Allemaal bij Jezus horen en toch zo verdeeld zijn

Margriet3





Dat kan niet kloppen en dat snapt een kind

“Wanneer ben jij dominee geworden? En waarom? Maak van je oecumenisch hart geen moordkuil en vertel wat je beweegt en waarom je doet wat je doet.” Zo ongeveer luidde het verzoek van de redactie. Als je daar ‛ja’ op zegt, dan levert dat natuurlijk wel een ego-document op. Dat kan dan niet anders. Nou, vooruit dan maar.

Echt ‛officieel’ dominee ben ik geworden in 1972. Maar in mijn hart was ik het al veel eerder. En dat was wel bijzonder voor een klein meisje, want in de gereformeerde kerk van mijn jeugd waren er nog helemaal geen vrouwelijke dominees. Ik was een heel gelovig kind. Altijd geweest. Ik luisterde heel goed naar preken en wist al heel vroeg, dat ik dominee wilde worden. Roeping? Daar hoef ik geen uitroepteken achter te zetten, maar ook geen vraagteken. Mijn eerste preek heb ik al gemaakt toen ik nog geen tien was. Echt in punten onderverdeeld en aan het eind ervan: Amen. En mijn eerste artikel over oecumene schreef ik als tiener. Het verscheen toen in het blad Jong Gereformeerd.

In de stad van God heerst liefde 

PreekLees hier de tweede preek van MargrietOok mijn tweede preek heb ik weer opgeduikeld uit het stof. Toen ik die maakte zat ik op het gymnasium (klas VIα) en ik was al een jaartje bezig Hebreeuws te leren. Dat kon toen nog op de middelbare school. Waar ging die preek over? Ja inderdaad, ook toen al had de oecumene mijn hart. De preek – of misschien het opstel – ging over Tefilla, de stad van God, waar altijd liefde heerste, en waar alle mensen samen aan de éne tafel aanzaten, en waar men heel graag luisterde naar de muziek van Ruach. Totdat Pesjang kwam om de boel te verpesten en verdeeldheid te zaaien (1). Ze gingen allemaal aan aparte tafels eten en de saamhorigheid was ver te zoeken. Zou het ooit weer goed komen in Tefilla???

Samen-op-Weg

Waarom ik zo oecumenisch geworden ben? Dat kwam denk ik vooral door de ‘vrijmaking’ van 1944, die in mijn jeugd nog heel ‘vers’ was en voor ongemakkelijke verhoudingen in onze familie zorgde. En verder: een hervormde moeder en gereformeerde vader hebben, dat kon in die tijd alleen als die moeder – of ze nu wilde of niet – gereformeerd werd. Ik ben zelf daar erg oecumenisch van geworden, want als kind kon ik al begrijpen, dat zoiets niet klopt. Allemaal bij Jezus horen en dan zo verdeeld?

Heel intensief heb ik de Hemelvaartsdag van 1963 beleefd. Allemaal jonge mensen bij elkaar op een ’toogdag’ in Utrecht. In die tijd was het Samen-op-Weg proces van gereformeerden en hervormden net begonnen. De lutheranen zouden er later ook bijkomen. Oecumene was een weg die we heel concreet voor ons zagen. We zongen met zijn allen heel uitbundig, heel hard en heel oecumenisch: Muren, muren mogen zij niet vallen, God, laat de bazuinen schallen zoals eens in Jericho. Het heeft mijn leven voorgoed oecumenisch gestempeld. In 1964 heb ik net na mijn 19e verjaardag belijdenis gedaan van mijn geloof. Anderhalf jaar later – in 1965 – begon ik aan de studie theologie. Eerst in Kampen. Toen in Amsterdam. Het was de tijd van het Vaticaans concilie. Aggiornamento. De oecumenische geest zweefde zat in de lucht. Professor Berkouwer moest ons les geven, maar hij zat geregeld in Rome en dan vertelde hij ons als studenten enthousiaste verhalen over hoe hij het concilie als gast mocht bijwonen. De gereformeerde wereld brak open.

