Oecumenisch colloquium over de Orthodoxe Kerk en Vaticanum II

Patriarch Bartholomeus





Op 31 januari jongstleden vond in Leuven een oecumenisch colloquium plaats als onderdeel van het bezoek dat de oecumenisch patriarch, Zijne Al-Heiligheid Bartholomeos I, aan België bracht op uitnodiging van de Katholieke Universiteit Leuven. Het colloquium werd gezamenlijk ingericht door het Centrum voor Oecumenisch Onderzoek van de KULeuven (in samenwerking met de Nationale Commissie voor Oecumene) en het Orthodox Theologisch Instituut ‘Apôtre Paul’. 

Naar aanleiding van de 50ste verjaardag van Lumen Gentium keken de drie hoofdsprekers, Prof. Dr. Joseph Famerée (Université catholique de Louvain), Prof. Dr. Sorin Șelaru (universiteit van Boekarest) en Prof. Dr. Peter de Mey (KU Leuven), enerzijds achterom en informeerden ze hun gehoor over de Orthodoxe reacties op het concilie. Maar ze blikten ook vooruit, en reflecteerden daarom ook over de laatste consensustekst die de internationale dialoog tussen orthodoxen en katholieken heeft voortgebracht, het document van Ravenna (2007). Eén spreker had het vooral over de lokale dimensie van de kerk, één over de universele dimensie en één over gezagsuitoefening in onze kerken op regionaal en supra-regionaal niveau. De oecumenisch patriarch woonde het hele colloquium bij en hield aan het eind een beschouwing over de betekenis van Vaticanum II voor de orthodoxe kerk en over het komende Grote en Heilige Concilie van de orthodoxe kerk.

Lokaal, regionaal, universeel

De voordracht van professor Famerée kreeg de titel ‘De lokale kerk volgens Lumen Gentium: de reactie van de orthodoxe waarnemers tijdens het concilie’ mee. De lezing startte met een inleiding over twee sleutelparagrafen van de dogmatische constitutie over dit thema, LG 23 en LG 26. Vervolgens lichtte professor Famerée toe hoe twee prominente orthodoxe theologen, John Meyendorff en Nikos Nissiotis, de katholieke theologische reflectie over de lokale kerk op het concilie becommentarieerden. In het slotdeel van zijn lezing gaf de professor een overzicht van wat over dit thema in het document van Ravenna werd gezegd.

De lezing van professor Sorin Șelaru handelde over ‘Conciliariteit en gezag op het regionale niveau van de kerk: van de reacties van de orthodoxe waarnemers op Lumen Gentium tot het document van Ravenna’. Onder de niet-katholieke waarnemers had deze spreker het vooral over de belangrijke rol die de Roemeense monnik André Scrima, de persoonlijke vertegenwoordiger van de oecumenisch patriarch Athenagoras, ten tijde van het concilie speelde in de verbetering van de contacten tussen de orthodoxe en de katholieke kerken. Ook hij verbond dit met de manier waarop het Ravenna document over de organisatie van de kerk op regionaal vlak behandelde. Aan het einde van zijn voordracht trok professor Șelaru enkele conclusies met betrekking tot de synodale praktijk onder de orthodoxe kerken. Naar zijn mening verdedigen de “orthodoxe kerken niet één enkel model van kerkelijke synodaliteit op het niveau van de autocefale kerken.” Hij stelde ook dat “ieder niveau van synodaliteit, zelfs wanneer het op universeel vlak beleefd wordt, nood heeft aan een protos.”

oecumene leuvenDe laatste spreker, professor De Mey, belichtte het thema ‘Conciliariteit en gezag op het universele niveau van de kerk: van de reacties van de orthodoxe waarnemers op Lumen Gentium tot het document van Ravenna’. De meeste orthodoxe waarnemers op het concilie – en behalve op de reeds genoemde Grieks-orthodoxe theoloog Nissiotis, ging De Mey ook in op de reacties van Johannes Karmiris – hadden grote moeite met wat het derde hoofdstuk van Lumen Gentium over het primaatschap en over de onfeilbaarheid van de paus leert, terwijl ze van mening zijn dat het concilie niet ver genoeg ging in het onderstrepen van het belang van de collegialiteit onder de bisschoppen. Ook in het huidige stadium van de dialoog tussen beide kerken wordt erkend dat de bisschop van Rome de eerste plaats inneemt onder de patriarchen, maar is er geen consensus over welke prerogatieven hij historisch heeft bekleed. Met een beroep op een regionale dialoogtekst hield De Mey een pleidooi om gezamenlijke initiatieven te nemen waar dit mogelijk is. Een belangrijk voorbeeld vond plaats tijdens het bezoek van de oecumenisch patriarch, die op vrijdag 31 januari een ontmoeting van de katholieke bisschoppenconferentie van België en de orthodoxe bisschoppenconferentie van de Benelux heeft bijgewoond.

Gebed voor Panorthodox Concilie in 2016

Het colloquium werd afgesloten met een korte beschouwing van pater Thomas Pott van de gemeenschap van Chevetogne over de recente werkzaamheden van de internationale dialoog tussen katholieken en orthodoxen, met een slottoespraak door Zijne Al-Heiligheid Bartholomeos I en met een dankwoord door Mgr. Johan Bonny. De oecumenisch patriarch ondersteunde de noodzaak van een blijvende receptie van Vaticanum II: “De kernthema’s van het Tweede Vaticaans Concilie – het mysterie van de kerk, de heiligheid van de liturgie en het gezag van de bisschop – zijn niet makkelijk om toe te passen en vragen om een levenslange en kerkbrede inzet om ze te assimileren. Dit is bovenal het geval met betrekking tot het laatste thema – het gezag van de bisschop, met inbegrip van de discussie over het pauselijk primaatschap, dat momenteel het hart van de gesprekken in het kader van de internationale theologische dialoog tussen onze twee kerken uitmaakt. Daarom moet de deur blijven openstaan voor een diepere receptie, de pastorale toepassing, theologische reflectie en kerkelijke interpretatie van het Tweede Vaticaans Concilie.” Tegelijk vroeg Zijne Al-Heiligheid Bartholomeos om het gebed en de steun van de aanwezigen bij de laatste voorbereiding van het concilie dat de wereldwijde orthodoxe kerk rond pinksteren 2016 zal organiseren. Hij hoopte dat het concilie antwoorden zal geven op belangrijke vragen zoals “de relaties van de Orthodoxe kerk met de andere kerken en religies, de rol van de Orthodoxe kerk in de hedendaagse wereld en de kerkrechtelijke normalisering van de aanwezigheid van de Orthodoxe Kerk in wat de ‘diaspora’ wordt genoemd.”