Sinds een paar maanden rommelt het in de Duitse oecumene. Om heel eerlijk te zijn doet het dat al wel wat langer [1], maar sinds mei 2014 is het oecumenische hek van de dam. Aanleiding is de publicatie door de Evangelische Kirche in Deutschland (EKD) [2] van het boekje “Rechtfertigung und Freiheit” (NL: Rechtvaardiging en Vrijheid, hieronder RuF genoemd). Deze tekst wil een voorbereidende mijlpaal zijn op de weg naar de 500e verjaardag van de Reformatie die in 2017 op wereldschaal gevierd/herdacht gaat worden [3].
In het geschrift wordt geprobeerd de oorspronkelijke boodschap van de Lutherse hervorming naar de 21e eeuw toe te vertalen en voor hedendaagse gelovigen en ongelovigen verstaanbaar en geloofbaar te maken. Dat proberen de schrijvers aan de hand van de beide woorden rechtvaardiging en vrijheid. Rechtvaardiging van de zondige mens door God, uit liefde en pure genade… die bevrijding is van de gelovige mens uit onheil en uit het bedrukkende zondebesef dat het eind van de middeleeuwen zo kenmerkte.
rechtvaardiging en vrijheid
Zij stellen vast dat rechtvaardiging het hart van de lutherse hervorming is. “Articulus stantis et cadentis ecclesiae” noemde Luther het: het artikel waarme de Kerk staat of valt, al is het opvallend dat deze beroemde zin in het boekje niet voorkomt!
De jonge augustijner monnik Maarten Luther (hij heette toen nog Luder!) had een groot zondebesef. Dit was zo groot dat zijn biechtvader Johann von Staupitz, die een belangrijke rol in de geloofsontwikkeling van Luther speelde, Luther – tevergeefs – poogde te bedaren.
Dit veranderde pas toen Luther – zo beschrijft hij het zelf zo’n 30 jaar later, maar over de historische betrouwbaarheid ervan wordt door historici druk gespeculeerd – in de Romeinenbrief een voor hem bevrijdende, paulijnse theologie tegenkwam. Voor Luther viel dat bevrijdende inzicht samen te vatten in de volgende zin: “De gerechtigheid van God wordt in [het Evangelie] geopenbaard” (Rom. 1, 17).
Door zijn studie van de Romeinenbrief – Luther is op dat moment professor in het Nieuwe Testament – komt hij tot de ontdekking “dat het niet de menselijke prestatie is die voor God aanspraak op heil bewerkt”, maar dat “God zich uit genade zich tot de mensen toewendt” (RuF p. 27). Wij zijn gerechtvaardigd door God, uit pure genade.
Dit stond in tegenspraak met veel van de toenmalige religieuze voorstellingen die Luther om zich heen zag. Die voorstellingen werden veelal gedomineerd door het idee dat God alle mensen rekenschap vraagt, en het persoonlijke heil van “goede werken” afhangt. Dit persoonlijke heil kon verder ook door zogenaamde aflaten worden verworven – zowel voor zichzelf, als voor inmiddels overleden naasten.
De lutherse rechtvaardigingsleer is dus niet alleen bevrijding uit persoonlijk onheil, maar ook bevrijding uit een bedrukkend zondebesef die hem en zijn tijdgenoten in een grote, bedrukkende en bedreigende onzekerheid over hun persoonlijke heil wierpen. “Omdat de rechtvaardiging mensen bevrijdt, kan die rechtvaardiging met het woord vrijheid uitgelegd worden” (RuF p. 32). En de tekst wijst erop dat de term vrijheid niet op moderne wijze, maar op bijbelse wijze, als “door God geschonken vrijheid” geïnterpreteerd dient te worden.
Rooms-katholieke kritiek
De EKD-tekst lag al snel onder vuur. Naast sommige lutherse historici die de tekst te theologisch vonden, kwam de kritiek op het 112-pagina’s tellende document vooral van een katholieke kardinaal, een bisschop en twee theologen.
