Een vuurhaard voor de oecumene

Leideke





De Foyer Unitas in Rome heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de oecumenische beweging. Tijdens het Tweede Vaticaans Concilie vormde deze Foyer de thuishaven van de echtgenotes van niet-katholieke vertegenwoordigers bij het concilie. Maar ook de concilievaders vonden er regelmatig een gastvrij onthaal. Leideke Galema, Vrouwe van Bethanië, heeft veertig jaar deel uit gemaakt van de Foyer. Zij vertelt over het werk en over de contacten met kardinaal Willebrands in Nederland en Rome.

Opening Concilie1

Het is een zonnige zaterdagmiddag wanneer ik arriveer bij Leideke Galema. Bij de deurbel een bordje ‘Piazza Navona’ en in huis allerlei herinneringen aan een veertig jarig verblijf in Rome. Leideke Galema, Vrouwe van Bethanië (1919), en begiftigd met een verbazingwekkend geheugen, doet het alles behalve rustiger aan. Met haar negentig jaar is ze nog druk met het maken van uitnodigingen voor haar 60-jarig professiefeest en haar negentigste verjaardag. Ze is van alle gemakken voorzien, bedient vaardig de computer en heeft een vernuftig systeem om haar werktafel uit te breiden, meegenomen uit Rome, vertelt ze me terwijl ze demonstreert hoe het werkt. We settelen ons voor het gesprek, verse jus (dat is beter voor de darmen) en koekjes. In de tweeënhalf uur die volgen vertelt ze vol vuur over haar leven, het werk van de Vrouwen van Bethanië en de contacten met kardinaal Willebrands.

Op mijn vraag, hoe zij ertoe gekomen is in te treden bij de Vrouwen van Bethanië legt ze uit dat het om een bewuste keuze ging. Vader en moeder waren heel sociaal ingesteld. Toen moeder ziek werd moest ze veel dingen afstoten, maar de contacten en de inzet voor de Vrouwen van Bethanië wilde ze altijd behouden. Deze waren in 1919 gesticht door de jezuïet pater van Ginneken. Moeder zei altijd, dat ze niet kon vergeten, dat in datzelfde jaar een niet verwacht maar alleszins verhoopt kind geboren werd. Dat speelde in haar genegenheid voor de Vrouwen van Bethanië een rol mee. De kinderen maakten spelenderwijs kennis met de congregatie. Moeder zat in het Haagse comité en vader gaf advies. Ginneken1Pater van Ginneken SJPater van Ginneken was altijd geporteerd van niet-katholieken en zocht naar de eenheid onder de christenen. Het was hem daarbij niet op de eerste plaats te doen om de bekering van niet-katholieken, maar om het gezamenlijk beleven van het christen-zijn. Hiertoe plaatste hij destijds een advertentie in de krant, waarin hij aangaf op zoek te zijn naar jonge vrouwen ‘met goede christelijke idealen’ die zich wilden inzetten om het ‘pietepeuterige polderparticularisme’, hij noemde het ook ‘modern heidendom’, dat in die tijd in Nederland heerste, te doorbreken. In die tijd zeer opmerkelijk, de samenleving was immers verdeeld in zuilen, onderlinge contacten waren alles behalve vanzelfsprekend. Hiertoe gaf hij zelf ook vele lezingen. Leideke trekt terwijl ze dit vertelt een dik en zwaar boekwerk uit de kast en legt het op mijn schoot. Een bundeling van “De lezingen voor Niet-katholieken” van pater Ginneken met platen van Jan Toorop. Ze heeft het gekregen van kardinaal Willebrands, bij zijn terugkeer uit Rome. Hij kreeg het op het seminarie als prijs bij het eindexamen. Hij was er nog trots op en zei: “Niemand kende toen het woord oecumene nog, noch kende iemand mijn toekomst. Ik ook niet!” En toen: ‘Dit boek hoort bij jullie!’

