Op 21 januari vond in Nieuwkuijk het symposium ‘Licht op Maria’ plaats. Eerder werden op deze website al de inleidingen van Hendro Munsterman en Hanneke Steetskamp gepubliceerd. Hein Vrijdag gaf deze middag uitleg bij de icoon van de Moeder Gods van het teken. Deze vindt u hieronder.
Maria stáát, in koninklijke kledij afgezoomd met randen van goud – op de icoon door de tijd verbleekt. Zij staat op een rood tapijt met gestileerde gouden bladeren. Tegen een gouden achtergrond keert ze zich naar ons toe en kijkt ons met droevige ogen aan. Op haar borst, in een gouden aureool, Christus. Ook Hij is koninklijk gekleed. Op iconen is Hij nooit de baby, de peuter zoals op westerse Maria-afbeeldingen maar altijd de Kyrios, de Heer, de Verrezene. Daarop wijst zijn kleding.
Christus, het ware Woord
Maria heeft haar armen en handen geheven. Haar Zoon heeft de armen wijd uitgestrekt, tot zelfs over de rand van de aureool heen. Wie goed kijkt ziet dat Hij wijs-en ringvinger van beide handen omhoog steekt. Een bijna onopvallend maar belangrijk gebaar. Geen zegengebaar zoals heel vaak wordt gedacht, maar het klassieke spreekgebaar waarvan in de Oudheid officiële sprekers gebruik maakten als ze aan het woord waren. Bij ons is dat gebaar nog bewaard gebleven wanneer iemand een eed aflegt of voor het gerecht getuigt als bevestiging van ‘’Ik spreek de waarheid’’. Is voor de gelovige Christus niet het ware Woord, de trouwe en betrouwbare Getuige (Op 3,14)?
Biddend en ontvangend
Wat drukt de houding van Maria uit? Is zij de biddende? De ontvangende? De gevende? Of misschien wel dat alles samen?
Deze icoon lijkt te willen zeggen: zie hoe Maria bij uitstek ten dienste staat van het Woord. Haar houding drukt overgave uit, bereidheid. ‘De Heer wil ik dienen: laat mij gebeuren wat u gezegd hebt’ (Lc 2,38 ). Zij ontvangt het Woord. Maar in een en hetzelfde gebaar geeft zij ons Christus, het Woord dat in haar vlees en bloed is geworden.
Waarom dan die droevige blik in haar ogen? Met haar opgeheven armen doet zij sterk denken aan de ‘orante’, de biddende, in de Vroege kerk veelvuldig afgebeeld op de wanden van de catacomben. Zij is de biddende. Maar tot wie richt zij zich? Afgekeerd van de gouden achtergrond, beeld van de hemel,[1] lijkt zij óns te smeken: ‘’Doe in Gods naam wat hij u zeggen zal, wat het ook is (vgl Jo 2,5). De wereld heeft het zo nodig.’’
Omvorming leidt tot bloei
Zolang de woorden van haar zoon niet gerealiseerd zijn, moeten wij zijn ‘in weeën, tot alles is volbracht’ (H. Oosterhuis). En zo is zij op deze icoon ook beeld van de biddende kerk: ‘’Kom, Heer Jezus!’’ (Op 22, 20).
De gouden aureool om Christus kunnen we misschien ook zien als beeld van de kosmos. Die zal van goud zijn als Christus’ woorden gerealiseerd zijn, als zijn energie allen en alles heeft omgevormd. Elke kleinste bijdrage daaraan is goud waard, al wordt die door niemand gezien. Overal waar een mens zegt: ‘’Laat mij gebeuren wat u gezegd hebt’’ en het Woord vlees en bloed laat worden in het eigen leven, wordt God geboren. En onder de voeten van die mens komt de aarde tot bloei.
[1] De interpretatie is van mij. Ik denk daarbij aan de Oudrussische legende De tocht van de moeder Gods door het lijden, te lezen in Dostojewski’s De Gebroeders Karamazov. Maria daalt af tot in de diepste diepten van de hel om iedereen zonder uitzondering te redden, bereid haar eigen verblijf in de hemel daarvoor op te offeren.