[Een sterk ingekorte versie van dit artikel verscheen op maandag 15 september in het Nederlands Dagblad. De daar gepubliceerde delen staan hieronder vet afgedrukt. Je kunt dus ook gewoon slechts de vet afgedrukte delen lezen als je niet veel tijd hebt! Enkele voetnoten zijn toegevoegd. ]

________________

“Wat doen we met de paus”? Die vraag staat centraal in een nieuwe ronde van de dialoog tussen “Rome” en de Oosters-Orthodoxe Kerken.

Een doorbraak zit er niet in. De orthodoxen zijn vooral onderling verdeeld. Maar achter deze vraag schuilt de vraag naar hoe we in de 21e eeuw Kerk willen zijn.

____________________________________

Kardinaal Koch, de Vaticaanse ‘minister voor Oecumene’, zei ooit dat rooms-katholieken cultureel gezien dezelfde taal spreken als de Kerken van de Reformatie, maar dat ze theologisch dichter bij de Oosters-Orthodoxe Kerken staan.

Deze culturele kloof is zonder twijfel één van de redenen waarom de oecumenische dialoog tussen de rooms-katholieke Kerk en de orthodoxe Kerken zo stroef verloopt.

Vandaag (15 september 2014) begint in Amman (Jordanië) de dertiende zitting van de officiële dialoogcommissie tussen beide Kerken [1] en op de agenda staat het meest explosieve twistpunt: de plaats van de bisschop van Rome binnen één verhoopte verzoende Kerk.

Kardinaal Müller, hoofd van de Congregatie voor de Geloofsleer, zei onlangs (misschien wat overmoedig) dat dit het enige punt is dat katholieken en orthodoxen nog scheidt. Er staat echter voor beide zijden heel wat op het spel: theologisch én politiek. En de sterren lijken weer niet erg gustig te staan.

Zo liet de patriarch van Moskou zich een paar maanden geleden uiterst kritisch uit over het idee van een primaatschap van de bisschop van Rome, en sowieso over de katholiek-orthodoxe dialoog. Kardinaal Koch, in de hoedanigheid van co-voorzitter van de commissie, stelde betreurd vast dat deze kritiek van een zo hoog geplaatste orthodoxe autoriteit zonder twijfel een negatieve invloed op het vervolg van de dialoog zal hebben.

Voor westerse christenen – van protestantse snit, maar ook voor veel katholieken – is deze discussie met al haar implicaties en complexiteit vaak slecht te volgen. Toch is het ook voor hen de moeite waard om zich erin te verdiepen. De voortgang van deze dialoog die de RK-Kerk met de Orthodoxie voert gaat zonder enige twijfel ook belangrijke gevolgen hebben voor de dialoog met met de “Kerken van de Reformatie”.

.

EERSTE MILLENIUM

Gedurende drie eerste eeuwen organiseerden de plaatselijke christelijke gemeenschappen zich rond een episkopè (later vertaald met “bisschop”). Zijn rol was het om een geloofsgemeenschap in haar kerkelijk leven voor te zitten (pre-sidere), uit naam van Christus. Deze bisschop werd door de gemeenschap gekozen en werd door de bisschoppen van de omringende bisschoppen gewijd. Hij had dus geen autoriteit over de Kerk, maar in de Kerk. Zij lieten zich bijstaan door hun priesters en diakens. [2]

Orthodox-PatriarchsLangzaamaan werden echter bepaalde bisschopszetels belangrijker geacht dan andere. Jeruzalem werd vanaf het begin erg gewaardeerd, maar Rome – de plaats van de martelaren Petrus en Paulus – naam die functie al snel over. [3] Zo spreekt reeds Irenaeüs van Lyon (bisschop van deze stad van 177 tot 202 toen hij de marteldood stierf), zelf afkomstig uit het Oosten, over “de zeer grote, zeer oude, en door allen gekende Kerk, gesticht en opgericht te Rome door de eerbiedwaardige apostelen Petrus en Paulus”. [4]

Al snel organiseerden deze Kerken zich in provincies (vaak eparchie genoemd). De bisschop van de belangrijkste stad werd de voorzitter van deze kerkprovincies en van de door hen georganiseerde, regalmatige synodes/concilies. In 325, concilie van Nicea (bijeengeroepen door keizer Constantijn) werd deze organisatie, parallel aan de politieke organisatie, voor de Kerk voorgeschreven.