De eerste die zijn verontwaardiging kenbaar maakte was kardinaal Walter Kasper, de voormalige voorzitter van de Pauselijke Raad voor de Eenheid van de Christenen. Hij wond zich vooral op over het feit dat de Gezamenlijke Verklaring over de Rechtvaardigingsleer niet in de tekst genoemd werd.
Deze historische Verklaring, een mijlpaal in de geschiedenis van de oecumene werd op 31 oktober 1999 door de Lutherse Wereldfederatie en het Vaticaan in Augsburg (Duitsland) ondertekend. Lutheranen en rooms-katholieken stelden vast dat er op dit belangrijke punt van de rechtvaardigingsleer – waar de hele lutherse Reformatie mee begon – geen wezenlijk verschil (meer) bestond, ondanks alle verschillen in spraakgebruik en conclusies die beide tradities eruit trekken.
Waarom wordt die zo belangrijke tekst verzwegen in een boek dat juist over de rechtvaardiging gaat, vroeg Kasper zich af.”Ik kon het niet geloven, dat heeft me pijn gedaan”. Probeerden de lutheranen zich terug te trekken op eigen erf en poogden zij er zo, ondanks eerdere toezeggingen, toch een intern triomfalistisch protestants feestje van te maken?
Kasper ging zelfs verder in zijn kritiek: “Zijn we in Duitsland ècht inmiddels zo ver, dat de simpele verwijzing naar een belangrijk oecumenisch document voor de gemeenschappen in de EKD al een probleem vormt? Als dat inderdaad het geval is, dan moet de EKD zich afvragen of zij nog een serieuze oecumenische partner zijn wil.”
De altijd milde Duitse bisschop Gerhard Feige (bisschop van het bisdom Magdeburg waarin alle belangrijke Luther-steden liggen, en onlangs door paus Franciscus in de Pauselijke Raad voor de Oecumene benoemd), verantwoordelijk voor de oecumene binnen de Duitse bisschoppenconferentie, sprak over “een gemiste kans”.
Theologen
Naast beide bisschoppen waren ook twee vooraanstaande katholieke oecumene-specialisten erg kritisch op het document. Peter Neuner wijst op een aantal vreemde uitspraken, die een kritische herlezing door een katholiek theoloog gemakkelijk had kunnen voorkomen. Wolfgang Thönissen, directeur van het oecumenisch instituut in Paderborn, gaat echter een stap verder en spreekt over een “annulering van alle oecumenische gesprekken uit de laatste 10 jaar”. Volgens hem probeert de tekst niet om “centrale overtuigingen van de Reformatoren op historiche gronden te reconstrueren en dan voor vandaag verstaanbaar te maken, maar om haar voor een protestantse oriëntering te instrumentaliseren”.
Heeft dat alles misschien toch te maken met het feit dat Christoph Markschies, vooraanstand Berlijns theoloog en kerkhistoricus en voorzitter van de werkgroep die de tekst schreef, één van de 250 tegenstanders van de Gemeenschappelijke Verklaring uit 1999 was? Deze theologen vonden dat de Lutherse Wereldfederatie teveel aan de rooms-katholieke Kerk toegegeven had. Dat verklaart wellicht het één en ander. Waarom vroeg de EKD juist hèm om de tekst te schrijven?
Bijval
Toch krijgt de tekst ook bijval, ook uit katholieke hoek.
Allereerst moet men eerlijk toegeven dat kardinaal Kasper een beetje overdrijft en de zaak op de spits drijft. Op pagina 22 wordt duidelijk aangegeven dat de 500 jaar niet eenzijdig gevierd kan worden, maar dat de rooms-katholieke Kerk daarin een wezenlijke partner moet zijn.
Verder staat op pagina 39 dat met de rooms-katholieke kerk “de rechtvaardigingsleer gezamenlijk geformuleerd kan worden”, maar dat tegelijkertijd “kerkscheidende verschillen over ambt en sacramenten blijven bestaan”. Het eerste deel van die zin is een overduidelijke verwijzing naar de Gezamenlijke Verklaring uit 1999, ook al wordt die niet in de voetnoot genoemd.
