De toekomst van geloofsgemeenschappen

rob

Met groeiende interesse heb ik het boekje ‘Herkerken, de toekomst van geloofsgemeenschappen’ gelezen. Het woord oecumene komt in het hele boekje niet voor, maar de schrijvers geven aan dat ze zich niet enkel tot hun eigen kerkgenootschap richten. Mensen die de PKN verlaten, hebben vaak vergelijkbare redenen als mensen die de R.K. Kerk verlaten.‘De toekomst van geloofsgemeenschappen’ is een onderwerp dat van vitaal belang is voor alle parochies en geloofsgemeenschappen in ons land.  

 

 

Ontevredenheid

Het boekje heeft nogal eens de stijl van een schotschrift, dat op een kerkdeur gespijkerd wil worden. Remmelt Meijer en Peter Wieringa betogen hoofdstukken lang dat veel geloofsgemeenschappen op een dood spoor zitten. De schrijvers voeden de ontevredenheid van de lezer door te wijzen op de concrete situatie waarin veel geloofsgemeenschappen zich bevinden. Dat klinkt misschien negatief, maar ze willen eenvoudigweg dat geloofsgemeenschappen de ogen openen voor de realiteit.

In hun analyse wijzen ze op de slecht bezochte kerkgebouwen, de reacties van afhakende (en ook blijvende !) kerkgangers en het gebrek aan contact met de omringende stads- of dorpsgemeenschap. Tegelijk zien ze dat er nogal eens angst is voor de boze buitenwereld en dat stroperige bestuursvergaderingen zonder resultaat blijven, omdat men de kool en de geit wil sparen.

9789055605774 600x943In de manier waarop de schrijvers zich uitdrukken, herken ik me als roomskatholiek niet altijd. Toch kunnen we zeker een vergelijkbare analyse op de R.-K. Kerk loslaten. Ook de Canadase priester Father James Mallon (God Renoveert, James Mallon) zegt dat we onze ontevredenheid moeten omarmen en dat we moeten krabben waar het jeukt. “We geloven niet dat verandering kan plaatsvinden zonder de pijn of het verlies onder ogen te zien”, schrijven Meijer en Wieringa (blz 81). En ook Paus Franciscus geeft de noodzaak van een nieuwe aanpak aan: “Wij moeten echter erkennen dat de oproep tot herziening en vernieuwing van de parochies nog geen voldoende vruchten heeft gegeven. (Evangelii Gaudium, 28).”

Herbronnen

De schrijvers geven uitdrukkelijk aan dat ze het aantal Bijbelcitaten en theologische beschouwingen beperken. Toch is het niet vreemd dat de theoloog Samuel Lee de term ‘herbronnen’ gebruikt om het boekje te karakteriseren. De titel ‘Herkerken’ lijkt er immers van afgeleid. Aanvankelijk stoorde ik me aan de smalle Bijbelse en theologische basis voor deze herbronning. Dat wordt veroorzaakt door het vaak herhaalde gebod “Heb lief”, het refrein van het onderwijs van Jezus (blz 99). De schrijvers vinden in dit gebod duidelijk een missie voor de toekomst van de geloofsgemeenschappen. Als lezer vind ik het merkwaardig dat nergens wordt aangegeven dat het een ‘dubbelgebod’ betreft: God liefhebben en je naaste als jezelf. Ook al spreekt de intuïtie mij aan: “De kerk als oefenplek. Een broedplaats waarin naar allerlei manieren gezocht wordt om die liefde met de ander vorm te geven.”(blz 101) Maar ik denk er dan wel achter: En de liefde voor de God…!  Maar hoe dan deze missie vind ik zeker zo goed te verdedigen als het ‘leerlingen maken’ van Fr. James Mallon en hij is zeker makkelijker te communiceren met de geloofsgemeenschappen.

In ‘Herkerken’ kom je overigens echt wel meer Bijbels en theologisch fundament tegen dan het steeds herhaalde ‘Heb lief’. En in het boekje wordt wel degelijk meermalen gesproken over Gods liefde voor ons. (blz 11 e.a.)

De kritische notities over de dominante plaats die kerkgebouwen in onze geloofsgemeenschappen hebben, zijn theologisch onderbouwd. Als roomskatholiek zou ik hier graag over willen doorpraten. Ik voel mis ook belangrijke overwegingen. Wel zie ik dat de eenzijdigheid van de schrijvers op de ene pagina (Volgens ons zijn kerkgebouwen niet ons geestelijk huis, blz 34), genuanceerd wordt door uitspraken op de volgende bladzijde (Wat is thuiskomen voor ons en in hoeverre helpen onze gebouwen daarbij? blz 35).