Op weg naar de intrede

Haar persoonlijke interesse voor de oecumene groeide toen ze als kind in Den Haag in sportverenigingen te maken kreeg met niet-katholieke kinderen. Zo leerde ze andere tradities dan haar eigen traditie kennen. Dat maakte haar nieuwsgierig. Pater Hendriks s.j. een huisvriend en schaakkameraad van haar vader, hield net als pater van Ginneken lezingen voor niet-katholieken. Ook via die weg groeide haar aandacht voor de oecumene. Toen ze vlak voor de oorlog eindexamen deed en wilde gaan studeren bood haar vader haar de kans eerst een jaar naar het buitenland te gaan, alvorens te gaan studeren. Van deze kans maakte ze dankbaar gebruik. Ze vertrok naar Parijs om er aan de Sorbonne kunstgeschiedenis te studeren (wat haar later in Rome goed van pas bleek te komen). Maar al in het eerste half jaar viel Polen en moesten alle vreemdelingen Parijs verlaten. Bij thuiskomst wilde ze graag kinderpsychologie of pedagogiek studeren, maar de oorlog maakte dat onmogelijk. JohannesPaus Johannes XXIIIDie oorlog was er ook de oorzaak van dat ze huis en haard verloor. Na de oorlog stond ze met lege handen. Hoewel ze toen al dacht over intreden bij de Vrouwen van Bethanië begreep ze dat dit in die situatie geen verstandige basis was. Ze zocht werk en vond dat als secretaresse van Prof. Buytendijk, hoogleraar psychologie in Utrecht en Nijmegen en bijzonder hoogleraar in Leuven. Dat werk zorgde voor een geregeld inkomen waarmee ze haar leven na de oorlog weer opbouwde. Met veel plezier heeft ze dat werk tweeenhalfjaar gedaan. Maar toen kwam het moment dat ze wist dat ze naar de Vrouwen van Bethanië wilde gaan. Ze trad in 1949 in en legde in 1954 de eeuwige geloften af. In Nijmegen volgde ze de stevige opleiding om binnen de congregatie werkzaam te zijn. Deze was op oecumenisch werk gericht waarvoor onder meer een gedegen kennis van andere denominaties nodig was. Na het afronden van haar opleiding werd Leideke werkzaam in het Zonnehuis, een conferentieoord van de Vrouwen van Bethanië, in Bilthoven. In dit huis verzorgden zij enige keren per maand lezingen en bezinningsdagen voor niet-katholieken. Daar leerde zij kardinaal Willebrands kennen. Willebrands was in die tijd professor op de priesteropleiding Warmond en oprichter/voorzitter van het bestuur van de Willibrordvereniging. Dit vergaderde in het Zonnehuis en Leideke overlegde met hem over de organisatie rond die vergaderingen. Zo leerden ze elkaar in die periode heel goed kennen. Ook de levenslange vriend van Willebrands, ‘kapelaan Thijssen’, was nauw betrokken bij de Vrouwen van Bethanië, onder andere verzorgde hij in de Beiaard in Utrecht, een ander huis van de Vrouwen van Bethanië, de liturgie en lezingen over de oecumene.

De aanloop naar het concilie

Toen Paus Johannes XXIII het idee van een concilie naar voren bracht en aangaf dat hij ook niet-katholieken als waarnemers van het concilie wilde uitnodigingen, benoemde hij kardinaal Bea en Mgr. Willlebrands als voorzitter en secretaris-generaal van het nieuw op te richten Secretariaat voor de Eenheid van de Christenen. Na het overlijden van Paus Johannes XXIII in juni 1963, na de eerste zittingsperiode van het concilie, werd Paulus VI tot paus gekozen. Deze paus onderhield vriendschappelijke contacten met de rector van de Gregoriana, pater Boyer S.J., die ook de biechtvader van Paulus VI was. Deze Boyer was geboren in een klein stukje van Frankrijk waar voornamelijk protestanten woonden. De ervaringen die hij daar in zijn jeugd opdeed zouden zijn levenslange interesse voor het protestantisme bepalen. Onder invloed van het Heilig Jaar 1950 en de vele, ook niet-katholieke pelgrims naar Rome, besloot deze pater Boyer een studiegroep (Foyer Unitas) op te richten. Voor de genoemde pelgrims richtte hij een informatiebureau op. Toen de Vrouwen van Bethanië bij een bezoek aan Rome met pater Boyer in gesprek kwamen en aangaven daar oecumenisch apostolisch werk te willen verrichten, zag pater Boyer dit als het werk van de Voorzieningheid. De Vrouwen van Bethanië zouden in 1952 hun intrek nemen in de Foyer Unitas. Hun werk werd vanuit Nederland financieel gesteund door onder andere de St. Willibrordvereniging, waarvan Willebrands de voorzitter was. Hij was de eerste geweest die bij de opening van de Foyer het huis met zijn vader en kapelaan Thijssen bezocht had en bezorgd had gevraagd: “Hoe zit het financieel, komen jullie rond?” Een herinnering, die de Vrouwen van Bethanië nog steeds koesteren om zijn grote menselijke warmte en nuchterheid. Een combinatie die altijd karakteristiek bleef voor Wilebrands.

