De afgelopen jaren is het diverse keren voorgekomen dat kerken, zonder het te willen, met ogenschijnlijk interne besluiten oecumenische relaties schade hebben toegebracht. Zo voerde de Rooms-Katholieke Kerk regels in voor aswoensdagvieringen die oecumenische aswoensdagvieringen waarin protestantse en katholieke voorgangers voorgaan en askruisjes uitdelen, feitelijk onmogelijk maakten. En zo wil de Protestantse Kerk in Nederland HBO-opgeleide kerkelijk werkers de titel ‘pastor’ gaan geven, een titel die in de Rooms-Katholieke Kerk sinds een aantal jaren nadrukkelijk voorbehouden is aan priesters.
Het gaat in deze gevallen geenszins om bewuste pogingen, de oecumene te dwarsbomen. Bovendien zal lang niet iedereen zich eraan storen, ook niet in de zusterkerk die je als benadeelde partij zou kunnen beschouwen. Maar in de praktijk, zo ervaar ik, fungeren dergelijke besluiten toch als speldeprikjes die irritatie oproepen en op die manier de oecumenische relaties geen goed doen.
Daarom zou ik willen pleiten voor de invoering van een oecumene-effectrapportage. Laten de kerken die zijn aangesloten bij de Raad van Kerken in Nederland met elkaar afspreken dat zij zich bij elk intern besluit afvragen of dat oecumenische consequenties heeft, en dat zij dit punt in de motivatie voor het besluit expliciet noemen. Als een besluit oecumenisch neutraal is, is de zaak daarmee afgedaan. Maar als een besluit oecumenische repercussies heeft, verplichten zij zich het niet definitief te maken alvorens het met de betreffende kerk(en) te hebben besproken.
Laat ik gelijk maar duidelijk zeggen dat het niet de bedoeling is, een hele bureaucratie op te tuigen. Het gaat om één simpele vraag, die door degenen die een besluit voorbereiden en formuleren moet worden gesteld en beantwoord. Ik besef natuurlijk dat wij dit in Nederland niet kunnen vastleggen voor besluiten die niet hier worden genomen, zoals Vaticaanse besluiten. Ik besef ook dat alleen het voorleggen van dergelijke besluiten in principe niet volstaat. Maar ik vermoed dat beide partijen zo veel goede wil naar elkaar toe hebben, dat zij in de praktijk nauwelijks meer besluiten zullen nemen die aanstoot geven aan de ander. En het zou ook wel eens kunnen dat een dergelijke afspraak ertoe leidt dat oecumenisch bewustzijn in de kerken meer vanzelfsprekend wordt.