De toenmalige bewoonde (christelijke) wereld werd in vijf patriarchaten opgedeeld (en deze opdeling werd in 545 door keizer Justinus officieel bekrachtigd): vier in het Oosten (Constantinopel, Alexandrië, Antiochië, Jeruzalem), en één in het Westen (Rome). De “Patriarch van het Westen” werd door de anderen erkend als primus inter pares, de eerste onder de gelijken.

Concreet had de paus weinig macht. Zijn rol was vooral spiritueel en symbolisch, zijn gezag voornamelijk moreel. Bisschoppen werden veelal gekozen: door het gelovige volk, door de priesters en diakens of door de bisschoppen van de omliggende bisdommen. De paus was allereerst servus servorum Dei, dienaar van de dienaren Gods: ten dienste van de eenheid van geloof en Kerk.

Bij de verkiezing van een nieuwe patriarch, werden de andere patriarchen over de keuze ingelicht, die daarop de communio (kerkelijke gemeenschap) tussen hun beide patriarchaten (en dus met de daartoe behorende bisdommen) bevestigde. Tot het breukjaar 1054 werd de bisschop van Rome ook in de officiële orthodoxe liturgieën genoemd.

.

TWEEDE MILLENIUM

Toen in dat jaar de breuk tussen de Oosterse en de westerse Kerk definitief werd [5], gingen beiden hun eigen weg.

Vanaf de elfde eeuw ontwikkelde zich de westerse Kerk (later rooms-katholieke Kerk genoemd) meer en meer tot een welhaast monarchisch instituut. De bisschop van Rome bleef niet vooral en vooreerst bisschop onder de bisschoppen, maar werd steeds meer bisschop boven de bisschopen werd.

De grote Franse theoloog Yves Congar spreekt over een “tournant ecclésiologique” (ecclesiologische wende) in de 11e eeuw. Zo werd in de 12e eeuw de pauselijke titel “plaatsvervanger van Petrus”, vervangen door “plaatsvervanger van Christus”.

In het eerste millenium had de paus dus een driedubbele taak: hij was zowel a) bisschop van het bisdom Rome, b) Patriarch van het Westen en c) dienaar van de universele gemeenschap tussen de verschillende Kerken. Het verdwijnen van de derde taak door de scheiding met de andere patriarchaten heeft mede bijgedragen aan de “monarchisatie” van het pausambt.

Eerste Vaticaans ConcilieDeze ontwikkeling van de centralisatie van de macht, kreeg haar bekroning in de dogma’s van de pauselijke onfeilbaarheid en de universele jurisdictie op het Eerste Vaticaans Concilie (1870-1871). [6]

Samenvattend kunnen we vaststellen dat “de universalistische ecclesiologie en haar uitbundige opwaardering van het pausdom tot een onderschatting van het episcopaat heeft geleid en tevens tot een onderwaardering van de lokale Kerken”.

Zo vormde de rooms-katholieke Kerk zich om “van een gemeenschap van de Kerken die zich in de gemeenschap van de bisschoppen uitte, naar een gemeenschap van de Kerk die zich in de gemeenschap met de paus uitte”. [7] En hoe meer het pausdom werd verheven, hoe meer “eenheid” werd vereenzelvigd met “uniformiteit”.

Het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) probeerde het primaat van de paus weer in evenwicht te brengen met de collegialiteit van alle bisschoppen (onder wie de paus).