Tenslotte staat er in de conclusie, op pagina 109 dat in 2017 alle protestanten in de hele wereld “de boodschap van de in de rechtvaardiging gegronde vrijheid als Feest van Christus vieren”. 500 Jaar Reformatie moet dus een Christusfeest worden, en niet in de eerste plaats een Luther-feest. Dat is verheugend!
De tekst gaat echter nog verder: “Protestanten doen dat gezamenlijk met hun rooms-katholieke en orthodoxe geloofsgenoten, in een door vele oecumenische gesprekken gegronde zekerheid, dat allen samen – ondanks alle onenigheid en schisma’s – de gemeenschappelijke basis van het Evangelie van Jezus Christus kunnen erkennen”. Uit luthers oogpunt gaat het hier overduidelijk over de rechtvaardigingsleer.
Hier kan men niet anders dan Heinrich Bedford-Strohm, de lutherse bisschop in Beieren, gelijk geven wanneer hij zegt dat hij toen hij de kritiek van Kasper las hij “van verbazing in de ogen wreef” en zich “afvroeg wat er in hemelsnaam aan de hand is”. Weliswaar vindt hij ook dat de “schat aan oecumenische vruchten” in het vervolg beter zichtbaar moeten zijn in belangrijke EKD-teksten, maar inhoudelijk is deze tekst volgens hem volstrekt in overeenstemming met de Gemeenschappelijke Verklaring.
De rooms-katholieke Freiburgse theoloog Markus Striet gaat echter in het laatste nummer van de befaamde Herder Korrespondenz verder. Hij stelt allereerst – net als Bedford-Strohm – vast dat de manier waarop de tekst de rechtvaardigingsleer beschrijft geheel in overeenstemming is met wat er in de Gemeenschappelijke Verklaring staat en dat de kritiek op het feit dat deze Verklaring niet genoemd wordt overdreven is.
Maar volgens hem is misschien het eigenlijke, grootste probleem wel dat de EKD-tekst over vrijheid
spreekt zoals de rooms-katholieke Kerk dat niet gewend is. Ligt misschien het eigenlijke probleem aan rooms-katholieke kant, zo vraagt hij zich af. Misschien is het grote probleem wel dat de RK-Kerk de vrijheid van de moderne mens nog niet weet te accepteren, en dus argwanend naar meer liberale protestantse kerken kijkt?
De Duitse discussie is nog niet ten einde. Tot 2017 zijn er nog flinke hobbels te nemen. Dit was er eentje, een Duitse [4] en een flinke. Misschien volgende keer beter? oecumenischer? evangelischer èn katholieker?
___________________________________________________
VOETNOTEN
[1] Een belangrijk keerpunt is het jaar 2000, toen het Vaticaan – in de persoon van het toenmalige hoofd van de Congregatie voor de Geloofsleer, kardinaal Ratzinger (de latere paus Benedictus XVI) – de tekst met de titel Dominus Iesus publiceerde. In die tekst werd onder andere duidelijk gemaakt dat de protestantse Kerken feitelijk geen Kerk zijn. Dat zette bij veel protestanten kwaad bloed, ondanks het feit dat de toenmalige voorzitter van de Pauselijke Raad voor de Oecumene zijn uiterste best deed om de scherpe kantjes eraf te halen.
[2] De EKD is een gemeenschap van 20 Duitse, vaak geografisch afgegrenste protestantse kerken, waarin voornamelijk de lutherse traditie, maar ook de gereformeerde traditie, vertegenwoordigd is.
[3] Sommige protestanten vieren graag. Sommige katholieken vinden dat er niets te vieren valt, en gedenken liever. Daarover misschien in een volgend artikel meer! 31 Oktober 1517, de dag waarop volgens de overlevering Maarten Luther zijn 95 stellingen aan de kerkdeur in Wittenberg spijkerde, wordt symbolisch het begin van de Reformatie genoemd. Op deze symboliek is historisch wel het een en ander af te dingen.
[4] De relatie tussen de Lutherse Wereldfederatie ‘(LWF) en de Rooms-Katholieke Kerk (het Vaticaan) op universeel niveau loopt veel minder stroef dan de luthers/rooms-katholieke oecumene in Duitsland.