Verkiezingen 2012: heeft ontwikkelingssamenwerking toekomst?

FredvanIersel1web

In Nederland mag dan een neoliberale en etnocentrische wind waaien, feit blijft dat Nederland juist door zijn internationale en mondiale oriëntatie is geworden tot wat het nu is, en dat internationale solidariteit een constitutief element is in die internationale oriëntatie.

Nederland moet volop blijven investeren in ontwikkelingssamenwerking: ter wille van de ontwikkeling en ter wille van de wereldvrede.

 

 

‘Ontwikkeling is het nieuwe woord voor vrede’

Dat was het standpunt van Paus Paulus VI in zijn encycliek Populorum Progressio van 1967. Dit woord is zoals we zullen zien, nog steeds actueel.

Ontwikkeling en ontwikkelingssamenwerking kan men namelijk allereerst zien als resultaat, als uitkomst van een proces. Het gaat dan om het resultaat van inzet voor internationale gerechtigheid. Wanneer gerechtigheid afwezig is, en de kloof tussen arm en rijk te groot is, neemt de kans op gewapende conflicten toe. Dat is een belangrijk uitgangspunt van de katholieke sociale leer. In die zin is ‘ontwikkeling’ inderdaad nog steeds een ander woord voor vrede. Volgens de katholieke sociale leer behelst gerechtigheid in ieder geval ook de universele bestemming van goederen. Want, zo schreef het Tweede Vaticaans Concilie, God heeft de aarde met alles wat daarin is bestemd voor het gebruik van alle mensen en volken, zodat de geschapen goederen in een billijke verdeling aan allen moeten toekomen, onder de schutse van de rechtvaardigheid, vergezeld van de liefde’(Pastorale Constitutie Gaudium et Spes, 69: AAS 58 (1966), 1090)).

Vredeswerk

In actuele discussies over de betekenis van ontwikkelingssamenwerking moet dit aspect, dat het bij ontwikkelingssamenwerking om internationaal vredeswerk gaat, ook worden meegenomen. Anders ontstaat in onze Nederlandse samenleving van dit moment wellicht een eenzijdig beeld dat het bij ontwikkeling alleen om hulp gaat, of zelfs om het verslaafd maken of houden van landen en hun bevolking aan hulp en ontwikkelingssamenwerking. Nee, de essentie van ontwikkelingssamenwerking vanuit christelijk sociaal perspectief is vredeswerk, dat wil zeggen: de beperking van conflictescalatie door vermindering van ongerechtigheid in de betrokken samenlevingen of regio’s, en wereldwijd, dus ook om beperking van conflictpotentieel tussen ‘Noord’ en ‘Zuid’. Ontwikkeling vereist daarom echte solidariteit, en gerichtheid op zelforganisatie en participatie van de lokale bevolking in ontwikkelingslanden.

Omdat ontwikkeling ‘vrede ‘ is, gaat het niet alleen om recht doen aan mensen ‘ver weg’ – wat uiteraard belangrijk is -, maar het gaat juist ook om vreedzaam internationaal samenleven, waarbij dus ook Nederland en zijn bevolking baat en belang heeft, op korte termijn en voor volgende generaties. Kort gezegd: Ontwikkeling en ontwikkelingssamenwerking waarborgen vrede ‘wereldwijd’ en over meerdere generaties. Want echte vrede is op mondiale gerechtigheid gebaseerd.

Proces

Als ontwikkeling een resultaat en doel zijn, hoe ziet dat resultaat er dan schetsmatig uit? Op stelselniveau gaat het erom dat niet via ontwikkelingssamenwerking een soort staatssocialisme mag worden bevorderd, maar dat eigendom particulier mag zijn, mits het gebruik van eigendom gericht is op de universele bestemming van goederen, indachtig het Schriftwoord: Van God is de aarde en die haar bewonen (Ps. 24,1).

Bij de inrichting van elke samenleving, ook en juist in ontwikkelingsgebieden, moeten zelforganisatie en participatie van de bevolking gewaarborgd zijn, evenals solidariteit en de oriëntatie op verdelende rechtvaardigheid met betrekking tot de vruchten van productie en dienstverlening. En ook in de context van ontwikkelingssamenwerking geldt: de arbeider is zijn of haar loon waard: faire handel, fair loon is belangrijk. En, vrouwen, die wereldwijd het hardst werkende deel van de mensheid zijn – onbetaalde arbeid meegerekend – moeten volwaardig aan het economisch proces kunnen deelnemen volgens de katholieke sociale leer.

