Katholiek en oecumenisch

henk

Het was maandag toen ik begon te schrijven over taak en plaats van een diocesane gedelegeerde voor de oecumene. Zoals iedere maandag ging ik bijtijds naar de priorijkerk van de zusters in Maarssen om met hen en hun gasten op het middaguur de Heilige Eucharistie te vieren. Omdat alle kerken in ons bisdom gevraagd was te bidden om ‘de bekroning door de H. Geest’ van het concilie dat na vele eeuwen door de orthodoxe kerken op Kreta gehouden zou worden, vertelde ik aan het eind van de viering iets over onze orthodoxe zusterkerken.

Ook dat er de laatste weken nogal verschillen van mening naar voren gekomen waren tussen bisschoppen en patriarchen. Dat er zelfs een groep was die de katholieke kerk niet als zusterkerk wilde zien. Om daar begrip voor te tonen zei ik dat de rk-Kerk iets dergelijks doet door de protestantse kerken niet ‘kerken’ te noemen, maar ‘kerkelijke gemeenschappen’.

Na de viering liep ik met een mevrouw mee naar de refter voor de maaltijd, waarbij niet gesproken wordt. Ze sprak me in de gang aan en liet merken dat het haar pijn deed dat haar protestantse kerk niet als zuster’kerk’ beschouwd wordt. Ik zei dat ik het voorbeeld ook beter niet had kunnen gebruiken. Tijdens de maaltijd had ik alle tijd om over het voorval na te denken. Het zat me niet lekker. Na de maaltijd sprak ik haar aan en zei dat ik me afgevraagd had waarom ik zo gemakkelijk de vergelijking met de protestantse kerk maakte. Dat de reden wel moet zijn dat oecumene in mijn overtuiging een halszaak is. Noodzakelijker dan ooit.

In mijn katholieke kerk merk ik immers te vaak dat oecumenisch-bezig-zijn gezien wordt als iets uit een ver verleden. Christenen zijn al één familie, zusters en broers van elkaar. Als dat waar zou zijn had ik mijn goed bedoelde opmerking al helemaal niet moeten maken. Toen ze vertelde een protestantse dominee te zijn, besefte ik nog meer hoe belangrijk en noodzakelijk oecumene is. Dat protestantse en katholieke christenen kennis nemen van wat anderen bezig houdt, hoe ons kerk-zijn, ons denken en spreken daarover voor anderen vreemd en ongepast kan zijn.

Katholieke christenen en ambtsdragers schuiven het oecumenisch-bezig-zijn naar de kant. Soms uit noodzaak vanwege het vele werk, maar vaak omdat men oecumene niet meer relevant vindt voor het kerkzijn. Het Vaticaans concilie heeft dat goed gezien. Dat blijkt uit zijn besluiten, vastgelegd in het Oecumenisch Directorium. Daar lezen we in nr 19: “Geen christen kan echter genoegen nemen met deze onvolledige vormen van gemeenschap“ en in nr 22: “De gemeenschap in het doopsel is geordend/gericht op de volle kerkelijke gemeenschap. Het beleven van het doopsel sluit in dat men wordt opgenomen in de zending van Christus: alles in de eenheid bijeen brengen”. Met andere woorden: Je kunt niet katholiek zijn zonder oecumenisch te zijn. De wereld heeft eenheid (vrede!) hard nodig! Het is de taak van de Kerk om daaraan te werken. Dat kan ze niet als ze in zichzelf verdeeld blijft. Dan klinken haar woorden hol en hebben haar daden geen effect.

Hoe oecumenisch is ons aartsbisdom?

Aartsbidom LogoAl heel wat jaren mag ik diocesane gedelegeerde voor oecumene zijn. Die taak had ik niet kunnen vervullen als we niet een landelijke katholieke vereniging voor oecumene hadden. Ere wie ere toekomt! De Gebedsweek om eenheid, de Zondag van de Oosterse kerken, Willibrordzondag, landelijke bladen als Overeen en Pokrof, het digitaal theologisch tijdschrift Perspectief, een fantastische bijdetijdse website geven oecumene ook in het aartsbisdom een gezicht. Omdat de diocesane gedelegeerden lid zijn van het hoofdbestuur van de vereniging is een goede wederzijdse doorstroming van informatie landelijk en diocesaan mogelijk.

Het bisdom Utrecht is het grootste bisdom van ons land wat oppervlakte betreft en komt wat aantal katholieken betreft met het bisdom Roermond op de tweede plaats: 750.000. Om die grootte op te vangen heeft het bisdom op initiatief van vicaris H.v.Munster o.f.m. al 30 jaar geleden een diocesaan FUGO-Beraad, gevormd van ambtsdragers uit de kerken in Flevoland, Utrecht, Gelderland en Overijssel. Ze zijn afkomstig uit de Hersteld Hervormde kerk, de Oud-Katholieke kerk, de Protestantse kerk in Nederland, de Rooms-Katholieke kerk, de Russisch-Orthodoxe kerk en de Syrisch-Orthodoxe kerk. Pastoor Martin Los van Utrecht-Leidsche Rijn en priester Henk van Doorn, diocesane gedelegeerde voor de oecumene, vertegenwoordigen de kerk van ons bisdom. De agenda is altijd goed gevuld. Met name het kennismaken met elkaars belangrijke beleidsbeslissingen en studies maakt dat we elkaar beter verstaan en meer respecteren en we merken dat dikwijls met andere woorden en daden hetzelfde bedoeld wordt!

