het eerste deel is tekstanalyse van LaudatoSi’, en het tweede deel is een analyse van de politieke receptie van het document. Interessant aan zijn aanpak van de tekstanalyse is dat de Vries LaudatoSi’ expliciet leest ‘als; een politiek manifest en aanklacht tegen de huidige, kapitalistische, geglobaliseerde economie en de ongelijke verdeling van de welvaart'(p.6), Hij vat LaudatoSi’ mijns inziens terecht op als éen betoog waarbij gebruik is gemaakt van een bepaalde argumentatielijn en een sociale constructie van de werkelijkheid’ (p.7). De Vries analyseert deze als ‘discours’. Dit ligt terecht dicht aan tegen de benadering van Laudato Si’ als ‘ideologie’ (hier neutraal gebruikt); want in de door de Vries gehanteerde vorm discours-analyse ligt een een sterke nadruk op de kritische discours-analyse, waarin neutraal ogende informatie geanalyseerd wordt als gekleurde informatie, afkomstig uit een discursieve opvatting'(p. 17). De methode vertoont verwantschap met klassieke ideologiekritiek in de geest van K.O. Apel. De discoursanalyse wordt inderdaad methodisch gezien uitgewerkt in kwalitatieve tekstanalyse die correct wordt toegepast. En het levert een mooie inkijk in Laudato Si’ als tekst op. Met name de vergelijking met teksten van Whitehead en Vermeersch aan het slot van deze analyse is mooi in haar precisie.
Een wringende schoen
Toch wringt er iets aan deze studie. De lezing van het boek riep bij mij de wens op: had de auteur het maar bij de discours-analyse gelaten en had hij maar de analyse van de politieke receptie in Nederland – in feite een veldonderzoek- achterwege gelaten. Maar dat laatste kon niet, want de hoofdvraag uit het onderzoek) luidt: ‘op welke wijze werkt de in de encycliek vastgelegde betekenis, maar ook contextuele positionering van de door paus Franciscus I uitgebrachte encycliek Laudato Si’ door in reacties en eventueel hierop volgende acties van fracties van nationale politieke partijen in Den Haag?’. Deze hoofdvraag blijft helaas onbeantwoord in zijn thesis, zoals ook een van zijn beoordelaars op het omslag van zijn boek opmerkte. Het onbeantwoord blijven van de hoofdvraag is volgens mij verklaarbaar. Politici reageren op hun percepties en analyses van de sociale realiteit en niet, of zo weinig mogelijk, op ideologieën als zodanig. Met andere woorden: zij reageren op dezelfde sociale en ecologische werkelijkheid als de encycliek Laudato Si’, meer dan op de encycliek zelf. Mijn vraag zou dan zijn of in de respons van politici op de sociale realiteit gebruik gemaakt wordt van de encycliek. Dat gebruik kan verschillende vormen aannemen. Een zichzelf respecterend politicus in een democratische rechtsstaat zal nooit zeggen dat hij iets beweert omdat een paus iets beweert. Hij kan wel zeggen dat hij een standpunt inneemt ‘geïnspireerd door’ de paus, of ‘evenals’ paus Franciscus iets vindt. De verwijzingen naar pauselijke teksten en andere documenten over morele legitimiteit zijn dus in de politiek meer getrapt (indirect) dan rechtstreeks. Een professioneel politicus zal immers altijd van zijn eigen politieke verantwoordelijkheid uitgaan die berust op het democratisch verkregen mandaat van volksvertegenwoordiger, en dat mandaat is niet afgeleid uit de sociale leer. De sociale leer kan bij gekozen politici wel dienst doen als ijkpunt voor de morele verantwoording van politieke standpunten. Naar mijn mening is de hoofdvraag van de Vries dan ook eigenlijk onjuist geformuleerd, omdat hij het getrapte karakter van het gebruik van morele legitimering in de politiek verkeerd lijkt in te schatten. De receptieanalyse levert dan ook eigenlijk inhoudelijk niets op. Dat komt allereerst omdat de auteur vergeet dat politici reageren op de sociale realiteit. In diezelfde realiteit ontbreekt anders dan tijdens de verzuiling een netwerk van instituties die de ideologie dragen. En ook ontbreekt in het ontzuilde Nederland een netwerk van moderne Ngo’s zoals die welke actief waren in de strijd tegen kernwapens of de strijd tegen de apartheid. Er bestaat, anders gezegd, geen politieke pressie voor goede ecologisch beleid. Die politieke pressie zou op morele grondslag kunnen berusten die in de richting van politici kan worden ingezet. Als die pressie er wel was, en Laudato Si’ zou hier een rol in spelen, dan zouden politici zich hiertoe moeten verhouden. Maar vooralsnog is de ecologische beweging te gefragmenteerd. En het christelijk deel ervan is in belangrijke mate geconcentreerd op de spiritualiteit in LaudatoSi’ (die er inderdaad uit spreekt) en met kwesties rond levensstijl en gezindheid, meer dan met een verantwoordelijkheidsethisch politiek programma.
Conclusie
Volgens mij wordt juist dit duidelijk uit de summiere opbrengst van de interviews van Rick de Vries met politici: de noodzaak zich te verhouden tot Laudato Si’ als politiek-morele oproep ontbreekt. De Vries onderscheidt in dit deel van zijn studie tussen Laudato Si’ als milieukundig betoog, als manifest voor gelijke verdeling van de welvaart en als religieus document (123). Die onderscheiding is alleen politiek relevant als er geen christelijke pressie uitoefenende NGO’s zijn die Laudato Si’ als bron van morele legitimiteit hanteren en politici hiermee confronteren.
De hoofdvraag blijft dus onbeantwoord om drie redenen: ze is gebaseerd op een onjuiste aanname over de rol van morele legitimiteit in politieke visies, ze abstraheert van het verdampen van politieke ideologie en de gevolgen hiervan voor de sociale leer, en ze isoleert de visieontwikkeling van politici van fenomenen als sociale pressie. Ondanks deze beperkingen is de studie inhoudelijk de moeite waard, vooral door het eerste deel ervan (discoursanalyse).
Dr. A.H.M. (Fred) van Iersel doceert onder meer bijzondere moraaltheologie (sociale encyclieken) aan Fontys FHTL en social encyclicals from 1891 till present aan het International Institute Canon Triest the Gent (België) . Hij is ook bijzonder hoogleraar vraagstukken geestelijke verzorging bij de krijgsmacht en adviseur voor theologie en belkeid bij de Dienst Rooms Katholieke Geestelijke Verzorging bij de krijgsmacht.
Rick de Vries, Laudato Si’: Laat de Kamer zich bekeren? Uitgave van de Katholieke Vereniging voor Oecumene en de Konferentie Nederlandse Religieuzen (KNR) 2017, tweede druk mei 2018
foto’s:
linksboven: dr. Fred van Iersel
rechtsboven: engelise uitgave van encycliek van paus Franciscus Laudato Si
midden links: Rick de Vries (foto PBL)
onder rechts: omslag Laudato Si’, laat de Kamer zich bekeren