Ontwikkeling is natuurlijk niet alleen een resultaat of uitkomst of einddoel, maar het is tegelijk ook een historisch en maatschappelijk proces. Een belangrijk kenmerk daarvan is dat dit vol morele ambivalenties zit. Want ontwikkeling vindt uiteraard niet plaats in een vacuüm, maar in een bestaande locale of regionale situatie, waarin mensen proberen om ondanks niet optimale omstandigheden, te midden van vaak onvruchtbare politieke machtsverhoudingen, in hun levensonderhoud en toekomst voor hun kinderen, de volgende generaties, te voorzien.

Dilemma’s

Buitenstaanders die willen investeren in ontwikkeling staan door die morele ambivalenties vaak voor omstanderdilemma’s, waar we ook vanuit Nederland mee te maken hebben: moet je als investeerder eerst stabiel en rechtvaardig bestuur eisen voor je ontwikkeling stimuleert, of draagt, omgekeerd, ontwikkeling bij tot stabiel en rechtvaardig bestuur? Je kunt burgers moeilijk laten wachten op ontwikkeling totdat ze een stabiel en rechtvaardig bestuur hebben afgedwongen; zij zijn juist slachtoffers van onrechtvaardig bestuur en hebben empowerment nodig, dat wil zeggen: dat zij ingesteld worden zelfbestuur en zelforganisatie te ontwikkelen, conform het subsidiariteitsbeginsel dat tot de KSL behoort.

Het tweede omstanderdilemma, wederom ook voor Nederland, is: wat moet men doen als het proces van ontwikkeling van een regio in eerste instantie niet leidt tot vermindering van conflicten, maar juist tot opleving van conflicten? Volgens de bekende Macht Afstand Reductie Theorie (MART) van Mauk Mulder die internationaal ook is uitgewerkt in de polemologie, neemt de kans op conflicten niet af, maar juist toe als de kloof tussen de onderliggende partij en de bovenliggende partij afneemt. Want, zo luidt de theorie, het verkleinen van de kloof wekt de verwachting dat het slechten van de kloof nog verder kan gaan. Die verwachting wakkert conflicten aan. Daarom vereist de inzet voor internationale gerechtigheid ook een verhoogde inzet voor internationale veiligheid.

De opleving van etnische conflicten in mede door ontwikkeling ontwrichte samenlevingen, heeft zo bijvoorbeeld de ontwikkeling zelf, de ontwikkelingssamenwerking en internationale rechtvaardigheid definitief verbonden met het streven naar veiligheid. Steeds vaker gaat ontwikkelingssamenwerking als werk van gerechtigheid gepaard met vredesoperaties, met ‘peace keeping’, dus met werk aan veiligheid.

Maar dan ontstaat de vraag: wat komt er eerst? Is ontwikkeling een voorwaarde voor veiligheid, of is omgekeerd een bepaalde stabiel bestuur nodig om ontwikkeling mogelijk te maken? Bijbels gezegd: kunnen gerechtigheid en vrede elkaar kussen (Ps. 85:11). Is vrede de vrucht van gerechtigheid, zoals Jesaja 32:17 zegt), of is het ook omgekeerd: is gerechtigheid een vrucht die in vrede wordt gezaaid, zoals Jakobus 3:18 zegt?

Het derde omstanderdilemma betreft het al of niet ingrijpen bij grootschalige schending van mensenrechten. Mag de staatssoevereiniteit worden geschonden ten gunste van het afdwingen van de naleving van mensenrechten? Dit is geen geringe kwestie, want de staatssoevereiniteit is sinds de vrede van Westfalen van 1648 al een pijler van de vrede. Het relativeren daarvan is dus ook een risico voor de vrede. Maar omgekeerd geldt ook: zonder mensenrechten is er ook geen vrede mogelijk. Kortom: wat is de belangrijkste pijler van vrede: soevereiniteit of mensenrechten? Een intussen – sinds de oorlogen in voormalig Joegoslavië en Afrika – helaas alweer klassiek omstanderdilemma.

Welnu, de katholieke sociale leer formuleert duidelijke morele uitgangspunten hoe met dit type morele dilemma’s rond de verhouding van ontwikkeling en veiligheid om te gaan.

Op de eerste plaats moet de menselijke waardigheid van burgers, en dus ook van ontheemden en vluchtelingen, steeds gewaarborgd zijn.

Op de tweede plaats gaat internationale rechtvaardigheid en ook maatschappelijke rechtvaardigheid binnen de betrokken samenleving boven staatsveiligheid: staatsveiligheid en soevereiniteit zijn volgens de katholieke sociale leer zeer belangrijke, maar geen absoluut gegevens, eens te meer niet waar, zoals tot voor kort bijvoorbeeld in Libië, dictaturen en autoritaire regimes aan de macht zijn, zoals in veel zuidelijke landen.

