Moeten wij Gods liefde verdienen? Bijvoorbeeld door het doen van goede werken? Welke relatie hebben God en mens met elkaar? Is God rechtvaardig of barmhartig? Deze vragen zijn voor Luther van groot belang. Voor een antwoord gaat hij te rade bij de Bijbel.
Maarten Luther groeide op in een tijd dat de drukpers tot ontwikkeling kwam. Eind van de vijftiende eeuw was de Latijnse versie en ook een Duitse vertaling van de H. Schrift al in boekvorm uitgegeven, maar de oplagen waren beperkt. Op de stads- en kloosterscholen leerden de leerlingen Latijnse psalmen van buiten. De epistels en evangelies van de zon- en feestdagen werden uitgelegd voordat de kinderen naar de Mis gingen. Het eerste boek dat de jonge Luther kocht, was een postille: schriftlezingen voor zon- en feestdagen met uitleg. Als jonge augustijner monnik was hij op 28-jarige leeftijd Doctor in de H. Schrift geworden: hij kende toen nog geen Grieks of Hebreeuws. De Schrift werd niet historisch of taalkundig uitgelegd maar behandeld als een verklaring van de leer van de Kerk. In Luther voltrekt zich dan gaandeweg een omkeer: hij onderzoekt of de leer van de Kerk, de theologie, overeenstemt met de Schrift.
Christus centraal
Luther legt de ganse bijbel christologisch uit. Alle profetieën en alle psalmen moeten op Christus betrokken worden. De Schrift is het levende woord van de gekruisigde en verrezen Christus, zo stelt Luther. Hij loopt dan vast bij bepaalde psalmen. Psalm 31,2: “Bevrijd mij en doe mij recht” of Psalm 71,2: “red en bevrijd mij, doe mij recht.” Wat is de rechtspraak van God? Is Gods rechtvaardigheid de goeden belonen en de zondaars straffen? Maar hoe zou je zo’n rechtvaardige God kunnen beminnen? Waarom staat er niet: red en bevrijd mij door uw barmhartigheid? Wat is het verschil tussen rechtspraak en barmhartigheid of genade? En al vroeg gaat Luther op onderzoek bij de Brief aan de Romeinen. Daar schrijft Sint Paulus dat God enkel en alleen wie gelooft als rechtvaardige aanneemt (Rom. 1,17). En gelooft de gelovige op eigen kracht? Nee, zegt Luther, want geloof is een geschenk van God zelf. Die stelt ons in staat te geloven. Rechtvaardig zijn we dus niet op eigen kracht maar uit kracht van God, van Gods Geest. God schenkt niet gerechtigheid naast barmhartigheid, maar rechtvaardigt ons uit barmhartigheid.
Een gerechtvaardigd mens
De eerste jaren van zijn professoraat besteedde Luther aan de uitleg van de psalmen. In 1515 cirkelde de collegestof rond de Brief aan de Romeinen. Afschriften van zijn collegedictaat bevinden zich in de Staatsbibliotheek van Berlijn en in de Bibliotheek van het Vaticaan. Uit deze dictaten blijkt hoe Luther afstand neemt van de middeleeuwse, allegorische uitleg van de Bijbel en poogt om van binnenuit te verstaan wat de Apostel zegt, bedoelt en leert. Hoe dacht Paulus, wat heeft hij ons te zeggen? In 1516 verscheen de Griekse uitgave van het Nieuwe Testament bezorgd door Erasmus. Luther maakte er meteen gebruik van. Het dictaat geeft een eerste behandeling van de rechtvaardigingsleer: God wil ons redden niet met behulp van kille rechtspraak, maar Hij rechtvaardigt ons op voorhand. Zolang mensen niet verwaand of eigenwijs zijn, maar zich leeg of zondig voelen, dan kan Gods genade iets uitrichten. Bij Luther is het de levende Christus in ons waardoor de gerechtigheid Gods in ons woont. Een gerechtvaardigde mens is dus een christen die Gods Woord aanneemt. Een christen die God gelijk geeft en daarmee tegelijk zondig en rechtvaardig is. Door het Woord van God te aanhoren, dat is door te geloven, wordt de mens gerechtvaardigd. En niet door de werken.
Het gezag van de Schrift
In die eerste periode van zijn professoraat komt Luther tot verrassende Bijbelse inzichten. Hij had toentertijd de gelegenheid om intensief zijn zondagse preken in de stadskerk en zijn wekelijkse colleges in de slotkerk voor te bereiden. In die combinatie rijpt hij als theoloog en groeit zijn vaardigheid om zich in de volkstaal uit te drukken. Hij geeft een nieuwe beschrijving van de relatie tussen God en mens. In 1517 schrijft hij dan ook aan zijn vrienden dat Bijbelse theologie in Wittenberg het gaat winnen van een theologie gebaseerd op Aristoteles. De Schrift wordt het gezag voor Luther. Zijn strijdschriften rond 1520-1521 behandelen de autoriteit van de Schrift: geen gelovige mag tot iets gedwongen worden buiten de Schrift om. In de Schrift vinden we alles wat we nodig hebben om als christenen te leven. Luther zet zich aan een vertaling van de bijbel. Hij begon met het Nieuwe Testament en gebruikte de tweede druk van de tekstuitgave van Erasmus. Het was geen simpel vertalen maar een herscheppen van de tekst in de Duitse taal. Later zou hij dat ook met het Oude Testament doen, waarbij hij inmiddels voldoende Hebreeuws kende om de grondtekst te gebruiken. In 1534 komt de hele vertaalde bijbel als één boek op de markt: 800 bladzijden op folioformaat. Deze Lutherbijbel heeft een fraaie vormgeving met behulp van houtsneden. Drukker Hans Lufft en de drukkers van de roofedities verdienden veel. Wat Maarten Luther betreft, hij merkte op dat hij om niet ontvangen had, om niet gegeven had en niets anders begeerde dan Christus, zijn Heer.
Dit artikel verscheen eerder in Kerk Wereldwijd, nummer 4.