OKKN en PKN : Feest in kerkelijk Nederland





“Er is één grote moederkerk, daaronder vallen allemaal kleine kutkerkjes met elk hun eigen afscheiding”. [De rooms-katholieke cabaretier Herman Finkers]

En ‘Oud-Katholiek’, dat klinkt ook niet erg ‘sexy’, hè?” [De Belgische theoloog en politicus Rik Torfs op de vraag waarom hij eigenlijk rooms-katholiek bleef bij alle kritiek die hij op zijn eigen Kerk had].

September 2014 is in kerkelijk Nederland een feestelijke maand. Zowel de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) als de Oud-Katholieke Kerk van Nederland (OKKN) hadden een feestje te vieren.

Beide feesten hebben een grote oecumenische betekenis: niet alleen omdat in beide gevallen verschillende Kerken bij elkaar kwamen, maar ook omdat beide Kerken belangrijke spelers zijn – en willen zijn – in de huidige oecumenische beweging.

[Lees ook het bijzondere “oecumene op maandag”-interview met Bernd Wallet die in zekere zin beide feesten in zich verenigt. Hij is Oud-Katholiek priester èn zoon van ds. Barend Wallet die aan de wieg stond van de PKN]

PKN

PKNOp 14 september vierde de PKN haar tienjarig bestaan. Dat was wel een beetje aan de late kant, want de eigenlijke verjaardag viel op 1 mei 2014. Misschien past dat wel een beetje bij de PKN: ook het samenkomen van de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Evangelisch-Lutherse Kerk liet jarenlang op zich wachten.

Alles begon met Pinksteren 1961. Negen hervormde en negen gereformeerde predikanten riepen hun kerken op om de breuken uit het verleden achter zich te laten, omdat “de gescheidenheid van de hervormde en de gereformeerde kerken niet langer geduld kan worden”. De oproep van de “Groep van 18” maakte veel los: hoop, maar ook nogal wat verzet.

Na een paar hoopvolle manifestaties verdween het elan van deze oproep weer snel. Jongeren uit beide Kerken kregen echter het verlangen naar eenheid weer op de agenda. In 1969 publiceerden zij een rapport waarin zij aandrongen om “Samen op Weg” te gaan naar een kerkfusie, “uiterlijk in 1980”. Zij hadden ook al een naam voor ogen: de Protestantse Kerk in Nederland.

Hobbelige weg

SOWAan dit “Samen-op-Weg-proces” (zo werd de hobbelige weg naar eenwording sindsdien genoemd) voegden zich later ook de Nederlandse lutheranen toe. Maar de weg bleek zo hobbelig dat het jaar 1980 niet gehaald werd – verre van dat. Het kostte veel energie, veel getouwtrek, veel moed en incasseringsvermogen. Eén van de hoofdrolspelers, ds. Berend Wallet, sprak zelfs over “manipulatie” binnen de Hervormde gelederen.

Daarbij ging het o.a. om vragen rond de Kerkorde, over de belijdenisgeschriften, over het behoud van identiteit van de kleinste van de drie Kerken (de lutheranen), over wie er wel of niet mee willen of mogen doen (Gereformeerde Bond, Remonstranten,… ), over de plaats die aan liberalen geschonken wordt, en de plaats die de orthodoxe vleugel mag innemen, enz.

Een symbolische – maar misschien daarom juist heel belangrijke – vraag betrof de naam van de gefuseerde Kerk. In 1993 koos men voor Verenigde Protestantse Kerk. Maar deze naam bleek echter niet het eeuwige leven beschoren.

Andere namen werden geopperd. Sommigen wilden liever Samen op Weg behouden. Anderen stelden Verenigde Hervormde Kerk in Nederland, of Verenigde Reformatorische Kerk voor. Of waarom ook niet Evangelische Kerk in Nederland? Vanuit Nederlands-Hervormde hoek werd aangedrongen op Verenigde Kerk der Hervorming in Nederland. En stiekum werd door enkelen zelfs Protestants Katholieke Kerk in Nederland geopperd. Maar dat was al helemààl een bridge too far.

Uiteindelijk duurde het tot 2002 tot er overeenstemming was bereikt. En toen kwam de naam Protestantse Kerk in Nederland uit de koker. Precies de naam die de protestantse jongeren in 1969 al voorgesteld hadden!

