Paus Franciscus bezocht de afgelopen dagen Sri Lanka en de Fillipijnen. Deze beide bezoeken werden gekenmerkt door aandacht voor armoede, het gezin, interreligieuze dialoog.
Voor de oecumene was tijdens beide bezoeken weinig plaats. Vertegenwoordigers van de verschillende christelijke kerken waren uitgenodigd voor de ontmoetingen met de leiders van de andere godsdiensten – zowel in Sri Lanka als op de Fillipijnen – maar de prioriteit lag overduidelijk elders.
Twee uitspraken uit het interview met journalisten in het vliegtuig van Colombo naar Manilla (15 januari) verdienen het echter op deze blog genoemd te worden.
Bartholomeüsnacht
Als antwoord op de vraag van een Franse journalist naar een reactie op de terroristische aanslagen door moslimextremisten in Parijs, wees de paus wees op de Parijse Bartholomeüsnacht (1572), waar meerdere honderden protestanten door katholieken werden uitgemoord. Na te hebben vastgesteld dat we vaak verwonderd kijken naar hoe mensen met het beroep op hun geloof andere mensen uitmoorden, herinnerde hij eraan dat ook in de eigen christelijke traditie verschillende van zulke misdaden gepleegd zijn.
Niet naar de hel
In datzelfde interview herinnerde hij tevens aan de eerste keer in zijn leven dat hij in levende lijve protestanten had gezien en dat hij een paar dagen vantevoren ook aan vertegenwoordigers van het Leger des Heils had verteld. “Ik was vier of vijf jaar en ik liep met mijn oma op straat. Aan de overkant liepen twee vrouwelijke heilssoldaten met die hoed die ze vroeger droegen. En ik vroeg m’n grootmoeder: “zijn dat nonnen?” En ze antwoordde: “Nee, dat zijn protestanten. Maar ze zijn goed.” Het was de eerste keer dat ik op een positieve manier heb horen praten over iemand met een ander geloof, een protestant. In die tijd zei men immers tijdens de katechese dat die allemaal naar de hel gaan”.