Terwijl het concilie de bijzondere en onvervangbare taak van de opvolger van Petrus onderstreepte zegt het ook duidelijk dat alle bisschoppen, net als de paus, “plaatsbekleders en afgezanten van Christus” zijn. [8]

Onder de daarop volgende pontificaten van Paulus VI, Johannes Paulus II en Benedictus XVI bleek echter dat omvorming naar een concrete uitvoering van deze theoretisch gedachte collegialiteit niet gemakkelijk was. Sommigen zagen daarin zelfs een gevaar voor de eenheid van de Kerk.

.

ORTHODOXE KERKEN

De Kerk in het Oosten bestaat intussen uit in totaal vijftien Orthodoxe Kerken: vier patriarchaten en elf – veelal nationale – autonome kerken. [9]

Deze laatsten worden vaak autocephaal genoemd en hebben een grote autonomie, maar zijn voor de benoeming van hun hoofd (een patriarch, metropoliet of aartsbisschop) van één van de vier patriarchaten afhankelijk.

De (vooral symbolische) functie van ‘eerste onder gelijken’ wordt door de patriarch van Constantinopel uitgeoefend.

Tot in de 19e eeuw echter noemde men binnen de orthodoxie Constantinopel “alter romana”, een soort voorlopig Rome, dat nodig was zolang het westerse Patriarchaat niet op haar heterodoxe schreden zou terugkeren. [10]

De titel “bisschop van Rome” is voor de orthodoxe theologie de meest geschikte (eventueel aangevuld met “metropoliet-aartsbisschop van Rome” en “Primaat van Italië”). Andere titels vindt men problematisch: “plaatsvervanger van Christus” (er kan niet slechts één plaatsvervanger van Christus zijn), “pontifex maximus” (de titel die de romeinse keizers droegen). Met deze beide titels drukt de RK-Kerk voor de orthodoxen uit dat zij aanspraak maakt op universele jurisdictie, en dat wordt door de orthodoxe ecclesiologie onaanvaardbaar geacht.

Zo zien we dat het verschil tussen de orthodoxe en de katholieke ecclesiologie bestaat uit het feit dat in de rooms-katholieke Kerk eenheid van de Kerk gegarandeerd wordt door het primaatschap van de bisschop van Rome, “plaatsvervanger van Christus”. Voor de orthodoxie is dit onmogelijk: de eenheid van de Kerk hangt niet af van een aards hoofd, maar van de eenheid in het geloof, de doop en de eucharistie die de christenen in één lichaam samenbindt. [11]

moscowconstantinopelDe opkomst van de orthodoxe diaspora, het gevolg zowel van de Ottomaanse overheersing van Constantinopel als de communistische overheersing van Moskou, maakt dat de traditionele en afzonderlijke orthodoxe Kerken zich echter toch steeds meer als universele Kerk denken, over de gehele aardbol aanwezig, en dus ver buiten hun territoriale grenzen.

Tussen de verschillende patriarchaten bestaat bovendien een onderlinge tweestrijd. Moskou bestrijdt steeds vaker, en steeds openlijker, de aanspraak van Constantinopel op het primaatschap. In aantallen gelovigen is de Russisch-Orthodoxe Kerk veruit de grootste, terwijl Constantinopel, onder meer door de Ottomaanse overheersing en tegenwerking van de Turkse staat, tot enkele honderden gelovigen is geslonken.

Verder wordt deze concurrentiestrijd gevoed door de erkenning van de Orthodoxe (autocephale) kerk in Estland door Constantinopel. Deze Kerk is een afscheiding van de Russisch-Orthodoxe Kerk zoals die tijdens de Sovjet-Unie bestond. Een soortgelijk conflict speelt zich in de Oekraïene af.

Er bestaan in West-Europa zelfs russisch-orthodoxe christenen die zich uit protest tegen Moskou bij het Patriarchaat van Constantinopel hebben aangesloten. De onderlinge verhoudingen binnen de orthodoxie zijn dus verre van sereen, soms zelfs explosief.

.