Op de derde plaats moeten internationale conflicten, ook in de context van ontwikkeling, volgens de katholieke sociale leer, zo veel mogelijk via het internationaal recht beslecht worden. Dit betekent dat de katholieke sociale leer de internationale rechtsorde en haar instituties als de VN, zo veel mogelijk wil versterken, en ook dat initiatieven als het internationaal strafhof en tribunalen na een conflict gesteund worden.

Op de vierde plaats moet de menselijke veiligheid van burgers bij conflicten, de zo geheten human security, gewaarborgd worden. Dit is een morele waarde omdat het waarborgen van deze menselijke veiligheid verankerd is in de waardigheid van de menselijke persoon. Dit is in de praktijk vooral aan de orde bij gewapende conflicten, de zogenaamde low intensity conflicts, in ontwikkelingsgebieden. Menselijke veiligheid – human security- is volgens recente ontwikkeling in de katholieke sociale leer belangrijker dan staatsveiligheid en staatssoevereiniteit, en daarom steunt de katholieke kerk ook het recent door de VN aanvaarde ‘responsibility to protect’ van kwetsbare burgers.[1] Dit geeft namelijk een morele invulling aan veiligheid, waardoor veiligheid, moreel gezien, uit de sfeer van nationale veiligheid in strikte zin wordt getrokken. Dat is belangrijk, want nationale veiligheid kan gemakkelijk tot ideologie worden. Het beginsel van de responsibility to protect geeft invulling aan de morele verantwoordelijkheid van staten en van de internationale gemeenschap aan de veiligheid van burgers. Dit is overigens geen wet, maar een norm.

Op de vijfde plaats: juist omdat rechtvaardigheid volgens de KSL een betere en belangrijkere weg naar vrede is dan veiligheid, in ieder geval: dan veiligheid op zich, is ook het katholieke beginsel van de universele bestemming van goederen belangrijk. De economische route met passende eigendomsverhoudingen en passend vruchtgebruik van goederen en diensten blijft als route naar ontwikkeld en vreedzaam samenleven onmisbaar.

Tenslotte

Zo klopt het dus ook in 2012 nog steeds dat ontwikkeling een ander woord voor vrede is. Ontwikkeling als proces heeft daarbij, zo heeft de ontwikkeling sinds Populorum Progressio wel uitgewezen, baat bij een oriëntatie op de heldere waarden en beginselen uit de katholieke sociale leer, met name op rechtvaardigheid, en participatie. Heel actueel is vooral de fundering van human security in de waardigheid van de menselijke persoon. Voor de Nederlandse samenleving kan het dienstig zijn te beseffen dat het bij ontwikkelingssamenwerking niet gaat om het verspillen van geld, maar om het werken aan duurzame vrede. Het zou geen kwaad kunnen om juist vanuit dit gegeven ontwikkelingssamenwerking niet alleen op economische doelmatigheid maar op politieke  effectiviteit door te lichten. Laten we hopen dat de internationaal georiënteerde middenpartijen – en dan vooral die waarin christelijke inspiratie doorwerkt – dit perspectief niet uit het oog verliezen in de hitte van de verkiezingsstrijd of bij coalitievorming nadien.

Voetnoot:

The responsibility to protect (RtoP or R2P) is a norm or set of principles based on the idea that sovereignty is not a privilege, but a responsibility. RtoP focuses on preventing and halting four crimes: genocide, war crimes, crimes against humanity, and ethnic cleansing, which it places under the generic umbrella term of, “Mass Atrocity Crimes”.[1] The responsibility to protect can be thought of as having three parts.

  1. A State has a responsibility to protect its population from genocide, war crimes, crimes against humanity and ethnic cleansing (mass atrocities).
  2. If the State is unable to protect its population on its own, the international community has a responsibility to assist the state by building its capacity. This can mean building early-warning capabilities, mediating conflicts between political parties, strengthening the security sector, mobilizing standby forces, and many other actions.
  3. If a State is manifestly failing to protect its citizens from mass atrocities and peaceful measures are not working, the international community has the responsibility to intervene at first diplomatically, then more coercively, and as a last resort, with military force.[2]

In the international community RtoP is a norm, not a law. RtoP provides a framework for using tools that already exist (like mediation, early warning mechanisms, economic sanctioning, and chapter VII powers) to prevent mass atrocities. Civil society organizations, States, regional organizations, and international institutions all have a role to play in the operationalization of RtoP. The authority to employ the last resort and intervene militarily rests solely with United Nations Security Council and the General Assembly.

   

.



[1] Paus Benedictus XVI in zijn toespraak tot de AV van de Verenigde Naties in 2008. De paus benadrukte dat the responsibility to protect moet worden geïnterpreteerd binnen het bestaande internationaalrechtelijk kader en dat dus de erkenning ervan respect voor soevereiniteit behelst en afzien van militair geweld.