Het werk in Rome

Paulus VIPaulus VI

Vanaf hun aankomst in Rome zetten de Vrouwen van Bethanië zich in voor het verschaffen van informatie aan niet-katholieke pelgrims 

en het verzorgen van rondleidingen door Rome voor hen. Deze Foyer Unitas vond uiteindelijk in 1962 haar vaste plek op de Piazza Navona, waar ze de beschikking kreeg over een groot huis met 27 gastenkamers. Dat kwam tegemoet aan hun wens om meer samenhang te brengen in de groepen waarmee zij werkten en bood de mogelijkheid hun werkzaamheden uit te breiden en ook in te gaan op vele verzoeken die hun naar aanleiding van het op handen zijnde Tweede Vaticaans Concilie bereikten.

Over de inspiratie waarmee de Vrouwen van Bethanië dit werk verrichtten, zeggen zij zelf: “De naam Foyer Unitas, haard van eenheid, geeft aan waarop het streven van allen die ermee verbonden waren, gericht was. Samen trachtten we drempels te slechten en mensen nader tot elkaar te brengen door hen te helpen elkaars overtuigingen beter te begrijpen. Het vuur dat daarvoor nodig, is kan alleen de Heilige Geest in ons ontsteken.” Hiertoe richten zij zich niet alleen op dienstverlening aan niet-katholieken, maar zetten zij zich ook in om het probleem van de verdeeldheid van de christenen onder de aandacht van katholieken te brengen. In de tussentijd was ook de studentengroep Unitas ontstaan, die maandelijks in de Foyer vergaderde. Ook vroeg de Foyer via de rectoren van de vele nationale priestercolleges in Rome de studenten een schematische voorstelling te laten maken van de verhoudingen van de verschillende religieuze groeperingen in hun land van herkomst. Die opdracht schudde veel aanstaande jonge geestelijken wakker met betrekking tot de grote verdeeldheid onder christenen, één van de meest geïnspireerde studenten was Hans Küng.

Oecumenische contacten tijdens het Concilie

In oktober 1962 werd het Tweede Vaticaans Concilie geopend. In dat kader wisten steeds meer bezoekers de Foyer Unitas te vinden. In nauwe samenhang met de voorbereidingen van het Concilie was het zojuist genoemde Secretariaat tot Bevordering van de Eenheid der Bea1v.l.n.r. kardinaal Bea, paus Johannes XIII, kardinaal Willebrands en Thomas Stranski. Bron: Kardinaal Willebrands ArchiefChristenen opgericht. Een eerste taak was het uitnodigen van niet-katholieke geloofsgemeenschappen om waarnemers als afgevaardigden naar het Concilie te zenden. Ook nodigde het Secretariaat zelf niet-katholieke gasten uit. De voorzitter van het Secretariaat, kardinaal Bea, en de secretaris-generaal, mgr. Willebrands, hadden zich in 1959 in een persoonlijk gesprek tot de Vrouwen van Bethanië gericht met het verzoek een programma te ontwikkelen voor de aanwezige echtgenotes van de te verwachten waarnemers en gasten. Een nieuw geluid in het begin van de jaren zestig, toen men zich in de celibataire Curie-kringen nauwelijks realiseerde dat een theoloog door zijn echtgenote vergezeld kon worden. Maar Willebrands vergat dit allerminst. De Foyer Unitas zag het als een unieke gelegenheid mee te werken aan de bevordering van de oecumenische dialoog.