Oecumene op twee benen

Als predikant en theoloog heb ik mijn hele verdere leven oecumene bedreven en daarbij altijd op twee benen gelopen. In 1982 verscheen het Limarapport over doop, eucharistie en ambt. Weer zo’n mijlpaal in mijn leven. Het raakte me diep. Was dit een doorbraak in de zoektocht naar eenheid, die immers gave en opgave was “opdat zij allen één zijn” (Joh. 17:21)? Konden we elkaar als kerken in Christus Jezus verstaan en leren onze eenheid te aanvaarden? Konden we elkaars doop en elkaars ambten erkennen? Konden we samen aan de éne tafel van de éne Heer? De bisschoppen van Nederland schreven een paar jaar later in een open brief: Onze Oecumenische opdracht, een prioriteit. Het was wel duidelijk. Er was werk aan de winkel. En ik had er zin in. Er moest praktisch aan de basis worden samengewerkt, maar er moest ook theologisch grondig worden nagedacht. Het een kan niet zonder het ander en ik deed het allebei. Met het ene been stond ik als dominee midden in de kerkelijke praktijk van alledag en met het andere been zette ik samen met anderen stappen op de weg van de theologische oecumenische bezinning.

Het was niet alleen een grote vreugde maar ook bijzonder interessant om deel te nemen aan de vele oecumenische discussies rond het Limarapport in de landelijke Raad van Kerken met mensen als o.a. Frans Haarsma, Anton Houtepen, Henk Berkhof, Martin Parmentier en Ellen Flesseman van Leer. En daar ook kennis te maken met de uiteenlopende gezichtspunten van het Leger des Heils, de Remonstranten en de Doopsgezinden, etc. Kune Biezeveld en ik waren de jonkies in het gezelschap en we bliezen ons partijtje dapper mee.

Margriet1Oprichtingsassemblee World Communion of Reformed Churches – Grand Rapids 2010

Het was – en is nog steeds – een rijke bron van inspiratie om in oecumenisch verband over doop, avondmaal en eucharistie te spreken met gelovigen aan de basis, vanuit het besef, dat we elkaar als kerken heel hard nodig hebben en elkaar geweldig kunnen verrijken. Samen de Bijbel lezen, zo leerzaam. Samen liturgie vieren, zo hartverwarmend. Je verdiepen in elkaars tradities en specialiteiten, altijd weer verrassend. Samen in dogma’s bijten zonder je te verslikken: leren dat je eigen waarheden broodnodig aanvulling behoeven. Ik had het allemaal niet willen missen.

En wereldwijd

Ik ben er dankbaar voor, dat ik in mijn leven kans kreeg niet alleen provinciaal en landelijk actief te zijn in de oecumenische beweging, maar ook op Europees niveau (GEKE, Leuenberg) en wereldwijd. Ik mocht meewerken in Faith and Order en stond aan de wieg van de World Communion of Reformed Churches. Als jonge dominee werd ik oecumenisch afgevaardigd door de gereformeerden, op middelbare leeftijd door de samen-op-weg-kerken, wat ouder door de protestantse kerk en als zestiger ook nog eens (verrassend) door de BBN (de Basisbeweging Nederland). Ook ging ik redactioneel werk doen en oecumenische columns schrijven voor de progressieve katholieken van de Mariënburgvereniging. Al met al werd het een hele mooie oecumenische mix en zo ontstonden er vele vriendschappen voor het leven. Want oecumene berust vooral op vriendschap en vertrouwen. Nog altijd ben ik dankbaar, dat ik van al die verschillende gremia zomaar mandaat heb gekregen en daarmee het vertrouwen om verder te werken aan de oecumenische gedachte. Sinds 2010 ben ik moderator van een wereldwijd oecumenische netwerk (2), dat inmiddels meer dan 2000 leden telt. Dat geeft me veel voldoening.

Ik ben een vriend van allen die God vrezen, zegt Psalm 119:63. Vriendin mag ook. Daar herken ik me helemaal in. Ook al zijn de tijden zijn veranderd, ook al heeft oecumene inmiddels een groot déjavu-gehalte gekregen, en zijn we niet zo veel opgeschoten als gehoopt, toch blijft het belangrijk, dat het oecumenisch ideaal verder wordt gedragen. Want allemaal bij Jezus horen en toch zo verdeeld zijn, dat kan niet kloppen. En dat snapt een kind.

(1) Tefilla is in het Hebreeuws gebed, Ruach is adem of geest en Pesjang is kwaad.

(2) https://www.linkedin.com/groups?mostRecent=&gid=3404126&trk=my_groups-tile-flipgrp