DIALOOG

In het jaar 1995 publiceerde paus Johannes Paulus II zijn beroemde oecumene-encycliek Ut Unum Sint (“Opdat zij allen één zijn”). Daarin vraagt hij aan de leiders en theologen van de andere christelijke gemeenschappen [12] om met hem na te denken over een andere, nieuwe invulling van het Petrusambt, dat de eenheid onder de christenen zou kunnen dienen. [13]

In 2007 pakte de internationale orthodox-katholieke dialoogcommissie de handschoen op. Ze kwam met het beroemde ‘Ravenna-document’ [14], een eerste en voolopige poging om de paus een plek te geven binnen de synodale structuur van de Orthodoxe Kerken.

Het document werd echter door de Russisch-Orthodoxe Kerk getorpedeerd. De Russische delegatie verliet de vergadering, onder andere vanwege de aanwezigheid van de Orthodoxe Kerk in Estland, waarvan zij de legitimiteit weigert te erkennen.

Bovendien vindt de Russisch-Orthodoxe Kerk (daarin gesteund door o.a. meerdere Griekse bisschoppen en monniken van de berg Athos) het Patriarchaat van Constantinopel te toegevelijk ten aanzien van Rome en bekijkt de goede verhoudingen tussen patriarch Barthelomeüs en de elkaar opvolgende pausen met argusogen.

Nieuwe pogingen werden in 2009 (Cyprus) en 2010 (Wenen) ondernomen, in aanwezigheid van de Russisch-orthodoxe Kerk, maar zonder de Estse delegatie. De ontmoeting van deze week is een nieuwe poging.

Vreemd genoeg vormt de intern-orthodoxe strijd het grootste obstakel binnen de orthodox-katholieke oecumene.

Zou dat een teken kunnen zijn van het mislukken van de orthodoxe ecclesiologie, waar het primaatschap de eenheid moet dienen, maar waar de “Oecumenische Patriarch” (van Constantinopel) daartoe geen enkele middelen tot concreet handelen heeft?

.

“PATRIARCH VAN HET WESTEN”

In 2006 gebeurde er in het Vaticaan iets uitzonderlijks. In maart van dat jaar merkte een opmerkzame journalist op dat de traditionele (maar nauwelijks nog gebruikte) titel “Patriarch van het Westen” niet meer in het gebruikelijke lijstje van pauselijke titels op de eerste pagina van het Annuario Pontificio (een soort telefoonboek van de Curie) stond.

BenedictBartholomewBenedictus XVI had de titel stiekum gewoonweg geschrapt; zelfs Walter Kasper, de toenmalige verantwoordelijke voor de oecumene in het Vaticaan, was er niet van op de hoogte. [15] Vanuit Moskou en Constantinopel kwam er kritiek. Was dit geen teken dat, ondanks de dialoog tussen beide Kerken, de paus toch stiekum zijn superioriteit over de andere patriarchaten wilde uitdrukken?

Kardinaal Kasper probeerde de boel te sussen. In een officiële verklaring meldde de Pauselijke Raad voor de Bevordering van de Eenheid van de Christenen dat de titel “door de historische ontwikkelingen ongeschikt is geworden en in onbruik geraakt” en dat “het schrapen van deze aanspraak juist nuttig voor de oecumenische dialoog kan zijn”.

Inderdaad is de term “Patriarch van het Westen” problematisch geworden. De geografische notie “Westen”, die tijdens het Romeinse rijk een min of meer duidelijke omschrijving had, heeft aan duidelijkheid verloren, al was het maar sinds de ontdekking dat de aarde rond is! Vallen immers alle door de westerse mogendheden ontdekte, gekolonialiseerde en onafhankelijk geraakte landen eronder? Of moet men “Westen” niet in geografische, maar in culturele zin interpreteren? Dat is echter voor landen in Azië of Afrika moeilijk te zeggen.