Grote indruk maakten de dagelijkse eucharistievieringen op de waarnemers. Halverwege het ruime middenpad van de Aula (waartoe de St.Pieter dienst deed) was een eenvoudig altaar geplaatst. Elke ochtend vierde een andere Concilievader daar de Eucharistie in de St. Pieter als dagopening, vrijwel altijd de Mis van de Heilige Geest. De ritus bij deze viering was iedere keer een andere. Deze opmerkelijke rijkdom aan variatie, waarbij de verschillen soms erg groot waren, bleek voor ieder van de waarnemers een verrassing. “Eigenlijk”, zo mijmerde een van hen, “vallen wij niet-katholieken in al onze verscheidenheid niet eens zo erg uit de toon bij dit gevarieerde gezelschap vanuit de gehele katholieke wereld.” Het verblijf in de Foyer Unitas en de goede zorgen van de Vrouwen van Bethanië werden ervaren als een gespreksruimte van het oecumenisch concilie waar waarnemers bij het ontbijt, het middageten en andere samenkomsten ervaringen uitwisselden en op de gang van zaken vooruit liepen. De waarnemers werd ook de gelegenheid geboden enkele gasten mee te nemen. Zo werd het al gauw de gewoonte dat dagelijks een van de waarnemers een of meer Concilievaders introduceerde bij het aperitief. Middenin de sfeer van ontspannen huiselijkheid die daar ontstond, werd dan de verbindingsdeur naar de eetkamer geopend en werden de gasten van de dag aan tafel genodigd. Die maaltijden hebben bij de waarnemers en bij menige Concilievaders een onuitwisbare indruk achtergelaten: een geheel ontspannen sfeer, waarin men het gesprek ongestoord en ongehoord de vrije loop kon laten. In deze ontmoetingen en de wekelijkse recepties in de grote zaal van Pro Unione ligt de oorsprong van het door de Vrouwen van Bethanië samengestelde waardevolle fotoarchief van de ontmoetingen tussen de waarnemers, hun gasten, de concilievaders en bezoekers, dat is overgedragen aan het Kardinaal Willebrands Archief (www.willebrands.org).

Ook het gewone werk ging door

Maar het gewone werk van de Foyer Unitas ging ook tijdens het Tweede Vaticaans Concilie door. Omdat er tijdens de zittingsperiodes van het Concilie minder toeristen in Rome waren (logeerruimte in de stad werd grotendeels in beslag genomen door de Conciliegangers) kon de Foyer in het tour-programma beter rekening houden met de wensen van de echtgenotes van de waarnemers. Zo ontstond een hechte kern van mensen die vanuit hun eigen rijke achtergrond steeds belangrijker bijdragen leverden. Van meet af aan hadden de Vrouwen van Bethanië de aanwezigheid van de echtgenotes van de waarnemers in hun huis als een voorrecht beschouwd. Door hun huwelijk met theologen en predikanten hadden zij gekozen voor een leven, waarin religie centraal stond. Zelf waren ze ook actief op theologisch, sociaal-religieus en educatief gebied, vaak in leidinggevende posities. Als zodanig vormden zij in die tijd een categorie vrouwen die in het rooms-katholicisme niet voorkwam. Binnen de rooms-katholieke kerk moesten toen hun gelijken gezocht worden onder kloosterlingen in bestuurlijke functies. Met hen wilden de echtgenotes van de waarnemers graag kennis maken. De ontmoeting vond plaats in de huiskamer van de Foyer en het werd een levendige uitwisseling van ervaringen en gedachten tussen de niet-katholieke theologen, maatschappelijke werkers, onderwijsdeskundigen en de katholieke generaal-oversten die op datzelfde terrein werkzaam waren. Deze ontmoeting sloeg zo aan dat ze later uitgebreid werd met de leken die als toeschouwers aan het concilie deelnamen.

Vriendschap

Bij de afsluiting van het concilie vatte professor Douglas Horton in zijn afscheidswoord aan kardinaal Bea de jaren van het concilie aldus samen: “Wij moeten generaties, om niet te zeggen eeuwen, wachten om onze theologische en organisatorische geschillen opgelost te krijgen. Maar het is duidelijk, dat de vriendschap die U ons getoond hebt, het terrein heeft voorbereid waarop de verzoening kan Galema1groeien. Als theologen moeten wij vriendschap een niet-theologische factor noemen. Maar theologisch of niet, vriendschap heeft zonder twijfel een rol te spelen in de toekomst van de Kerk. De historicus kan ons gemakkelijk aantonen hoe ongelukkige, niet-theologische factoren, zoals rivaliteit op het vlak van economie, politiek en dergelijke tot grote splitsingen in de Kerk hebben geleid. Als dat zo is kan de niet-theologische factor vriendschap haar rol vervullen in de re-integratie van het christendom.”