Het spannendste moment kwam echter op 12 december 2003. De spanningen liepen hoog op. De adrealine stroomde door de aderen van de afgevaardigden van de drie synodes die op diezelfde dag onafhankelijk van elkaar samenkwamen om over de fusie te stemmen. Met name de spanning rond de uitslag bij de synode van de Nederlandse Hervormde Kerk was om te snijden, maar ook daar werd uiteindelijk het voorstel tot eenwording aangenomen – met 51 voor en 24 tegen.

En zo zag de PKN het licht op 1 mei 2004. Ds. Bas Plaisier werd haar eerste scriba.

PKN en de oecumene

Bij rooms-katholieken heerst soms het hardnekkige beeld dat protestanten hun tijd verliezen in onderling ruzie maken. Met als gevolg het grote aantal kerken en kerkverbanden waar niemand (in ieder geval de gemiddelde katholiek niet) het verschil nog tussen ziet. Het citaat van Herman Finkers is van dit vooroordeel een sprekend getuigenis. [Toegegeven: een minstens evengrote diversiteit bevindt zich binnen de RK-Kerk met haar ordes, congregaties, bewegingen, enz. Maar deze bevinden zich wel binnen één Kerk.]

Daarom is het samengaan van de drie belangrijke protestantse Kerken in Nederland een belangrijk getuigenis voor de oecumenische wind die zo aanstekelijk is gaan waaien dat ook protestantse Kerken niet meer anders konden dan één worden. De PKN is het resultaat van deze oecumene, maar zij ziet ditzelf niet als een eindpunt; zij is een tussenstap.

In de “Kerkorde en Ordinanties van de Protestantse Kerk in Nederland” neemt de oecumene een belangrijke plaats in: helemaal in het begin (artikel I), helemaal aan het eind (Ordinantie 14) en precies middenin (artikel XVI).

Er zou inhoudelijk veel te zeggen zijn over de oecumenische consequenties van deze drie passages. Op veel punten is er namelijk verheugende overeenstemming tussen de PKN en de RKK vast te stellen (bijvoorbeeld over de “oecumene als uitwisseling van gaven”, zoals Johannes Paulus II het uitdrukte, en die we in andere bewoordingen in Ordinantie 14 terugvinden).

Op bepaalde punten bestaat er nog onenigheid (bijvoorbeeld over de uitdrukking dat de PKN gestalte is van de éne, heilige, apostolische en katholieke Kerk van Christus). En verder zouden we misschien een aantal zaken nog verduidelijkt willen zien (bijvoorbeeld wat het betekent dat “het belijden van [de PKN] geschiedt in gemeenschap met de belijdenis van het voorgeslacht”, waaronder de Heidelbergse catechismus met de beroemde zin over de eucharistie als “paapse afgoderij”).

Het belangrijkste is echter dat de Nederlandse protestanten, ondanks alle hobbels en ondanks alle zweet en tranen, laten zien dat oecumene kan, dat de weg naar kerkelijke verzoening mogelijk is.

Inderdaad: het is slechts een tussenstap, maar het is een tussenstap waar ook katholieken zich over verheugen! Het laat zien dat oecumene een zaak van doorzetten is, van lange adem, van initiatief durven nemen, van verder durven kijken, van veel geduld ook…. maar vooral van vertrouwen op de Geest die ons vooruit duwt naar de eenheid waar Christus om bad en Paulus over sprak.

Scriba Arjen PlaisierScriba Arjen PlaisierEn katholieken verheugen zich ook over de wijze waarop ds. Arjan Plaisier, de huidige secretaris van het bestuur van de PKN, zich opstelt m.b.t. de oecumene. Zonder enige vorm van navelstaarderij kijkt hij naar verdere mogelijkheden om de Eenheid van de Kerk van Christus nabij te brengen.

Te denken valt aan de zeven brieven over het ambt die hij in april 2014 publiceerde, en waarvan er één uitdrukkelijk aan de Nederlandse rooms-katholieke bisschoppen was gericht. [Zie mijn commentaar in het Nederlands Dagblad]. Of aan zijn pleidooi voor meer en verdere samenwerking met de rooms-katholieke Kerk: “Kerkscheuringen kloppen niet. Vroeger waren we toch één kerk? En er is maar één lichaam van Christus, niet twee”. [Heeft hij hier eigenlijk van rooms-katholieke kant al een behoorlijk antwoord op gehad?]

Te denken valt ook aan zijn uitgestoken hand tijdens zijn preek op 14 september naar o.a. de Hersteld Hervormde Kerk en de voortgezette Gereformeerde Kerken in Nederland: “eenheid zoeken met andere christenen, ook met hen die niet [in de PKN] mee zijn gegaan”. Dit is precies het drama van de PKN: het doel was om drie kerken te verenigen, en uiteindelijk bleven het er drie. Sommige leden van de Nederlands Hervormde kerk stichtten namelijk een eigen kerk om niet in de PKN te hoeven opgaan, en aan Gereformeerde zijde gebeurde hetzelfde.

