Roel Bosch

Ze vallen niet op. Spreken Nederlands, werken bij een gewone werkgever, of zijn een eigen bedrijfje gestart. Een echtpaar runt een snackbar in een dorp, een vrouw werkt in de thuiszorg, een man is ingenieur milieuveiligheid, iemand werkt op het gemeentehuis van een grote stad, weer een ander coördineert taken bij een grote aannemer.

Op zondag gaan ze naar de kerk in eigen dorp of stad, sluiten zich aan bij lofzang en gebed. Hier is het de protestantse gemeente van Gereformeerde Bondssnit, waar de vrouwen onder hen de hoofddoek uit de tas halen. Daar is het de rooms-katholieke parochie, waar hun kinderen misschien zelfs wel mee doen met de misdienaren. Of het is een gewone mainstream protestantse wijkgemeente, met liedboek en vrouwelijke voorganger. Ze kennen er mensen, hun kinderen zitten op de zelfde school als de kinderen hier in de kerk.
En toch…

Mar Benyaminparochie

EuchEens per twee weken, eens per twee maanden, net wanneer het uitkomt gaan ze naar elders. Ik heb het vooral over de groep christenen uit Irak, Syrië, Iran, Turkije, die deel uitmaken van de Assyrische Kerk van het Oosten. In Nederland delen ze één parochie, de Mar Benyaminparochie. Elke twee weken komen ze bij elkaar in Zeist in de kerk waar ik als dominee aan verbonden ben. Na ‘onze dienst’ is de kerk van hen. De priester komt uit London overgevlogen, soms de bisschop uit Zweden, of een vervangende priester uit Frankrijk of Duitsland. Zelf rijden ze grote afstanden om hun eigen liturgie te kunnen vieren, elkaar te begroeten, samen te delen in de maaltijd na de mis.
Een grote vaste kern, per zondag aangevuld met een flink aantal anderen, komt hier thuis in hun eigen manier van liturgie. In een sobere ruimte vieren ze de liturgie in de eigen taal. Deze oosterse kerk kent geen iconen, geen beelden, maar wel wierook, altaar, de wekelijkse eucharistie. Het vrouwenkoor is onmisbaar, zingt van tekstbladen de oude zangen. Een enkele jongere krijgt als geheugensteun een blad met de getranscribeerde tekst, in Latijnse letters.

Twee werelden

Ze leven in Nederland, sommigen nu tien, vijftien, twintig jaar. Ze zijn al gevlucht vóór de golf van de laatste jaren, weg voor de ayatolah’s, Saddam Hoessein, de grimmige sfeer in de streken in Syrië waar ze vandaan komen. Je zou kunnen zeggen: het zijn model-vluchtelingen. Zo snel als maar enigszins mogelijk is vallen ze niemand meer lastig met vragen om hulp. Hun netwerk is wereldwijd, hun digitale communicatiemiddelen perfect, elkaar kunnen ze vaak bijspringen. Is er iemand uit hun midden ziek, maar nog niet erkend als asielzoeker, dan leggen ze de dokterskosten bij elkaar. Familie in de landen van herkomst kan op hen rekenen. Tegelijk richten ze zich op goede scholing van de eigen kinderen hier in Nederland. En realiseren ze zich dat de weg terug naar het Midden-Oosten er niet meer in zit, de komende jaren zeker niet.
De groep van mensen die nu rond de 50 zijn heeft vaak een goede scholing gehad in hun land van herkomst. De één in Erbil op een middelbare school van orthodoxe signatuur, de ander in Aleppo bij dominicanessen – de oecumene is ze van huis uit vertrouwd. Maar hun assyrisch-christen zijn, met de patriarch in een lange lijn die los van Rome stond, hoort bij hun manier van zijn. Juist de overgang naar een vreemd land maakt die identiteit sterker. Zoals dat ook voor de christenen uit Syrië uit Syrisch-katholieke, Syrisch-orthodoxe of andere kerkfamilies geldt.