Ook in de jaren na het Tweede Vaticaans Concilie zijn de Vrouwen van Bethanië zich vanuit de Foyer Unitas tot 1992 blijven inzetten voor het bevorderen van deze vriendschappelijke relaties tussen allerlei soorten christenen die Rome bezochten. In de loop der jaren werden ‘open huizen’ georganiseerd, een instuif voor mensen die elkaar die week in huis of tijdens de rondleidingen ontmoet hadden. De gezelligheid ontstond vanzelf tussen mensen uit allerlei delen van de wereld, een groep die door de jaren heen steeds jonger werd en steeds meer studenten ging omvatten, zoals bijvoorbeeld de lutherse studenten van het St. Olaf College uit Minnesota in de Verenigde Staten en de calvinistische studenten van het Western Theological Seminary uit Michigan. Daarnaast werd de zogenaamde Community Evening gehouden, avonden alleen bedoeld voor de gasten van de Foyer waarin gevierd werd, dat allen kinderen van één Vader zijn. Kerstmis en Pasen namen een belangrijke plaats in in de geschiedenis van de Foyer. Ze hadden een grote gemeenschapstichtende betekenis.

Steeds bekender

Vanuit de Foyer verzorgde Leideke op verzoek ook lezingen over Rome in de USA, zoals voor het Lutherse St. Olaf College in Minnesota en het Western Theological Seminary in Holland Michigan (Michigan). Daardoor kreeg de Foyer Unitas in de loop der jaren steeds meer bekendheid. Een artikel in de New York Times, dat overal ter wereld verscheen, bracht sinds 1982 stromen van bezoekers op gang. De Vrouwen van Bethanië zijn dankbaar voor de kansen die hun geboden zijn om op deze manier bij te dragen aan het verbreden van de oecumenische horizon van hun bezoekers. Deze, predikanten of kerkelijke werkers, droegen hun ervaringen weer over aan anderen. Zo vond het oecumenische werk van de Foyer Unitas zijn weg in de harten van velen.

Een nieuw begin

Vanaf 1986 werd besloten het werk van de Vrouwen van Bethanië in de Foyer Unitas gefaseerd af te bouwen. De toenemende ouderdom maakte dat noodzakelijk. In de omgekeerde volgorde van de opbouw zou eerst het gastenhuis worden afgestoten en allengs het verschaffen van informatie en het geven van rondleidingen. Een van de medewerksters vertelde, toen zij dit te horen kreeg, over een droom die zij had gehad. Zij legde uit dat ze een mogelijkheid zag om samen met een andere medewerkster het gastenhuis om te zetten in een onderkomen voor studenten die uit allerlei landen en diverse religieuze achtergronden naar Rome kwamen om als leek theologie te studeren. Het Lay Centre (lekencentrum) at Foyer Unitas (website ), zoals dat nu nog steeds bestaat, was geboren. Tot december 1991 verzorgden de Vrouwen van Bethanië nog het informatiebureau en gaven daarna met een gerust hart hun oecumenische zorg over aan het Lay Centre, dat in de geest van de Foyer Unitas functioneert. 8 maart 1992, precies veertig jaar nadat de Vrouwen van Bethanië het Foyer Unitaswerk waren gestart, werd gekozen als sluitingsdatum. Een broedergemeenschap, de Friars of the Atonement, namen een deel van het werk van de Foyer over. Het afscheid werd feestelijk gevierd, met een receptie (aangeboden door de Nederlandse ambassadeur bij de Heilige Stoel), een eucharistieviering in de Kerk van de Friezen en een Friends’ Supper in de Foyer Unitas. Duidelijk is dat de Vrouwen van Bethanië met grote dankbaarheid en warmte terugdenken aan het werk dat zij in Rome hebben kunnen doen voor de oecumene, daarbij hebben zij zich altijd gesteund en geïnspireerd geweten door kardinaal Willebrands en het Secretariaat voor de Eenheid van de Christenen.

Dit artikel verscheen eerder op de website Spiritueel Erfgoed.

In dit artikel is dankbaar geput uit Vuurhaard van eenheid. Vrouwen van Bethanië en oecumene in Rome, Rome 1996