Bovendien: de titel heeft weliswaar oude papieren – hij was reeds aanwezig in de teksten van de concilies van Constantinopel (381) en Chalcedonië (451) – en stond eeuwenlang in de lijst van titels van de opvolger van Petrus, maar werd eigenlijk nauwelijks meer gebruikt en had geen functie meer. Hij werd door het Tweede Vaticaans Concilie niet gebezigd, en noch het Latijnse, noch het Oosters-katholieke kerkelijk recht gebruikt de term. Waarom dan de titel niet gewoon schrappen?

Zou het kunnen dat dit schrappen, zoals het Vaticaan schijnt te willen aanduiden, juist nieuwe oecumenische openingen biedt? Zou het afschaffen van deze titel een oecumenisch gebaar zijn dat ons in staat stelt om buiten alle oude structuren en in onbruik geraakte tradities naar nieuwe vormen van gemeenschap tussen de Kerken en uitoefening van gezag te zoeken?

Overigens: paus Franciscus heeft in 2013 op de eerste pagina van hetzelfde “telefoonboek” alle titels verwijderd. Er staat nu slechts “Franciscus – bisschop van Rome”. De andere titels (zonder “Patriarch van het Westen” zijn elders in het boek verstopt.

.

RATZINGER EN KASPER

De uitkomst van de ontmoeting in Amman is onzeker, zeker gezien de intern-orthodoxe spanningen en de nogal on-oecumenische houding van Moskou. Aan rooms-katholieke zijde zien we echter een paar hoopvolle ontwikkelingen.

Allereerst is de discussie over de verhouding tussen Rome en de andere afzonderlijke bisdommen, tussen de bisschop van Rome en de andere bisschoppen, in een ander daglicht komen te staan.

ratzinger kasperRond de eeuwwisseling raakten de toenmalige kardinalen Ratzinger en Kasper [16] met elkaar in een, nogal heftig, publiek debat. De technisch-theologische vraag was: gaat de universele Kerk chronologisch en ontologisch aan de plaatselijke vooraf (positie van Ratzinger), of is het omgekeerd (positie van Kasper)? Beiden beriepen zich op (hun interpretatie van) het Tweede Vaticaans Concilie.

De vraag laat zich ook op meerdere wijzen anders stellen: bestaat het Vaticaan dankzij de bisdommen of bestaan de bisdommen dankzij het Vaticaan? Is de paus dus een bisschop boven de bisschoppen, of is hij een bisschop onder de bisschoppen met een eigen unieke functie? Is de paus bisschop van Rome omdat hij paus is, of is hij paus omdat hij de bisschop van Rome is?

Voor de oecumenische dialoog – niet slechts met de orthodoxen, maar ook bij de Kerken van de Reformatie – bood het antwoord van kardinaal Kasper meer en nieuwe mogelijkheden.

Bij de keuze door het conclaaf in 2005 van kardinaal Ratzinger leek de strijd echter in het voordeel van (sindsdien) Benedictus XVI beslecht.

Maar met de keuze van Jorge Bergoglio tijdens het conclaaf van 2013 lijkt de wind echter te zijn gekeerd. Na zijn keuze tot paus, tijdens de “balkon-scène”, noemde hij zichzelf “bisschop van Rome” en scheen de term “paus” sindsdien zoveel mogelijk te vermijden. In zijn allereerste woensdag-catechese liet hij publiekelijk zijn waardering voor de theologie van Walter Kasper blijken (en heeft dat sindsdien meerdere keren herhaald).

.

JONGE RATZINGER

ratzi23Opvallend genoeg is deze omslag de reden voor theologen en bisschoppen om de voorstellen van de toen nog jonge theoloog Joseph Ratzinger weer uit de archieven te halen.

Aan orthodoxe kant citeert men graag zijn uitspraak dat “aan de orthodoxe Kerken niet méér gevraagd kan worden dan wat in de ongedeele Kerk [voor 1054] praktijk was” [17].Dus: vooral een symbolisch primaat van de bisschop van Rome, geen paus met invloed en macht.

Maar kunnen we zomaar een millennium geschiedenis terugschroeven en net doen of de ontwikkelingen aan beide zijden niet bestaan hebben? Moeten we niet veeleer voor het geglobaliseerde derde millenium geschikte, herbronde en vernieuwde vormen vinden?