Verbondenheid

Ik ben onder de indruk van de manier waarop ze de twee werelden kunnen combineren. Ik denk aan die keer dat ze me uitnodigden mee te bidden in de wake voor de ruim 200 geloofsgenoten die door IS ontvoerd waren. Deze keer schortten ze de eucharistie op, was het een en al wake, gezang, gebed. De priester had een nieuwe tekst gemaakt, die het koor op een oude toon zong, een smeekgebed. En ik denk aan maanden later, toen drie van die ontvoerden doodgeschoten waren. Een van hen, een arts, geliefd man in de gemeenschap, een mensenhelper bij uitstek, liet een oude moeder in Syrië achter, en een zus en zwager in Nederland. Die laatsten kwamen naar de dienst in Zeist. Dat was voor hen de enige manier om iets te doen wat op ‘begraven’ lijkt: de naam, de namen met liefde noemen, verdriet om hen hebben, delen in de pijn. En dan daarna de maaltijd, samen met mensen aan wie je niet alles hoeft uit te leggen. Vluchteling zijn betekent ook: de begrafenis van je naasten overlaten aan wie-weet-wie…
Twee weken later is dat niet vergeten. Maar dan is er ook weer feest, op zondag. Een verloving, een kind geboren, en gewoon, het feest van elkaar weer te zien. Het ‘blijf niet staren op wat vroeger was’ is een levenshouding die deze vluchtelingen me wel meegeven. Zoals ze dus ook gewoon in hun eigen dorpsgemeenschap naar de kerk gaan waar ze welkom zijn. Zonder dogmatische linealen te leggen langs de grote verschillen die de buitenstaander kan aanwijzen. Één zijn in Christus is een te groot goed, en een te bedreigd goed, om dat los te laten.

Loyale jongeren

jongerenDe jongeren van de Assyrische kerk die ik zie zijn betrokken, loyaal tot en met. Ze zingen in het koor, ze helpen rond de maaltijden, ze vangen de kleintjes op die de dienst in en uit lopen. In een ontmoeting met jongeren uit ‘mijn’ kerk konden ze ook hun zorg en pijn uiten. Dat het vreemd is om te leven in een maatschappij waar geloof naar de rand geschoven wordt, raar is, uit de tijd. En dat het naar is om op een hoop gegooid te worden met moslims. Lijken we op ze? Liever niet – bij ons hebben de vrouwen een eigen stem, om maar één ding te noemen. Een enkeling heeft een vriendin of vriend die moslim is, maar het valt niet mee. Zijn die islamieten echt ons vertrouwen waard? Vragen die Nederlandse kerkgangers vaak wat ongemakkelijk maken. Vluchtelingen stellen wel vaker lastige vragen.

Dat speelt mee, nu een nieuwe, grote stroom vluchtelingen uit Syrië komt. Ik proef de zorg. Zitten er niet nog meer christenvijandige mensen bij? Een bericht uit een opvang in Zweden, Duitsland, Canada, waar christenen de keuken uit zijn gezet, gonst snel de hele wereld over, ook via de kerkelijke kanalen. Komt IS ons achterna? Zet hun komst de manier waarop wij geaccepteerd worden niet onder druk? En betekent de voortgaande ontbinding van de samenleving in Syrië door deze aderlating van talent niet heel slecht nieuws voor onze mensen daar? Maar hoe het anders moet weten zij ook niet. Waar ze kunnen helpen ze, hier door te tolken, daar door uitleg te geven aan ambtenaren die de verschillen niet weten tussen al die groepen en mensen.

Teleurstelling

De vluchtelingen uit Syrië en voorheen uit Irak komen uit seculiere staten. Voor Saddam Hoessein en Assad was het voortdurend goochelen: hoe houden we de balans tussen de bevolkingsgroepen en geloofsgroepen in evenwicht. De christelijke minderheid, maar ook minderheden als de jezidi’s, speelden daarbij een rol. Zoals ze die eerder speelden in de legers van de koloniale bezettende machten. Dat maakt dat vluchtelingen met deze achtergrond nogal eens teleurgesteld zijn in de steun die ze nu in het Westen krijgen. Het Westen is toch christelijk? Wat raar dat ons christen-zijn geen bespreekbaar onderwerp is; dat onze loyaliteit aan de stabiele staten die nu zijn ingestort niet gewaardeerd wordt.
Vluchteling zijn is het opstapelen van teleurstellingen. En ook: het vinden van nieuwe hoop. Het is mooi om te zien hoe zovelen de energie kunnen opbrengen om die hoop te zoeken. En te investeren in het land waar God hen nu laat wonen.

Dr. Roel A. Bosch is als predikant verbonden aan de NoorderLichtgemeente in Zeist. Hij is ook lid van het Platform Migrantenkerken Utrecht/Zeist.

Op zijn blog treft u diverse artikelen aan over de Assyrische parochie: http://roelbosch.noorderlichtgemeente.nl/#category5 
Zie ook: http://www.marbenyamin.nl/ 

Foto’s: Samuel Ibrahim
Foto groep jongeren Zeist en Mar Benyaminparochie: Roel Bosch