Tempora mutantur et nos in illis
Die Latijnse spreuk komt bij mij boven, als ik nadenk over de herdenking van de Reformatie, nu 500 jaar geleden: ‘De tijden veranderen, en wij met hen’. Of een meer eigentijdse variant: ‘The times, they are a-changing’ (Nobelprijswinnaar Bob Dylan). Waar ging het over, vijfhonderd jaar geleden?
Van protestantse kant wordt gezegd: Het ging om de vraag van Luther: ‘Hoe krijg ik een genadig God?’, of: ‘Hoe komt het weer goed tussen God en een mens?’ En dat is ook zo, maar daaronder lag nog een andere vraag, namelijk die naar de zekerheid van het geloof. Niet alleen: ‘Hoe komt het goed tussen God en jou’, maar ook: ‘Hoe kun je er zeker van zijn dat het goed is tussen God en jou?’
Op dat punt gingen Rome en Reformatie uiteen. De Katholieke leer legde de zekerheid van het geloof in handen van de Kerk. Die bepaalde wat je als gelovige moest doen om te zorgen dat het goed was tussen God en jou; en als je dat gedaan had, zei de Kerk, dan was het ook echt goed; daar mocht je op vertrouwen.
Eeuwenlang had dit antwoord de gewetens bevredigd en gerustgesteld. Maar aan het eind van de Middeleeuwen, in de tijd waarin de mens zich zijn individualiteit steeds meer bewust begon te worden, werd de zekerheid van het geloof al meer tot een vraag. In de protestantse traditie werd de Kerk als bemiddelende instantie tussen God en mens terzijde geschoven. Alle gewicht kwam te liggen bij de rechtstreekse relatie van de individuele mens met God. Hoe kon je als christen zeker zijn van het eeuwige heil? Het antwoord van protestantse kant: Sola fide, sola gratia, sola Scriptura, door geloof alleen, door genade alleen, door de Bijbel alleen.
Zo lagen de fronten eeuwenlang vast.
Afgesneden
Beiderzijds was intussen het contact afgesneden geraakt met levende delen van de gezamenlijke traditie. Met gevolgen. Om het (te) kort te benoemen:
- De Katholieke opvatting lag zonder veel verweer open voor een veelkleurigheid aan magische gedachten. Denk aan de manier waarop met name in vele Zuid- Amerikaanse landen de kerkelijke leer een ogenschijnlijk moeiteloze verbinding aanging met allerlei vormen van bijgeloof en volksgeloof. En dan werd de officiële leer weliswaar niet aangepast, maar wel bijkans onherkenbaar veranderd in haar vormgeving in het geloof van alledag.
- De Protestantse opvatting lag, ook zonder veel verweer, open voor een ander gevaar: een sterk verstandelijke beleving van het geloof. Het mysterie, zoals de Katholieke leer dat had bewaard in de centrale plaats van de sacramenten (voorop de eucharistieviering) in het geloof, kon in de Protestantse traditie licht verdorren door de centrale positie van de verkondiging in de samenkomst van het volk van God.
Nu vielen deze zwakten nog niet zo op in de eerste eeuwen na de Reformatie, zolang in de (christelijke) wereld nog een algemeen gedeeld besef aanwezig was van de aanwezigheid in onze werkelijkheid van God, of het goddelijke. Maar, zoals gezegd, de tijden zijn veranderd, en wij met hen. Eén van de grootste veranderingen is dat de Westeuropese mens in doorsnee, om het even of hij of zij van huis uit katholiek is of protestant is, ontzonken is aan een dergelijk basaal godsbesef. Het weten, of de ervaring, hoe vaag ook, dat er meer is tussen hemel en aarde, is door de kieren van ons bestaan weggegleden.
Levende realiteit
En wanneer dat besef eenmaal verdwenen is, verandert de vraag naar de zekerheid van het geloof ingrijpend. In de 21e eeuw richt die vraag zich niet meer, zoals in de 16e eeuw, op het eeuwig wel en wee van een mens, maar op vragen als: Is er überhaupt een God? En als Hij er is, waarom merk ik dan zo weinig van Hem, en waarom is er zoveel ellende in de wereld?
Vragen waaraan Rooms Katholiek en Protestant beiden lijden. Of, vaker, waar beiden in het geheel niet aan lijden, omdat ze zich slechts gelukkig prijzen met het verdwijnen van een al meer als last ervaren erfenis uit een ver verleden. De tijden veranderen, en wij met hen. De vroegere tegenstelling is vervaagd, en vervangen (of misschien moet ik eerder zeggen: ingehaald) door heel andere zorgen en problemen. Er knaagt een worm aan de wortel van het geloof. Voor Rooms Katholiek én Protestant is vandaag de vraag: Hoe dragen we het geloof als een levende realiteit over aan de generaties na ons? En daaraan voorafgaand nog die andere vraag: Hoe bliijft het geloof voor mijzelf een levende realiteit in de wereld van vandaag?
Hart, Ik en zinnen
Ik moet denken aan een woord dat ik leerde uit boeken van de orthopedagoog dr. W. ter Horst (met een variant op een uitspraak van Aristoteles): Hoe bereik je het hart van een mens, van een kind? En het antwoord van Ter Horst: Niets komt in het hart, dat niet eerst in de zinnen en het Ik is geweest. Uiteindelijk gaat het om het hart; maar de weg naar het hart loopt via het Ik en de zinnen.
Door de eeuwen heen is Rome meer de weg van de zinnen gegaan, en Wittenberg en Genève die van het Ik. Beiderzijds hebben we daarmee een deel van de toegang tot het hart afgesloten of op z’n minst bemoeilijkt. Juist hier zie ik kansen voor een oecumenische ontmoeting. En dan niet in de vorm van grootse congressen of hoogdravende verklaringen, maar in de onderlinge ontmoeting van gewone mensen, op zoek naar de zin van het leven, samen op zoek naar God. Ik denk aan het model waarmee in de Protestantse kerken enige ervaring is opgedaan door middel van de Nationale Synode.
Nee, daar hoeven we geen wonderen van te verwachten; die hebben wij ook niet in eigen beheer. Maar het zou ons, komend langs velerlei wegen, kunnen verbazen en inspireren om te zien, te horen, te ervaren, te voelen, hoezeer ook in de traditie van de ander (die echt anders is!) iets trilt dat interfereert met onze eigen golflengte.
Jezus Christus
En naar mijn stellige overtuiging zal dan blijken dat er maar één antwoord is, op de oude én op de nieuwe vragen; dat antwoord is een Naam, één Naam: Jezus Christus. Als wij elkaar ontmoeten, aan de voet van Zijn kruis en in het licht van Zijn open graf, dan zou het ook in de 21e eeuw werkelijkheid kunnen worden, dat wij elkaar het evangelie verkondigen, zoals de eerste christenen dat deden op de dag van de opstanding van hun Heer: ‘Wij hebben de Heer gezien!’ (Johannes 20:25). En we vallen de apostel Paulus bij, als hij zegt: ‘Hoe dan ook, of zij het nu zijn of ik, wij verkondigen allemaal dezelfde boodschap, en door die boodschap bent u tot geloof gekomen’ (1 Korintiërs 15:11).
M.H.T. Biewenga is Nederlands Gereformeerd predikant te Enschede