In het derde en voorlopig laatste debat, dat op 23 april in het kader van Refo500 in een volle Augustijnenkerk in Dordrecht werd gehouden, kwamen de vervloekingen tussen Rome en Reformatie uitgebreid aan de orde. Debatleider Andries Knevel daagde de debaters uit en wist hen duidelijke uitspraken te ontlokken.
Op het debat was een grote schare afgekomen. Aan het begin van de avond beloofde Andries Knevel de bezoekers een onderhoudende avond in een ontspannen sfeer. Dit ondanks de zwaarte van het aangekondigde thema ‘Verstarring’. Zoals in voorgaande debatten kregen de sprekers eerst gelegenheid hun posities te markeren.
Oproep tot eenheid
Antoine Bodar veegde meteen de vloer aan met de vraagstelling van de avond waarin gesuggereerd lijkt te worden dat de Kerk ten onder gaat. ‘Groter onzin heb ik nooit gehoord. De Kerk zal niet ten onder gaan’, betoogde hij met een beroep op Schriftteksten. De verstarring van de Kerk is volgens hem vooral een gevolg van de verdeeldheid. 500 jaar Reformatie is geen reden voor een viering, maar wel iets om te herdenken. Knevel ondervroeg Bodar kritisch op de waardering van de Katholieke Kerk voor de Protestantse Kerk. Bodar legde uit dat hij met Kerk doelt op de ene Kerk van Christus die orthodoxen, katholieken en protestanten insluit. ‘Daarom is de eenheid van de Kerk zo belangrijk. Protestanten hebben een ander begrip van kerk dan katholieken en wij nodigen protestanten uit om vooral te zien hoe belangrijk de kerkleer is.’
Catechismus blijvend actueel
Ds. Wout Harinck, predikant van een bloeiende gereformeerde gemeente in Moerkapelle, vertolkte een stevig reformatorisch standpunt. Wel degelijk is er sprake van verstarring, betoogt hij. Er is vervlakking binnen de kerken van de Reformatie, verdeeldheid, schraalheid van het geestelijk leven, het ontbreekt aan een verborgen omgang met God, de rechtvaardiging van de goddeloze staat veel te weinig centraal. ‘De geloofsafval raakt mij diep en beschouw ik als een schuld en een oordeel van God’. Daartegenover plaatst hij de blijvende en actuele betekenis van de Heidelbergse Catechismus die een geschenk van God was en die protestanten kan verbinden vanuit de kern van het christelijk geloven. De Catechismus is mild jegens lutheranen en doopsgezinden, scherp naar katholieken. Harinck stelt dat de vervloeking van de paapse mis geen vloek is over mensen, maar betrekking heeft op de rooms-katholieke leer. Hij benadrukt het verschil tussen de Reformatie en Trente inzake de heilsbemiddeling.
Ook voor hem heeft Andries Knevel een leuke vraag in petto: ‘Wat doet de gereformeerde gemeente eigenlijk zelf voor de eenheid van protestantse kerken? Is het geen lippentaal? We vinden het toch niet zo erg die verdeeldheid? Harinck erkent dat er ook aan lippendienst gedaan wordt, maar niet alleen.
Kansen voor de Kerk in de marge
Ds. Arjan Plaisier, scriba de PKN, legt een zestal stellingen voor over de staat van de Kerk. Als de Kerk als instituut voorbij is, is het ook met de Kerk over. De Kerk is door Christus gesticht en Hij heeft beloofd dat ze zal blijven. Het is bijna een mantra geworden om te zeggen dat de kerk verstard is. Iedereen spreekt elkaar na. Laten we niet vergeten dat wij ook zelf kunnen verstarren en dat we ontrouw kunnen worden aan het geloof en aan Gods Geest die leven geeft. De Reformatie was een protest tegen de toenmalige verstarring, maar is helaas buiten de kerk gekomen. We kunnen de geschiedenis niet terugdraaien, we kunnen wel vooruit. Niets doen is geen optie, een vloek in ruste is des duivels oorkussen, er is lef nodig om met goede vormen door te gaan. De uitdaging is om de kerk te laten ontstaan op plekken waar mensen zijn. De Kerk in het Westen is een kerk in de marge. In de marge is er ruimte om terug te keren tot de levende Heer.
‘Ik weet dat u er niet van houdt, maar ik wil toch vragen hoe we die vervloekingen nu moeten verstaan. Hoe zit het met vraag 80’, vraagt Knevel. ‘Ik heb nooit over die zondag gepreekt’, antwoord Plaisier. ‘Ik heb die zondag altijd overgeslagen’. Wat het geloof in de Eucharistie betreft, legt Plaisier uit dat Rome en Reformatie elkaar ontmoeten in de opvatting dat Christus zelf zich in de tekenen van brood en wijn meedeelt. Het idee dat de mis een herhaling van het offer van Christus is zoals de HC zegt, klopt niet met de uitleg van Rome. Anderzijds is het niet nodig om veranderingen aan te brengen in de HC, omdat de we in de PKN niet gebonden zijn om alles van a tot z over te nemen. We zijn een levende traditie. Knevel toont zich verrast door het antwoord van Plaisier. ‘Betekent dat dat de strijd van de 16e eeuw over de wijze van tegenwoordigheid nu niet meer relevant is? Plaisier antwoordt dat Calvijn dichter bij Rome dan bij Zwingli staat.