Een ander voorstel uit hetzelfde boek van de jonge Joseph Ratzinger is misschien vruchtbaarder. Constaterend dat het pausambt zich gedurende twee millenia constant aan de noden van de tijd, aan de betreffende cultuur en aan de politieke omstandigheden heeft aangepast, pleitte hij in 1969 voor het oprichten van “nieuwe patriarchaten in het Westen” (bijvoorbeeld in Azië en Afrika).

Deze Patriarchaten (of welke andere naam we er ook voor bedenken) zouden een grote autonomie en vrijheid kunnen krijgen in de eigen organisatie en vormgeving.

Volgens Ratzinger betekent dit dat “de vereniging met de paus niet meer het opgaan in een gecentraliseerde organisatie betekent, maar het zich invoegen in de eenheid van het geloof en de communio [van de universele Kerk]“.

Zou hij dat bedoeld hebben toen hij in 2006 stiekum de titel “Patriarch van het Westen” schrapte?

De te gecentraliseerde en uniforme organisatie is voor zowel de Orthodoxe Kerken, als voor de Reformatorische Kerken een struikelblok op de weg naar volledige en zichtbare eenheid.

Gaat de meer collegiale, minder centralistische koers van paus Franciscus, zoals hij die in de apostolische exhortatie Evangelii Gaudium presenteert, in die richting? Zij wordt aan orthodoxe zijde, maar ook door de kerken van de Reformatie in ieder geval met instemming begroet.

___________________________________

VOETNOTEN

[1] Deze commissie telt 60 vertegenwoordigers : de helft is afkomstig uit de rooms-katholieke Kerk, en de andere helft uit veertien (van de vijftien) erkende en autonome orthodoxe Kerken. De commissie bestaat sinds 1979, maar moest in het jaar 2000 na de ontmoeting in Baltimore haar werkzaamheden onderbreken. Een eerste oorzaak van deze onderbreking waren de meningsverschillen over de Oosters-katholieke oosterse Kerken, die de Orthodoxie een doorn in het oog blijven. Verder betichtten de orthodoxe deelnemers de rooms-katholieke Kerk van “onoecumenische praktijken”, namelijk van het bekeren van orthodoxe gelovigen tot de rooms-katholieke Kerk op het zogenaamde “canonisch orthodoxe grondgebied”. In 2006 werd het oecumenische schip weer rechtgetrokken tijdens een ontmoeting in Belgrado.

[2] Ik baseer me onder andere op de (nog ongepubliceerde – de publicatie is in voorbereiding) gedetailleerde studie van mijn bevriende priester van het bisdom Grenoble, Christophe Delaigue: Le pape, évêque de Rome, successeur de Pierre, patriarche d’Occident?.

[3] Voor Joseph Ratzinger is deze transfert een teken van de universaliteit van de Kerk. Jeruzalem symboliseerde en verzamelde de verschillende stammen van Israël, Rome (het centrum van de toenmalige wereld) kreeg dezelfde functie voor de Kerk die joden en niet-joden in zich verzamelde. (cf. Joseph Ratzinger, Das Neue Volk Gottes, 1969).

[4] Adversus Hæreses III, 2, 3.

[5] Het is gebruikelijk om de breuk tussen de “westerse Kerk” en de “oosterse Kerk”, tussen Rome en Constantinopel in het jaar 1054 te dateren, maar dit jaar is feitelijk slechts de consequentie van een op dat moment reeds langdurend conflict waar de theologische strijd om het Filioque slechts de dogmatische druppel was die de reeds lang gevulde emmer met voornamelijk politieke conflicten deed overlopen. De onenigheid rond het Filioque betreft de vraag of de Heilige Geest voortkwam uit de Vader, zoals de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel belijdt [orthodox standpunt] of dat de Geest voortkwam “uit de Vader en de Zoon” [rooms-katholieke toevoeging].

