Maria als moeder van de Kerk verbindt ons

cid 6337734CC5F64A2C8E1E44304C1ED9FDKloosterSpesNos

Op de vergadering van het hoofdbestuur van de Katholieke Vereniging voor Oecumene gaf bestuurslid Martin Los zijn visie op het boek “Maria, icoon van de genade” van de protestantse theoloog prof. dr. Arnold Hijgen. Hieronder publiceren we de tekst van de inleiding van Martin Los die goed aansluit bij het laatste nummer van het tijdschrift Perspectief dat geheel gewijd was aan dit boek.

Maria als moeder van de Kerk verbindt ons

Enige tijd geleden vroeg Geert van Dartel mij of ik het gesprek van het hoofdbestuur van de KVO vanmorgen over het boek van prof. Arnold Huijgen wilde inleiden. We hadden tijdens de vorige bijeenkomst een korte gedachtewisseling over dit boek “Maria icoon van genade”. Daaruit bleek verwondering en ook enthousiasme over het boek bij degenen die het hadden gelezen. Een christelijk gereformeerde professor aan een theologische hogeschool die een boek schrijft met de titel Maria icoon van genade, is inderdaad een grote verrassing. En mogelijk is het ook een belangrijk stap voorwaarts in de oecumenische verhoudingen in Nederland. Voor de protestantse kerken, zeker de kleinere, maar zeer beginselvaste  reformatorische kerkgenootschappen, blijft Maria in de theologie en de geloofsbeleving vrijwel buiten beeld. Als ze soms wel eens ter sprake komt, is het om duidelijk te maken, dat kerken voor wie Maria een belangrijke plaats inneemt daarmee hun christelijke boekje te buiten gaan.

De wijze waarop we als rooms-katholieke kerk met Maria omgaan is een stevig struikelblok in de oecumenische verhoudingen met de reformatorische kerken en de protestantse kerken in het algemeen. Niet alleen wat betreft de belijdenis maar ook de geloofspraktijk en beleving. Des te opmerkelijker en verheugender is het dat professor Huijgen een boek met Maria in de hoofdrol heeft geschreven. Een boek waarin hij oprecht probeert om de kloof te overbruggen. Oecumene is voor hem één van de drijfveren. Daar is echt moed voor nodig geweest. Want ik weet uit eigen ervaring dat bij zulke kerkscheidende onderwerpen als de Mariaverering op het moment dat iemand een pleidooi voert om daar begrip voor te hebben en zelfs daarin mee te gaan, dat de reactie meestal is: “maar hebben onze voorouders het dan altijd bij het verkeerde eind gehad”. Loyaliteit aan de eigen eeuwenoude traditie moeten we niet onderschatten. Op zich is trouw aan de eigen traditie te prijzen. We moeten in de oecumenische verhoudingen altijd bedenken dat het niet alleen gaat om de verschillen in ideeën, leer en overtuiging, maar ook om de eigen geloofsbeleving en cultuur waarin ieders geloof verworteld is. Als na vijfhonderd jaar een theologieprofessor komt uit leggen dat de eigen traditie eeuwenlang een fundamenteel onderwerp als Maria ten onrechte vermeden heeft en men zichzelf daardoor tekort heeft gedaan, zal dat bij niet weinigen op onbegrip stuiten, hoe sympathiek het pleidooi en de persoon van de advocaat ook is. En sympathiek is Maria, icoon van genade, zeker en ook haar advocaat Arnold Huijgen zoals we onlangs nog mochten meemaken in Oss in een studiedag over het synodale proces waar hij een inleiding hield over dit onderwerp vanuit protestants gezichtspunt gezien

Objectieve blik

De reden waarom Geert van Dartel mij vroeg om het gesprek vanmorgen in te leiden was, zo zei hij, dat ik als voormalig Gereformeerd predikant en nu als 31 jaar Rooms-katholieke priester het verschil van houding ten opzichte van Maria van beide kanten van binnen en buiten uit ken. Als ik terugdenk aan mijn kindertijd herinner ik mij dat we alleen met advent en kerst in de kerk van mijn jeugd de naam van Maria in de Schriftlezingen hoorden. Tenminste als de predikant tenminste geen andere lezingen koos als uitgangspunt voor zijn preek. Ik voelde altijd als kind ontroering als we dan toch één keer per jaar de berijmde lofzang van Maria zongen die als bijbeltekst bij uitzondering achterin het psalmboek stond: “ Mijn ziel verheft Gods eer; Mijn geest mag blij den HEER Mijn Zaligmaker noemen, Die, in haar lagen staat, Zijn dienstmaagd niet versmaadt, Maar van Zijn gunst doet roemen (berijming Voetius 1589-1676). De ontroering hing vast samen met het feit dat  mijn moeder Maria heette.