Een ander geluid
Dr. Manuela Kalsky, bijzonder hoogleraar aan de VU (Schillebeeckx leerstoel) vergelijkt de antagonismen uit de 17e eeuw met die van de 21e eeuw. Het wij-zij denken in ons land heeft een lange geschiedenis. Er is een zondebok nodig om de problemen in eigen kring op te lossen. In de 17e eeuw waren dat de remonstranten, vandaag zijn het de moslims. Er tekenen zich in onze tijd nieuwe antagonismen af tussen chirstenen en moslims, tussen gelovigen en ongelovigen. Veel Nederlanders hebben de kerken de rug toegekeerd en maken hun eigen zoektocht naar spiritualiteit. Kalsky vraagt ‘wie heeft nu eigenlijk wie verlaten?’ De kerken de mensen of de mensen de kerken? Ze hekelt de neerbuigendheid van de kerken jegen de mensen en de intolerantie jegens andersdenkenden. Zer daagt kerken uit om een andere verhouding tot de traditie te zoeken. In traditie gaat het om het doorgeven van het vuur, niet om het aanbidden van de as. In 1618 vond in Dordrecht een roemrijke synode plaats. Wat zou het goed zijn als in 2018 in Dordrecht de eerste inter-levensbeschouwelijke synode in Nederland zou plaatsvinden.
‘Dienen kerken in hun credo andere levensbeschouwingen op te nemen?’, vraagt een licht verbaasde Knevel. ‘Wij gaan niet van het leergezag uit, maar we vertrekken vanuit het perspectief van de zoekende mens. We gaan niet uit van de leer, maar in het Nieuwe Wij zoeken we naar het goede leven voor allen’, antwoordt Kalsky
Debat
In het panelgesprek stelt Knevel twee thema’s centraal: het offerkarakter van de Eucharistie en de rechtvaardigingsleer. Harinck houdt gedurende het hele debat strak vast aan de opvatting dat de Katholieke Kerk leert dat de mis een herhaling is van het offer van Christus. Hij kan het echter niet in zijn meegebrachte teksten aanwijzen, wat hem op een felle reactie van Bodar komt te staan. ‘Herhaling offer komt niet voor. Het gaat over tegenwoordigstelling van het ene offer’. Plaisier is dat eens met Bodar en ziet op dit punt geen wezenlijke verschillen tussen katholieken en protestanten. Dat is Bodar dan weer niet met hem eens, omdat niet zo maar iedereen het ‘Hoc est corpus’ kan uitspreken, maar dat dit gebonden is aan apostolische successie en ambt. Voor Kalsky is het allemaal een achterhoedediscussie die mensen in Nederland niet kan boeien. Ze wil het graag hebben over de positie van vrouwen in de Kerk en over de mogelijkheden om als christenen de rituelen samen te vieren. ‘Vrede’, zo betoogt ze met Jonathan Sachs, ‘is een hogere waarde dan waarheid’.
Hoe zit het nu met de rechtvaardigingsleer? vraagt Knevel aan Bodar. Zijn werken noodzakelijk om het heil te verwerven, of volstaat het geloof? Bodar legt uit dat de Katholieke Kerk sinds Trente veranderd is. ‘Wij kennen elkaar zo slecht, het lijkt net alsof Vaticanum II niet geweest is’. Op 31 oktober 1999 bereikten de Lutherse Wereldbond en de Pauselijke Raad voor de Eenheid overeenstemming over het verstaan van de rechtvaardigingsleer. Daardoor zijn we dichter bij elkaar gekomen. En hij voegt eraan toe: ‘ik betreur die veroordeling van Trente van de rechtvaardigingsleer zeer.’ ‘En wat artikel 80 betreft, laat dat maar staan, het verhoogt ook het amusement.’
In het laatste half uur van het debat is het woord aan het kerkvolk. Er komen vele vragen. Bij een discussie over vrouwen in het ambt, ontdekt Knevel een conctie tussen Bodar en Harinck die het op dit punt weer eens lijken te zijn. ‘Het gaat ook niet om de sdcheiding tussen protestanten en katholieken, maar om de scheiding tussen orthodoxen en vrijzinnigen’, zegt Bodar. Plaisier laat dit niet zo maar lopen en betoogt dat het besluit om vrouwen tot het ambt toe te laten met een beroep op de Schrift kan worden verantwoord. Want was Maria Magdalena niet de eerste getuige van de verrijzenis? Ook is er voor iedereen ruimte in de Kerk, zo stelt hij.
Een van de laatste vragenstellers vindt dat het gesprek veel te veel over zaken van de leer is gegaan. Hij had verwacht en gehoopt dat de sprekers een getuigenis van hun geloof zouden geven vanuit artikel 1 van de Heidelbergse Catechismus. Plaisier voelt zich aangesproken en brengt onder woorden hoe zijn leven staat of valt met de relatie met Christus tot wie hij behoort. Knevel voegt daar aan toe dat hij zelf helemaal niet somber is over de toekomst van de Kerk en vooral geraakt wordt door de nieuwe generatie jongeren die met overgave vanuit het Evangelie wil leven.
In het slotaccoord komen de vier sprekers nog een keer terug.
Manuela Kalsky bepleit als protestantse theologe die voor de Dominicanen werkt de samenspraak van de katholieke en protestantse tradities
Wout Harinck onderstreept nogmaals de schat van de Heidelbergse Catechismus en citeert Hermann Friedrich Kohlbrugge: ‘Werp het Woord en je zult wonderen zien’.
Antoine Bodar stelt dat eerlijk voor je geloof uitkomen het beste werkt en dat in bescheidenheid en nederigheid dient te gebeuren.
Arjan Plaisier waarschuwt tegen een verplatting van het geloof en hoopt dat 3/4 van de gezamenlijke geschiedenis van katholieken en protestanten ons nader bij elkaar kan brengen door ontvankelijkheid, nederigheid en deemoedigheid.
Andries Knevel sluit de debatavond af. Hij verwijst naar zondag 23 ‘Hoe ben ik rechtvaardig tegenover God’ die hem dierbaar is uit de HC en besluit de avond met een dankgebed