Bas Heijne ergert zich in de weekendeditie van NRC van 29 en 30 december aan de omfloerste toon van paus Benedictus over homoseksualiteit. Uit alle commotie blijkt dat de paus ook voor Heijne een ideaal projectiescherm is. Ongeïnformeerde kritiek van secularisten staat naast blinde loyaliteit van katholieken die beweren dat de paus niets heeft gezegd. In bijgaande bron is het standpunt van de paus te vinden – inderdaad niet in de kersttoespraak tot zijn personeel, maar in zijn jaarlijkse verklaring over Wereldvredesdag, nu dus voor 1 januari 2013.
Visie op het huwelijk
Deze verklaring behandelt overigens meerdere thema’s. Maar ze heeft in geen passage betrekking op homoseksualiteit als seksuele moraal als zodanig – laat staan op omfloerste wijze –, maar op de huwelijkswetgeving als wetgeving. Ze handelt in de betreffende paragraaf over sociale en politiek ethiek en de morele normering van wetgeving. Vanuit Nederlands perspectief moge het homohuwelijk de maat van alle dingen schijnen, van een paus kan men hier redelijkerwijs geen steun voor verwachten; immers: noch de Bijbel, noch de katholieke traditie geven hier reden of aanleiding toe. De veronderstelde liefde tussen David en Jonathan is nog even niet de maat van alle dingen.
Uitgangspunten
Het dominante Nederlandse denken over de rechtsstaat vereist sinds de invoering van het homohuwelijk gelijke behandeling van stellen ongeacht seksuele geaardheid tot in de huwelijkswetgeving toe, en ze vereist in deze logica een homohuwelijk. De kortsluiting die hierbij ontstaat met de katholieke traditie heeft zijn bron in het sociaal ethisch uitgangspunt. De katholieke denkwijze wordt in verschillende stappen opgebouwd. Volgens de paus ligt vooreerst alle moraal vervat in de natuurlijke zedenwet. Als zodanig is ze in beginsel voor alle mensen redelijk toegankelijk; anders gezegd: iedereen kan op basis van de rede inzien wat een huwelijk is en wat niet. De katholieke Kerk stelt vervolgens dat wetgeving niet in strijd mag zijn met de natuurlijke zedenwet: de reden waarom een wettig homohuwelijk onmogelijk is. In de derde stap stelt de katholieke kerk dat homohuwelijkswetgeving niet redelijk is; een inzicht dat volgens de kerk zelf juist ook buiten het geloof om zou kunnen en moeten worden ingezien. In katholiek perspectief is het onredelijk de argumenten tegen homohuwelijkswetgeving niet in te zien. Juist op dit niveau van wetgeving heeft overigens de Franse bisschoppenconferentie juist steun uitgesproken voor wetgeving die het wederzijds nemen van verantwoordelijkheid als in een huwelijk mogelijk zou maken. Want die verantwoordelijkheid mag best goed geordend worden, ook in wetgeving.
Argumentatie ontbreekt
Hoe dit ook zij, de paus appelleert dus juist aan de rede. Spijtig genoeg worden in de Verklaring voor Wereldvredesdag nu juist de redelijke argumenten tegen het homohuwelijk niet besproken: ze worden bekend verondersteld. Precies hier zit een belangrijk manco in de Verklaring voor Wereldvredesdag. Immers, wie aan een democratisch en juridisch debat deelneemt, moet nu juist wel de argumenten geven die andere deelnemers overtuigen. In dit opzicht schiet de verklaring voor wereldvredesdag schromelijk te kort, echter ook volgens katholieke normen. De verklaring veronderstelt ten onrechte bekend wat de natuurlijke zedenwet zoal inhoudt. Precies de noodzaak van expliciet debat heeft paus Benedictus ook onderschreven in het befaamde debat dat hij als toenmalig kardinaal met Jürgen Habermas over de dialectiek van secularisering in de politiek.
Uitdaging
De paus oogst met zijn impliciete pleidooi voor redelijkheid in de huwelijkswetgeving in de genoemde Verklaring een averechts effect, in die zin dat hij juist met zijn pleidooi voor redelijke wetgeving veel emoties oproept, welke hij vervolgens als boemerang over zich heen krijgt. De katholieke kerk kan er mijns inziens in democratische rechtsstaten met een libertaire meerheid niet van uitgaan dat haar morele argumentatie en de aannames hiervan begrepen worden: ze zal over haar visies op het goede samenleven veel explicieter moeten debatteren. Daarbij zal ze tevens rekening moeten houden met de beperking van haar invloed. Dit betekent dat ze haar visies in libertaire samenlevingen als minderheidsstandpunt naar voren moet brengen – met als doel bescherming van rechten van minderheden als traditionele gezinnen. Dat mag best assertief gebeuren, maar dan juist daarom dus ook argumentatief. Daarmee ligt voor de katholieke kerk de uitdaging op tafel om haar opvattingen over de natuurlijke zedenwet en haar betekenis voor wetgeving- kortom: haar sociale leer – te verbinden met haar eigen visies op participatie in democratische instituties die door het Tweede Vaticaans Concilie vertolkt zijn.
Prof. dr. Fred van Iersel is katholiek theoloog.