[6] Joseph Ratzinger constateert dat de organisatie van de rooms-katholieke Kerk in de vorm van een gecentraliseerde staat (zoals dit voorafgaand aan het Tweede Vaticaans Concilie het geval was), niet noodzakelijkerwijze uit het Petrusambt voortvloeit en dat veranderingen en aanpassingen daarin niet slechts mogelijk, maar zelfs noodzakelijk zijn (cf. Das Neue Volk Gottes)

[7] Alphonse Borras, “Considérations corrélatives sur l’excercise de la primauté romaine”, in: AETC, Changer la papauté?, p. 88.

[8] Lumen Gentium 27. Veelal wordt de ecclesiologie van Vaticanum II aangeduid als een “communio-ecclesiologie”, hoewel de term in de Constituties en Decreten van het Concilie niet voorkomt.

[9] Naast deze 15 orthodoxe Kerken bestaan er ook oosterse niet-orthodoxe Kerken die ontstaan zijn uit de christologische geschillen uit de eerste eeuwen. Verder bestaan er de Oosters-katholieke Kerken die in volledige gemeenschap met de latijnse (rooms-katholieke) Kerk staan, maar hun eigen byzantijnse liturgie hebben behouden en een eigen kerkelijk recht hebben. Deze laatsten worden door de orthodoxe Kerken met argwaan bekeken.

[10] cf. Olivier Clément, Rome autrement – un orthodoxe face à la papauté, Parijs, 1997, p. 81.

[11] De eerste vorm noemt men wel “universalistische ecclesiologie”, de orthodoxe vorm wordt “eucharistische ecclesiologie” genoemd.

[12] De paus gebruikt opvallenderwijze de uitdrukking « christelijke gemeenschappen ». Daarmee vermeed hij het gebruikelijke onderscheid tussen « Kerken » en « kerkelijke gemeenschappen », dat door het Tweede Vaticaans Concilie werd gebruikt, maar wiens interpretatie door de verklaring Dominus Iesus uit het jaar 2000 werd aangescherpt.

[13] UUS 95-96.

[14] Te vinden op: http://www.vatican.va/roman_curia/pontifical_councils/chrstuni/ch_orthodox_docs/rc_pc_chrstuni_doc_20071013_documento-ravenna_en.html

[15] Dat was overigens niet de eerste keer dat iets dergelijks tijdens het pontificaat van Benedictus XVI, die bekend stond om zijn solitair handelen, gebeurde. Zo moest de aartsbisschop van Bordeaux, kardinaal Ricard, uit de pers vernemen dat het Vaticaan de uiterst conservatieve Petrus-broederschap (een afsplitsing van de Piusbroederschap van Mgr. Lefèbvre) toegestaan had om in zijn bisdom een priesteropleiding te openen. Ricard maakte bovendien nota bene deel uit van de commissie Ecclesia Dei die de dialoog met de de volgelingen van Mgr. Lefèbvre moest voeren!

Kardinaal Kasper, de toenmalige verantwoordelijke voor de oecumene binnen het Vaticaan hoorde enkele jaren later ook uit de pers dat paus Benedictus XVI een “ordinariaat” voor anglicanen, die naar de rooms-katholieke Kerk wilden overstappen, opgericht had. Kasper moest later echter wel zelf de kastanjes uit het vuur halen en de Anglicaanse Kerk gerust stellen en de plooien zoveel mogelijk gladstrijken.

[16] Kardinaal Ratzinger was Prefect voor de Congregatie voor de Geloofsleer. Walter Kasper was, toen de theologische strijd uitbrak naar aanleiding van zijn kritiek op een tekst van de romeinse Congregatie, nog aartsbisschop van Rottenburg-Stutgart (Duitsland), maar werd nog tijdens de discussie door Johannes Paulus II naar Rome gehaald om het hoofd van de Pauselijke Raad voor de Bevordering van de Oecumene te worden. Enige tijd later creëerde dezelfde paus hem tot kardinaal.

[17] Das Neue Volk Gottes.