Als studente ‘pastoraal theologie’ aan het eind van de 70-ger jaren bezocht ik regelmatig de Studentenkerk. Daar kwam ik Jo tegen. Hij was toen al jaren werkzaam als geestelijk verzorger bij justitie; als hij niet zelf hoefde voor te gaan, kwam hij inspiratie opdoen bij het oecumenische studentenpastoraat waar ook ik kerkelijk thuis was.
Op een keer kwamen we uitvoerig te spreken over zijn pastorale werk met justitiabelen. Met respect en mededogen sprak hij over de mensen met en voor wie hij in de inrichting werkte. En hoewel zijn pastoranten allemaal ‘zware jongens’ waren, vertelde hij met lichtheid en humor over het werk dat hem zo na aan het hart lag.
Dat wilde ik ook wel, maar dan liefst als vrouw met gedetineerde vrouwen. Dankzij deze justitiepastor als richtingwijzer en na een stage en een scriptie over justitiepastoraat-met-vrouwen, werd ik uiteindelijk zelf aalmoezenier bij justitie. Na mijn afstuderen heeft het wel 25 jaar geduurd voordat ik daadwerkelijk kwam te werken in een justitiële inrichting voor vrouwen en één voor jeugdige delinquenten.
‘Begín er maar niet mee’ had de Vicaris Generaal geadviseerd, toen ik voor de zending en mijn eerste pastorale baan kwam solliciteren. Hij vond pastoraat bij justitie alleszins belangrijk, maar niet als eerste en niet als enige werkplek. Te eenzijdig. Te zwaar misschien ook. Achteraf ben ik blij met de beroepservaring in het parochiepastoraat, in het studentenpastoraat en met een opleiding tot supervisor. Ik voelde me goed voorbereid toen ik in 2008 eindelijk begon als geestelijk verzorgster binnen de Dienst Geestelijke Verzorging (van de Dienst Justitiële Inrichtingen).
Hoge muren met driedubbel prikkeldraad
In de praktijk was het toch wel wennen. De werksetting ‘op locatie’ maakt elke dag weer indruk op me: de hoge muren met driedubbele prikkeldraad om de gebouwen heen; elke keer weer piepvrij door een detectiepoort moeten gaan; de deuren die maar van één kant met een sleutel geopend kunnen worden; en een vaststaand dagprogramma voor de justitiabelen, waar niet aan te wrikken of te improviseren valt. Daarbinnen werken we met een team van geestelijk verzorgers, naast al die andere medewerkers in de inrichting. Overigens nemen we er wel een aparte, soms ingewikkelde positie in, met een dubbele aanstelling als ambtenaar en als ambtsdrager. We dienen de zendende instantie, in mijn geval de Rooms-katholieke kerk, maar zijn tegelijkertijd, beëdigd door de overheid. In de praktijk hebben we te maken met onze respectievelijke leidinggevenden, maar even goed met de vestigingsdirecteur van de instelling waar we werken en natuurlijk met collega geestelijk verzorgers.
Divers godsdienstig en levensbeschouwelijk team
Ik spreek in meervoud over onze beroepsgroep, omdat de landelijke Dienst Geestelijke Verzorging (DGV) binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) een koepel vormt over zeven godsdienstige en levensbeschouwelijke denominaties. In de Penitentiaire Inrichting voor volwassenen waar ik werk, bestaat ons GV- team uit twee rooms- katholieke, twee protestantse, twee islamitische, en een humanistische geestelijk verzorgster. Daarnaast hoort ook een hindoe-, een boeddhistische- en een joodse geestelijk verzorger bij het team. Maar omdat er verhoudingsgewijs minder beroep op hen wordt gedaan, zijn geestelijk verzorgers van de kleinere denominaties meestal in meerdere inrichting parallel aan het werk. Ook in de justitiële jeugdinrichting heb ik een collega dominee en twee collegae imams. En als een van de jongeren beroep wil doen op een joodse of boeddhistische geestelijk verzorger, kunnen we een beroep doen op de betreffende collega, die verbonden is aan een andere inrichting.