De vraag is of ik echt objectief en van beide kanten, protestants en rooms-katholiek naar Maria kan kijken. Vooral omdat ik zoals gezegd al vierendertig jaar geleden afscheid heb genomen van de kerk waarin ik het geloof heb ontvangen en die ik later ook twaalfeneenhalfjaar heb mogen dienen als predikant, en die altijd een bijzondere plek heeft in mijn hart. Dat is bijna twee generaties terug. En er is in alle kerken in die tussentijd veel gebeurd. Het is daarom voor mij moeilijk te beoordelen of het boek van professor Huijgen een ontwikkeling binnen protestants Nederland betekent of dat één zwaluw nog geen zomer vormt. Een krappe meerderheid in de synode van de kerk van professor Huijgen heeft vorige week nog besloten de banden met de Raad van kerken los te maken. Spanning over de koers van zijn kerk is er dus zeker. Het spreekt van zelf dat Arnold Huijgen deze stap ernstig ontraden heeft..
“Maria, icoon van genade” klinkt mij als muziek in de oren. Het boek ademt ontdekkersvreugde van begin tot eind. Er is zeker sprake van liefde voor Maria, als moeder van de kerk. Er is sprake van verlangen. Romantiek arm in arm met dogmatiek.

Verbindend

Naast de te verwachten afwijzende reactie in eigen kring zal het zeker ook gesprekken op gang brengen waardoor aan reformatorische zijde Maria tot een verbindende figuur kan worden tussen Rome en Reformatie in plaats van een breuklijn. Arnold Huijgen loopt daarom behoedzaam de Bijbelse argumenten langs om tot een vorm van omgang met Maria te komen die in reformatorische ogen legitiem zou moeten zijn. Ook in de traditie van de ene ongedeelde kerk voor de Reformatie gaat hij na op zoek naar vindplaatsen die voor de gemeenten in zijn traditie het beeld van Maria aantrekkelijk kunnen maken. Die kunnen ook ons als katholieken te denken geven. En daarvoor moeten we Arnold Huijgen erkentelijk zijn. Boeiend is ook zijn poging om het beeld van Maria te actualiseren en voor onze tijd vruchtbaar te maken. Zijn pleidooi voor een zorgvuldige omgang met iconen kan zeker ook helpen om de oecumene zichtbaarder te maken.

Bij zoveel goed en positiefs moeten we denk ik maar niet te hard vallen over het feit dat onze reformatorische broeder de latere dogma’s over Maria, met name de onbevlekte ontvangenis, een bedrijfsongeluk noemt. Was enige terughoudendheid hier niet op zijn plaats geweest voor iemand die om zo te zeggen Maria net ontdekt heeft? Misschien is het schertsend bedoeld mag ik hopen. Want de latere katholieke Maria dogma’s zijn natuurlijk niet uit de lucht komen vallen.  Ze zijn de neerslag van een vroomheid die een hele lange traditie heeft. Had Christus zelf niet zijn moeder uitgekozen om uit haar voort te komen, zoals de zon de dageraad schept waaruit hij zelf tevoorschijn komt. Al in de catacomben van Priscilla aan de via Nomentana in  Rome zijn twee vroege iconische afbeeldingen van Maria van rond 230 te zien die blijk geven van een gestileerde en gerijpte omgang van de eerste christenen in Rome met Maria. Arnold Huijgen probeert zijn opmerking dat het om een bedrijfsongeluk gaat nog te relativeren door te verwijzen naar Hendro Munsterman die de wenselijkheid oppert om de katholieke hierarchie van waarheden, verwant aan de hiërarchie van waarden, bekend uit de rooms-katholieke traditie (hierarchia  veritatum)  te passen op de Mariale dogma’s van de moderne tijd. Geen slecht idee misschien. Maar dat gaat natuurlijk alleen op als zo’n waarheid  erkend wordt of op zijn minst gerespecteerd en niet ondergebracht wordt onder de categorie bedrijfsongelukken.

Hartelijke oecumene

Mag ik in dit verband mij ook een grapje veroorloven. Professor Huijgen heeft niet veel op met de titel Maria, gratia plena. Hij ziet daarin aanleiding  tot een misverstand, namelijk dat katholieke gelovigen Maria zelf als bron van genade zien in plaats van God. Eén gesprekje met een willekeurige katholieke gelovige zou hem duidelijk gemaakt hebben, dat Maria beeld en doorgeefster van Gods genade is. Alsof meer dan duizend jaar de ontelbare mensen die het Wees gegroet gebeden hebben en nog doen, zich vergist hebben. Mara vol van genade zou ‘leeg voor genade’ moeten zijn. In dit opzicht lijkt Arnold Huijgen toch even op een gast die op bezoek is en tijdens een hartelijk gesprek plotseling opstaat om een schilderij dat een beetje scheef hangt, recht te hangen.

Ik wil graag besluiten met de wens dat het boek van dr. Huijgen ook werkelijk gelezen wordt en besproken wordt in katholieke en protestantse en gemengde gezelschappen. Ik hoop dat die gesprekken een nieuwe impuls mogen geven aan het verlangen naar hartelijke oecumene in ons land waarin we elkaar als christenen verrijken door naar elkaar te luisteren.  Dat is ook de bedoeling van het door paus Franciscus gestarte synodale proces. Maria is zonder twijfel de aangewezen persoon om de door de Heer zelf afgebeden eenheid “opdat allen één zijn” onder de christenen te representeren en te bevorderen is als moeder van de kerk die zij is, ook in de ogen van Anton Huijgen.

Martin Los, emeritus pastoor, bisschoppelijk gedelegeerde voor oecumene van het aartsbisdom Utrecht