De mens als persoon – oosters-christelijke visies op menselijke waardigheid – Reeks Publiekslezingen

250px StJohnClimacus

De Katholieke Vereniging voor Oecumene en de Leerstoel “Orthodoxie, Mensenrechten, Vredesopbouw in Europa (PThU, Instituut voor Oosters Christendom, Nijmegen) organiseren dit voorjaar een reeks online publiekslezingen over het concept van menselijke waardigheid in de oorsters-christelijke tradities. De lezingenreeks gaat over inhoud, mogelijkheden en problemen van de oosters-christelijke antropologie ten aanzien van menselijke waardigheid en mensenrechten.

 

 

 

Programma

1 – 20 mei 2021, 17.00 uur:  “Theosis toen en nu” of “de mens als persoon”: oosters-christelijke concepten van menselijke waardigheid, Inleiding door prof. Alfons Brüning (Nijmegen/Amsterdam).

2 – 27 mei 2021, 17.00 uur: “Being as Communion” – De anthropologie van John Zizioulas, Metropoliet van Pergamon, Inleiding door zr. Hildegard Koetsveld osb (Oosterhout).

3 – 10 juni 2021, 17.00 uur: “Liefde voor God, Liefde voor de mens”: Maria Lot-Borodine, Moeder Mariia Skobtsova e.a., Inleiding door prof. Heleen Zorgdrager (PThU Amsterdam).

4 – 24 juni 2021, 17.00 uur: “Dichter, denker en mysticus: de mens in het Oriëntaals Christendom”,  Inleiding door dr. Kees den Biesen (Rome/Salzburg).

Achtergrond

Iedereen heeft het over menselijke waardigheid. Veel constituties beginnen met een quasi feestelijk beroep op de menselijke waardigheid als een pillar van de hierna volgende rechten en vrijheden. Ook de universele verklaring van de rechten van de mens van de VN in 1948 begint hiermee. Tevens is er, zeker sinds de VN-verklaring en de discussies die daaraan vooraf gingen, veel onduidelijkheid over de daadwerkelijke betekenis van “menselijke waardigheid”, waar deze door wordt bepaald, en hoe men ze zou kunnen definiëren. Het blijft een vage term, met concurrerende, soms elkaar uitsluitende definities, en soms blijft het zoals de filosoof Panagiotis Kondylis al in de jaren ’80 van de 20e eeuw stelde, een “lege formule”. Juristen, rechtsfilosofen en godsdienstfilosofen klagen over de praktische onbruikbaarheid van een begrip dat op alles lijkt te passen maar nergens concrete hulp voor beslissingen biedt. De enige consensus, die tot nu toe werd bereikt, is, dat iedereen – hoe dan ook – weet dat er zoiets als menselijke waardigheid bestaat. Anderzijds blijkt het echter onmogelijk om hiervoor een adequate verwoording te vinden die bestaande debatten zou kunnen beëindigen, en die tevens op een vruchtbare manier in de politiek, de jurisprudentie en de samenleving kan worden toegepast.

Westerse filosofie

De christelijke traditie heeft altijd een belangrijke bijdrage geleverd aan pogingen om de waardigheid van elke mens tot uitdrukking te brengen. Bijna altijd wordt hierbij uitgegaan van de Bijbelse omschrijving van de schepping van de mens door God naar Zijn beeld en gelijkenis (Gen 1, 26 etc.). Verschillende christelijke confessies hebben in de loop van de tijd hieruit ook verschillende definities afgeleid. In de Westerse filosofie leidde dit, vanaf de scholastiek tot de definitie van Immanuel Kant, en verder vaak tot een statische en abstracte definitie van gelijkheid, van individuele en onvoorwaardelijke waardigheid van elke mens. Maar in latere debatten binnen de betrokken disciplines zoals theologie, filosofie, rechtswetenschappen werd men het erover eens, dat het abstract individu – de mens per se, als het ware – alleen in een beperkte, en in dat geval normatieve manier recht doet aan het menselijk leven, met al zijn rijkdommen, maar ook handicaps, kwetsbaarheden, nederlagen, conflicten en situaties van verlies.