Het hoogtepunt van de Nederlandse oecumene aan het begin van de 21e eeuw ging gepaard met nieuwe afscheidingen. Wordt dus vervolgd…

Oud-Katholieke Unie van Utrecht

UU125Overmorgen, op 24 september vieren de Oud-katholieke Kerken het 125-jarig bestaan van de “Unie van Utrecht”. Maar omdat Oud-Katholieken hun tijd schijnbaar graag vooruit zijn, vierden ze het afgelopen zaterdag al.

Op 24 september 1889 tekenden vijf Oud-Katholieke bisschoppen (drie uit Nederland, één uit Duitsland en één uit Zwitserland) de zogenaamde “Verklaring van Utrecht”. Later voegden de Oud-Katholieke Kerken van Kroatië en Tsjechië erbij, evenals de Pools-Nationale Kerk van Amerika en Polen.

De Nederlandse Oud-Katholieke Kerk ontstond in 1723 toen de jezuïeten de toenmalige apostolisch vicaris van Utrecht – de RK-Kerk had eeuwenlang in Nederland geen bisschoppen en viel onder direct gezag van Rome – zo ongeveer van ketterij (jansenisme) beschuldigden. De Nederlandse clerus pikte dit niet en koos zelf, zonder medeweten en instemming van Rome, een nieuwe bisschop van Utrecht. Daarmee ontstond de Roomsch Katholieke Kerk van de Oud-Bisschoppelijke Clerezie.

Een groot deel van de gelovigen bleef echter trouw aan Rome, maar het duurde tot 1853 voordat Rome weer een aartsbisschop in Utrecht benoemde. Toen waren er dus plotseling twee. Eén in gemeenschap met Rome, en de andere die zich ook “Roomsch Katholiek” noemde, maar buiten Rome om.i

Twee aartsbisschoppen van Utrecht: Mgr. Joris Vercammen (OKK) en Mgr. Wim Eijk (RKK)Twee aartsbisschoppen van Utrecht: Mgr. Joris Vercammen (OKK) en Mgr. Wim Eijk (RKK)Die toestand verbeterde niet in 1854 en 1870 toen door Pius IX en het Eerste Vaticaans Concilie de dogma’s van de Onbevlekte Ontvangenis, de Pauselijke Onfeilbaarheid en de Universele jurisdictie van de paus werden afgekondigd.

In Duitsland was er vooral protest tegen beide laatste dogma’s. Een meerderheid van de Duitse bisschoppen had zich er er weliswaar tijdens het concilie tegen verzet, een aantal van hen had het concilie zelfs voortijdig verlaten, maar eenmaal thuis onderwierpen ze zich en duldden geen enkel verzet.

Het non possumus kwam van de kerkhistoricus Ignaz von Döllinger. Hij zag in beide dogma’s een breuk met de vroege Kerk: door beide dogma’s was de paus voor hem feitelijk de bisschop in alle bisdommen geworden. [Zie ook de bijdrage van vorige week over het pausambt in de oecumenische dialoog.]

Hij werd een jaar later geëxcommuniceerd, maar binnen twee jaar was er – tegen zijn wil in – een Duitse oud-katholieke beweging op gang gekomen waarvan de synode in 1873 een zekere Joseph Rupert Reinkens tot bisschop kiest. Probleem: door wie moest hij gewijd worden? Men wendde zich dus tot de Oud-Katholieke kerk in Nederland, en de toenmalige Oud-Katholieke aartsbisschop van Utrecht, Herman Heykamp, wijdde de Duitser tot bisschop van de Duitse Alt-katholische Kirche. Inmiddels was ook het protest tegen de roomse dogma’s in Duitstalig Zwitserland opgekomen – met name in het Fricktal. In 1873 wijdde de Duitser Reinkens de Zwitser Eduard Herzog tot bisschop. En zo konden in 1889 deze drie Oud-Katholieke Kerken hun volledige communio bevestigen, met Heykamp, Reinkens en Herzog onder de vijf ondertekenaars, naast de Nederlandse bisschoppen van Haarlem en Deventer.