Over het gehele boek zijn korte theologische beschouwingen die wat mij betreft meer aandacht en accent hadden mogen krijgen, maar wellicht zou het de opzet van de schrijvers schaden. Dat heeft echter wel tot resultaat dat ik mij als Rooms Katholiek op mijn hoofd moest krabbelen bij teksten als: “Het gaat uiteindelijk niet om de kerk. Het gaat om Gods nieuwe wereld en om nieuw leven in Jezus.” (blz 25)

Definieer ‘kerk’, denk ik dan, want ik beluister hier een instrumentele opvatting van kerk, terwijl ik als katholiek uitga van een sacramentele opvatting van kerk. Ook lees ik: “… dat het kloppend hart niet de zondagse eredienst is, maar de gemeenschap rond het evangelie van Jezus”. Maar de eucharistie is toch ‘bron en hoogtepunt van heel het christelijk leven’, denk ik dan als katholiek. Toch, wanneer je heen en weer bladert, ontdek je dat Meijer en Wieringa niet zozeer de zondagse eredienst willen opofferen, maar dat ze vooral tasten naar vormen om de boodschap van het evangelie bij mensen te krijgen.Rooms Katholieken, ook als ze de eucharistie zien als bron en hoogtepunt, zullen zich zeker ook moeten richten op andere vormen van kerk-zijn dan de eucharistie. Zoals ook Paulus aan de christenen van Korinte schrijft: “Ik heb u melk gegeven, geen vast voedsel; daar was u niet aan toe. En ook nu nog niet…” (1 Kor. 3,2). De Katholieke theologie biedt daar allerlei aanknopingspunten voor.

De parochie als kerkordeningsmodel

Wanneer we als roomskatholieken een afstand voelen tot de handreikingen van de beide schrijvers zegt dat misschien wel iets over de beperkte manier waarop we de katholieke traditie weten te benutten voor onze kerkvernieuwing. Paus Franciscus geeft in Evangelium Gaudii (28) aan, dat we veel meer met het model parochie kunnen doen: “De parochie is geen structuur in verval; juist omdat zij een grote kneedbaarheid heeft, kan zij heel verschillende vormen aannemen die de bereidwilligheid en de missionaire creativiteit van de herder en de gemeenschap vereisen.” En vervolgens geeft de paus aan waar de parochie hoort te zijn: “te midden van de huizen van haar zonen en dochters”.

Ook Paus Franciscus prikkelt de r.-k. gelovigen wanneer hij de kerk een veldhospitaal noemt. Hij stimuleert het creatief denken door aan te geven dat je een garagebox zou kunnen huren om de kerk in een wijk present te stellen. De schrijvers van ‘herkerken’ zelf geven het voorbeeld van een geloofsgemeenschap waar ze in de coronatijd met een bakfiets de wijk ingingen om mensen in heel kleine groepjes op straat samen te brengen rond een kop koffie of thee.

Vanuit de missie ‘Heb lief’ (God én je naaste als jezelf) zullen protestantse, evangelische en katholieke gemeenschappen alle mogelijke creatief moeten inzetten om met nieuwe vormen de toekomst in te gaan.

Betekenis voor de oecumene

In de oecumenische traditie is door veel kerken gezien dat de eenheid van de kerken van belang is voor de geloofwaardigheid en missie van de kerk in de wereld van vandaag. Nu in veel kerken wordt nagedacht over kerkvernieuwing, missie en evangelisatie, mag de oecumene dan ook niet vergeten worden. Als Rooms Katholiek herken ik me niet altijd in de stellingen van Meijer en Wieringa, maar ik herken me heel duidelijk in de problemen die ze beschrijven. Ook in de creatieve ideeën die ze aanleveren, zie ik allerlei aanknopingspunten met het katholieke denken sinds het Tweede Vaticaans Concilie. Sterker: Een oecumenische dialoog zou het hele proces van kerkvernieuwing, missionaire kerk en evangelisatie kunnen verdiepen en verbreden.  

Het schotschriftkarakter van het boekje biedt de kans om deze dialoog niet alleen met zorgvuldigheid, maar ook met lef te voeren. Ik vermoed dat een aantal thema’s die al 60 jaar in de oecumenische dialoog worden belicht in een nieuwe glans zullen terugkeren. Deze thema’s zullen klinken tegen het decor van actualiteit en toekomst en naadloos aansluiten bij de alledaagse pastorale praktijk.

Herkerken, de toekomst van geloofsgemeenschappen, Remmelt Meijer & Peter Wieringa, Vuurbaak 2021

Rob van Uden, diaken en bestuurslid van de katholieke Vereniging voor Oecumene