Oosters-christelijk perspectief

In deze context krijgen mogelijk andere benaderingen zoals  die vanuit de oosters-orthodoxe traditie een nieuwe actualiteit. Oosters-orthodoxe theologen en filosofen zijn het er altijd over eens geweest dat het abstract gedefinieerde individu onvoldoende weergeeft wat de mens is. Tegenover het westers subject zetten zij bewust de oosterse leer van de mens als persoon. Ook in het christelijk Oosten wordt er uitgegaan van het Bijbelse verhaal over de mens die “geschapen is als Gods evenbeeld”, maar de exacte vertaling uit het Hebreeuws, “naar Zijn beeld en gelijkenis” wordt zeer serieus genomen. Dat impliceert een aantal dingen die volgens oosterse denkers in het Westen vaak zijn verwaarloosd: allereerst, de act van het scheppen sticht tegelijk een relatie van “oerbeeld” en “afbeeld”, zonder welke het menselijk bestaan en leven niet te begrijpen zijn. Tevens is het niet alleen een oprichtende en definiërende relatie, maar ook een dynamische. Kort gezegd, het evenbeeld bestaat vanaf het begin, de gelijkenis moet echter nog worden verwezenlijkt en tot uitdruking komen in het menselijk leven. Voor de oosterse traditie staat de term van “theosis” (Grieks voor “vergoddelijking”) centraal, dus het idee dat de zin van het menselijk leven daarin bestaat dat in elke mens het evenbeeld van God groeit en zichtbaar wordt om hem of haar als het ware “goddelijk” en “gelijk aan God” te laten worden. Dat hij of zij is geschapen naar Gods beeld betekent voor elke mens een inwendig potentieel dat vraagt om manifest te worden.

Verschillen en raakvlakken

Vanuit deze visie kunnen zowel morele verplichtingen als vrijheden en rechten worden afgeleid. Enerzijds bestaat er een perspectief dat de nadruk legt op de verplichtingen tegenover dit potentieel, dat moet worden bewaard en bevorderd door een morele, spiritueel gewortelde levenswijze. Aan de andere kant wordt hieruit een dynamische opvatting van bijvoorbeeld de mensenrechten afgeleid, in de zin dat er voorwaarden moeten bestaan die het elke mens mogelijk maken zijn of haar door God geschapen potentieel te verwezenlijken. Op deze basis is er bijvoorbeeld meer aandacht voor de zo geheten tweede generatie van mensenrechten, waar het over voedsel en onderdak, opleiding en onderwijs, medische verzorging en andere dingen gaat die onontbeerlijke voorwaarden vormen voor een menselijk leven dat waardig kan worden genoemd.

Dit zijn slechts aanduidingen van mogelijkheden die de oosters-christelijke tradities wellicht bieden voor een meer adequaat verstaan van menselijke waardigheid. Tevens zijn aan dit perspectief ook problemen verbonden. Natuurlijk hebben opvattingen in Oost en West in veel opzichten hun raakvlakken. De ontmoeting met  het oosters christendom lijkt zeer geschikt om de verborgen schatten in de westerse tradities evenzeer opnieuw te ontdekken en naar voren te brengen.

De lezingenreeks gaat over inhoud, mogelijkheden en problemen van de oosters-christelijke antropologie ten aanzien van menselijke waardigheid en mensenrechten.

Opgave en kosten

De lezingen vinden plaats via zoom en beginnen steeds om 17.00 uur. Na de inleiding van 30 minuten is gelegenheid voor vragen en gesprek.

Deelname aan de lezingencyclus is gratis, maar een bijdrage in de kosten van € 5,– per lezing wordt op prijs gesteld. U kunt deze bijdrage overmaken op rekening NL97 INGB 0000 8019 19 ten name van Katholieke Vereniging voor Oecumene ovv Lezingencyclus Menselijke Waardigheid.

U kunt zich opgeven voor de cyclus, maar ook voor aparte lezingen via een email aan secretariaat@oecumene.nl van de de Katholieke Vereniging voor Oecumene.

Organisatie

Katholieke Vereniging voor Oecumene (KVO), ’s Hertogenbosch en Bijzondere leerstoel “Orthodoxie, Mensenrechten, Vredesopbouw in Europa”, PThU Amsterdam/IvOC Nijmegen