Op dit moment is de OKK in Nederland een kleine, maar groeiende Kerk. De groei zit hem vooral in de “opvang van ontheemde katholieken”, maar ook van protestanten. Vele van deze nieuwe Oud-Katholieken zien in deze Kerk een heilzame mix tussen de schoonheid van het katholicisme, met name in de liturgie, en een groot “democratisch gehalte” zoals dat in de protestantse traditie vorm krijgt.

Oud” en “Katholiek”?

De terechte vraag die gesteld kan worden is die naar wat de woorden “Oud” en “Katholiek” feitelijk inhouden. De “Utrechtse Verklaring” geeft daar een antwoord op, maar zij roept vanuit oecumenisch perspectief weer nieuwe vragen op.

De 5 Oud-Katholieke bisschoppen die de "Utrechtse Verklaring" ondertekenden.De 5 Oud-Katholieke bisschoppen die de “Utrechtse Verklaring” ondertekenden.Het begin van de Utrechtse Verklaring legt uit waarom deze Kerk “oud” wil heten:

1. Wij houden vast aan de grondstelling der oude kerk, welke Vincentius van Lerinum in deze stelling heeft uitgesproken: “Id teneamus quod ubique, quod semper, quod ab omnibus creditum est; hoc est enim vere proprieque catholicum” (Houden wij vast, wat overal, wat altijd, wat door allen geloofd is, want dit is waarlijk en eigenlijk katholiek). Wij houden daarom vast aan het geloof van de oude kerk, zoals het in de oecumenische geloofsbelijdenissen en in de algemeen aangenomen leerstellige uitspraken van de oecumenische synoden der onverdeelde kerk van de eerste tien eeuwen uitgedrukt is.

De roomse dogma’s van de 19e en 20e eeuw ziet de Oud-Katholieke Kerk als “nieuwlichterij”, in tegenspraak met de Kerk zoals Christus die gewild heeft, en zoals die gedurende het eerste millenium gestalte heeft gekregen. De term “oud” heeft dan ook als eerste betekenis: “origineel”.

De vraag van rooms-katholieken is echter of je de kerkelijke traditie zo kunt invriezen rond het jaar 1000. In zekere zin doet dit denken aan bepaalde rooms-katholieken (o.a. de volgers van bisschop Lefèbvre) die als het ware de traditie-klok rond het concilie van Trente willen stopzetten.

In dezelfde 19e eeuw waarin de Utrechtse Verklaring werd ondertekend, pleitte juist John Henry Newman, zich onder andere baserend op de Duitse theoloog uit de Frankfurter Schule Johann Adam Möhler, voor het idee van een dogma-ontwikkeling. Trouw aan het Evangelie kan nooit stilstand betekenen: het christelijk geloof ontplooit zich in de tijd, en laat telkens nieuwe, onvermoedde aspecten zien.

Bovendien: wanneer de Oud-Katholieke Kerk sinds het eind van de 20e eeuw vrouwen tot het priesterambt toelaat, geeft zij dan zelf ook niet impliciet toe dat de mooie zin van Vincentius van Lerinum weliswaar mooi is, maar misschien ook iets te romantisch? Kan bovenstaand citaat dan nog de basis vormen voor het Oud-Katholieke gedachtengoed?

Op de internetsite van de OKKN presenteert zij zich als volgt:

“Welkom bij een katholieke kerk die zich wil oriënteren op de vroeg-christelijke kerk. Daarom ook die naam: oud-katholiek. Ze wil echter niet onveranderlijk en star zijn, maar open voor vernieuwing van het geestelijk en kerkelijk leven. De kerk wil ook niet blind zijn voor de wereld, de cultuur en de vragen van vandaag.

Dit lijkt me volstrekt Katholiek, ook in de zin van de rooms-katholieke Kerk. De vraag is natuurlijk welke consequenties men daaruit trekt – en daarover kunnen beide Kerken zich nog wel wederzijds bevragen. Maar het lijkt me dat dit citaat (“zij wil zich oriënteren op de vroeg-christelijke kerk”) in gespannen verhouding staat tot het begin van de Utrechtse Verklaring (“wij houden vast aan het geloof van de oude kerk”).

[Overigens: in Zwitserland noemt de Oud-Katholieke Kerk zich Christ-katholisch. Dat klinkt meteen al minder “oubollig”.]

Nu komen we in een spanningsveld. Enerzijds is de Oud-Katholieke Kerk van nu dus minder “oud” dan de Utrechtse Verklaring wil doen geloven. Anderzijds is zij voor rooms-katholieken “niet katholiek genoeg”. Het mist er, vanuit rooms-katholiek standpunt, aan de universaliteit (= “katholiciteit”), die gewaarborgd wordt door de kerkelijke gemeenschap met het bisdom Rome. Een zusterkerk op de Fillipijnen is misschien niet genoeg om werkelijk “universeel” te mogen heten?