Naast het FUGO-Beraad was er een Stuurgroep Oecumene, bestaande uit vertegenwoordigers van dekenaten (ambtsdragers en leken). Het is jammer dat niet aleen vanwege een verminderd ledental, maar ook vanwege verschillen in opvatting over oecumenisch handelen rond de eeuwwisseling, de Stuurgroep Oecumene haar werk beëindigd heeft.

Organisatorisch zit een en ander wel goed in elkaar. Ook het bisdomblad “Op Tocht” en de website bieden beperkte ruimte voor bijzondere oecumenische activiteiten en maken er melding van. Wanneer er vanuit de Katholieke Vereniging voor Oecumene kopij wordt aangeboden dan is daar ook ruimte voor.

Toch zijn er ook min-puntjes:

  • Zo wordt op veel plaatsen in ons bisdom nogal eens gehoord dat de kerkelijke katechese verwaarloosd wordt op scholen. Die scholen worden zo veelkleurig dat ka-techese niet mogelijk is. Daarbij komt dat ook in de gezinnen katechese een geringe plaats heeft. Daarom wordt gesproken over buitenschoolse oecumenische katechese. Dat zou een oplossing kunnen zijn. De bijbel is voor iedereen hetzelfde. En bidden is altijd oecumenisch. We groeien sterk naar elkaar toe. Toch zijn er op dit gebied nog nauwelijks initiatieven;
  • Heel belangrijk is ook de betrokkenheid van de katholieke kerkgemeenschappen, de parochies en de pastoresteams bij de lokale en regionale raden van kerken en het overleg met de burgerlijke gemeentes. Het bisdom heeft de menskracht niet, dus lokaal moeten oplossingen gezocht worden. In feite schieten we met velen – inclusief de gedelegeerde! – te kort. Terwijl we er terecht van overtuigd zijn dat oecumene nodig is opdat de Kerk voor de wereld wat kan betekenen en kan laten zien dat ze niet voor zichzelf leeft, blijft ze ver achter bij wat nodig is. Ook over het feit dat voor velen in de diasporagebieden (Veluwe en Utrechtse Heuvelrug) deelname aan een katholieke eredienst problemen oplevert, terwijl er veel christelijke kerken in de buurt zijn, is onvoldoende nagedacht. De diocesane pastorale raad zou hier meer aandacht aan moeten besteden.

Er hapert iets…

Lange tijd organiseerde de stuurgroep jaarlijks in Zwolle of Apeldoorn voor de parochies oecumenische studiedagen. Daar was ook steeds een bisschop bij aanwezig die aandacht vroeg voor de oecumene. Er kwam echter een moment waarop het organiseren en het samen komen een rite werd, een verplicht nummer. Langzamerhand kwamen er nieuwe op maat gesneden vormen: meer schriftelijke informatie, bezoeken van pastorale teams, gesprekken met pastorale raden, preken in bijzondere vieringen, inleidingen voor parochieavonden en raden van kerken, persoonlijke vragen om advies….. Het lijkt heel wat als je het zo bijeen zet! Toch hapert er iets. In het Oecumenisch Directorium (nr 41) staat geschreven: “de gedelegeerde (of een commissie) zal de raadsman zijn van de bisschop en van de andere diocesane instanties. Hij zal ervoor zorgen contacten te onderhouden met de gedelegeerden of commissies van ander diocesen. Aanbevolen wordt om zelfs daar waar diocesen over weinig personeel en middelen beschikken, een mannelijke of vrouwelijke gedelegeerde te benoemen….”. “Zelfs daar” staat er, want nieuwe initiatieven zijn hard nodig. Dat katholieke christenen oecumenisch zijn moet gehoord, gezien en beleefd worden. Een van de mooiste uitspraken van de huidige bisschop van Rome is: “Ik verkies een gehavende Kerk, gekneusd en vuil omdat ze de straat is opgegaan, eerder dan een Kerk die ziek is omdat ze in zichzelf zit opgesloten (Exhortatio ‘Evangelii gaudium’ nr 49). Liever vuile handen dan de armen stijf op elkaar! Op oecumenisch gebied blijft een heilige onrust nodig.

Mag het wat kosten?

Geld kan nooit een probleem zijn als het gaat over inzet voor het bevrijdende Evangelie. Onbetaalbaar zijn gebed, inzet, inspiratie, geduld, liefde, trouw… Ze zijn goud waard, maar kosten geen geld! Oecumene groeit en bloeit als christenen van het Evangelie van Christus werk willen maken. Die inzet is kostbaar! In ons aartsbisdom is de opbrengst van de oecumene-collecte op Willibrordzondag met stip het hoogste, bijna het dubbele van de opbrengst in andere bisdommen samen! Dat zegt niet veel maar het betekent in ieder geval wel dat katholiek zijn en oecumenisch zijn bij velen nog sterk met elkaar verbonden zijn. God zij dank!

H.Th.M. van Doorn pr. is sinds 15 augustus 2014 spirituaal (geestelijk directeur) van het Ariënsinstituut. Als zodanig is hij belast met de geestelijke begeleiding en vorming van de priesterstudenten van het Ariënsinstituut. Emeritus pastoor Van Doorn is sinds 1 oktober 2000 bisschoppelijk gedelegeerde voor de oecumene.