In deze collegiale teams zijn we in zekere zin dagelijks bezig met grote oecumene. We dienen zo goed mogelijk samen te werken ten behoeve van de ingeslotenen. Maar dat lukt alleen wanneer je enerzijds stevig staat in je eigen denominatie, en wanneer je met interesse, respect en positieve waardering oog hebt voor de eigen bijdrage van elke denominatie.
Bij de jeugd konden we gezamenlijk workshops aanbieden over een meer opbouwende manier van conflicthantering. Filosoof en trainer Bart Brandsma deed jongeren en volwassenen versteld staan met ‘Ruziemaken doe je zó’. Christelijke en islamitische geestelijke verzorging was erbij, deed samen mee en stond paraat bij de nazorg. Ons gezamenlijke optreden en begeleiden bleek voorbeeldgedrag naar de jongeren toe, maar ook naar groepsleiding en anderen die – benieuwd – kwamen meedoen met de oefeningen.
Rooms-katholiek en protestant
Binnen het grote team is de samenwerking van de rooms-katholieke en de protestantse geestelijke verzorging meestal extra hecht: samen zorgen we voor de zondagse kerkdiensten. En de ‘Bajesagenda’, die jaarlijks in grote oplage wordt uitgebracht door de katholieke en protestantse landelijke dienst, lijkt wel een kroonjuweel in ons werk: iedereen, ongeacht de godsdienstige of levensbeschouwelijke achtergrond, wil het informatieve en geestelijk voedzame boekje hebben.
Soms gebeurt het dat een gedetineerde vraagt ‘heeft u nog een agenda van vorig jaar? Die mis ik in mijn verzameling…’ Voor de vrager spijtig moeten we meestal ‘nee’ zeggen, want in november van het oude jaar is er geen agenda meer over.
Groei en grens aan de samenwerking?
De inter-denominatieve samenwerking vraagt van ons soms een inspannend communicatieproces; de beloning is een blikverruimende verrijking voor de werkers, die zich ervoor inspannen. Justitiabelen die er behoefte aan hebben, kunnen in het diverse GV- team de geestelijk verzorger van hun eigen achtergrond of van hun nieuwe belangstelling vinden, voor inspiratie of voor begeleiding. Ingewikkeld kan het worden als een ingeslotene sprekersbriefjes invult voor meerdere geestelijk verzorgers tegelijk. ‘Buiten mag je toch ook overal gaan kijken?!’ En zegt de apostel Paulus niet ‘Onderzoek alles en bewaar het goede?’ En toch moeten de vrouwen, mannen of jongeren in de detentie in principe kiezen voor één religieuze of levensbeschouwelijke stroming. Ook de GV- formatie wordt ingevuld op grond van behoeftepeiling onder gedetineerden. Van ons als collega’s vraagt dit gegeven transparantie en pastorale wijsheid, telkens weer.
Als instituut voor samenwerking van overheid en alle betrokken zendende instanties vormt de Dienst Geestelijke Verzorging een unicum: in zijn soort het enige ter wereld. Ondanks voortgaande bezuinigingsrondes bij de overheid en bij de zendende instanties, en ondanks mogelijke veranderingen in het politieke klimaat in Nederland, hoop ik als geestelijk verzorgster dat het waagstuk ‘inter-denominatieve samenwerking, de Dienst Geestelijke Verzorging, de tijd krijgt zich te ontwikkelen tot een spraakmakend model in de Nederlandse samenleving.
Inmiddels ben ik als geestelijk verzorgster enigszins gewend aan de werksetting, locaal en binnen de grotere landelijk werkende dienst. Het intense en gevarieerde werk met de justitiabelen is nog steeds wat ik het liefst doe. Maar een goede tweede uitdaging is het leerproces en de samenwerking met mijn diverse collega geestelijk verzorgers.