Mgr. Joris Vercammen, Oud-Katholiek aartsbisschop van UtrechtMgr. Joris Vercammen, Oud-Katholiek aartsbisschop van UtrechtNog een grappige constatering: Mgr. Joris Vercammen – de huidige Oud-Katholieke aartsbisschop van Utrecht en zelf een voormalig rooms-katholiek priester – antwoordde onlangs in een interview op de vraag wat er nu feitelijk “katholiek” is aan “oud-katholiek”: “Alles! Onze parochies, onze liturgie, het ambt.” Maar hij stelde ook dat de Unie van Utrecht “katholiek is, en bijgevolg nooit ‘Rooms’ zal worden”. Dat is toch een aardige ommezwaai sinds de “Roomsch Katholieke Kerk van de Oud-Bisschoppelijke Clerezie” van het begin.

Oecumene

De Oud-Katholieke Kerken zijn een uiterst actieve partner binnen de internationale oecumene. Sinds 1931 bestaat er intercommunie met de Anglicaanse Kerken, en sinds 1961 bestaat er tussen beide Kerken een full communion (volledige gemeenschap). Ook met de Rooms-Katholieke Kerk zijn er actieve oecumenische contacten (daarover een volgende keer meer).

Bovendien beantwoorden veel van de hervormingen van het Tweede Vaticaans Concilie binnen de rooms-katholieke Kerk aan de wijze waarop de Oud-Katholieke Kerken zichzelf hebben gestructureerd, waaronder het accent op het belang van het bisschopsambt.

Eén van deze parallelen betreft nu juist de wijze waarop beide Kerken (OKK en RKK) naar de oecumene kijken. In de Utrechtse Verklaring leest men:

“8. Wij hopen, dat het aan de bemoeiingen der godgeleerden gelukken zal, onder handhaving van het geloof der onverdeelde kerk, overeenstemming te verkrijgen omtrent de geschillen, die sedert de scheuringen in de kerk ontstaan zijn. Wij vermanen de aan ons bestuur onderworpen geestelijken in de preek en bij het onderricht op de wezenlijke christelijke geloofswaarheden, die de kerkelijke gezindten gemeenschappelijk belijden, in de eerste plaats de nadruk te leggen, bij de bespreking van de nog bestaande afwijkende leerstellingen elke krenking van de waarheid en van de liefde zorgvuldig te vermijden en de leden onzer gemeenten door woord en voorbeeld aan te sporen om tegenover andersdenkenden zich zo te gedragen als overeenkomt met de Geest van Jezus Christus, die onze Verlosser is.

Als men niet beter wist, zou men denken dat deze zin rechtstreeks uit Unitatis Redintegratio (het decreet van het Tweede Vaticaans Concilie over de oecumene) kwam. Daar staat namelijk:

“De wijze en de methode, waarop men het katholiek geloof formuleert, mag niet in het minst een beletsel vormen voor de dialoog met onze broeders. Het is beslist noodzakelijk, dat men de gehele leer duidelijk uiteenzet. Niets is zo in strijd met het oecumenisme als het valse irenisme, waardoor de zuiverheid van de katholieke leer wordt geschaad en de echte en vaststaande zin ervan wordt vertroebeld. Tevens moet men er zich op toeleggen, de katholieke leer dieper en nauwkeuriger te verklaren, en wel op een wijze en in formuleringen, die ook voor onze gescheiden broeders werkelijk begrijpelijk zijn. Ook moeten de katholieke theologen in de oecumenische dialoog, waarbij zij, met volledige eerbiediging van de leer van de Kerk, tezamen met onze gescheiden broeders de goddelijke mysteries bestuderen, waarheidsgetrouw en met liefde en nederigheid te werk gaan. Bij een vergelijking van elkaars leerpunten moeten zij voor ogen houden, dat er in de waarheden van de katholieke leer een rangorde of hiërarchie bestaat, omdat ze niet alle op dezelfde wijze verband houden met het fundament van het christelijk geloof. Dit zal de weg zijn om allen door deze broederlijke wedijver te stimuleren tot een diepere kennis en een duidelijker openbaring van de ondoorgrondelijke rijkdom van de Christus.” (UR 11)

.

Alleen zeiden onze Oud-Katholieke vrienden dit al een kleine eeuw eerder…