Een (meestal als positief beschouwd) voorbeeld van de problematische kant van sociaal-emotionele betrokkenheid in het publieke domein is de omhelzing van paus Franciscus door de media: eindelijk is er weer een mediagenieke paus die bij ‘de mensen’ een gevoel van betrokkenheid oproept! Blijkbaar is de behoefte aan warme vriendelijkheid, empathie en erkenning wereldwijd zo groot dat een wereldleider die dit communiceert – al is het maar door ‘buona sera’ te zeggen – meteen in de roos schiet. Alleen al de suggestie van aandacht hiervoor voorziet in een behoefte
Persoon en instituut
Toch klopt er iets niet. De waardering voor paus Franciscus lijkt diens persoon en stijl te betreffen, en niet diens boodschap – het evangelie -, laat staan het instituut dat met hem die boodschap draagt en dat hem heeft voortgebracht en ook hemzelf draagt: de katholieke kerk. De waardering voor paus Franciscus door het publiek en in media doet mij soms denken aan het soort informele waardering die christelijke geestelijk verzorgers in instellingen soms ontmoeten: ‘jijzelf bent als persoon wel een toffe peer, maar je boodschap en het instituut waar je vandaan komt, hoeven we hier niet.’ Het zijn sterke benen die een dergelijke dodelijke omhelzing en de daarin vervatte dubbele splitsing van persoon enerzijds en boodschap anderzijds en tussen persoon en instituut kunnen weerstaan.
Bovendien schrijft het publiek allerlei opvattingen toe aan paus Franciscus die hij gezien zijn kerkelijke socialisatie en positie waarschijnlijk niet heeft; steeds – zo lijkt het – vanuit de behoefte aan pauselijke erkenning van de eigen persoonlijke en religieuze identiteit. Voorbeelden daarvan zijn zijn de huwelijksmoraal, neergelegd in Amoris Laetitia (2016) en Franciscus’ opvattingen over homoseksualiteit onder priesters, zoals onder meer vertolkt in een beroemd geworden vliegtuiginterview: twee gebieden in de seksuele moraal waarbij hij niet inzet op wijziging van een – ook volgens hemzelf! – voorgegeven traditionele moraal, maar op een meer verantwoorde en mensvriendelijke hantering hiervan in kerkelijk beleid en pastorale contacten.
Met de stijgende verwachtingen van het publiek inzake de aanpassing van de seksuele moraal van de kerk kan teleurstelling niet uitblijven. Er is immers een kwalitatief verschil tussen aanpassing van moraal enerzijds en aanpassing van de hantering ervan door een instituut en zijn ambtsdragers anderzijds. Het charisma fascineert, maar kan de behoefte niet bevredigen. De behoefte aan afscherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van religie blijft bij het bredere publiek toch bestaan. Als de paus zijn opvattingen over seksualiteit en huwelijk zou aanpassen, zou dit daarom weliswaar tot kortstondig applaus bij de ‘ verlichte’ – libertaire – elite leiden, maar in feite juist in hun ogen de irrelevantie van de kerkelijke moraal aantonen.
Kwetsbaarheid
Het verschil tussen aanpassing van de moraal en aanpassing van de hantering ervan kan op den duur niet onopgemerkt blijven in een cultuur die zo sterk hecht aan transparantie als de laatmoderne. Die transparantie is echter op haar beurt bovenal een deugd die door moderne media is geponeerd. Het is daarom juist een sterk punt van de paus – zijn charisma voor communicatieve competentie – dat hem kwetsbaar maakt: hij komt daardoor vroeg of laat in de dynamiek van populariteitspolls terecht. Hij wordt geconfronteerd met een duivels dilemma: noch een aanpassing van de kerkelijke moraal, noch de strikte handhaving ervan dragen bij aan een draagvlak voor de kerk en haar boodschap. En met de door hem gekozen derde weg – aanpassing van de bestuurlijke hantering van de moraal zonder aanpassing van de moraal – loopt hij het risico uiteindelijk beide zijden van de morele dialoog van zich te vervreemden. Zeker waar tegelijk door de pedofilie-crisis – het misbruik – de roep om strikte moraal weer toeneemt.
En wat geldt voor de seksuele moraal, geldt a fortiori voor andere domeinen in de moraal die minder centraal staan in de leefwereld van mensen: de economische moraal, de moraal van arbeid en vrije tijd, de rechtsfilosofie, het denken over oorlog en vrede. Het zijn even zoveel terreinen waar kerken weliswaar een sterke traditie hebben, maar ook invloed verloren zijn. Dominante actoren op deze terreinen verlangen aanpassing van de kerkelijke moraal in de eigen richting, zoals het Amerikaanse debat over Laudato Si’ illustreert. Maar tegelijk wordt precies door die wens tot aanpassing aan andere belangen het gezag van de kerkelijke moraal gerelativeerd en betwist. De paus mag nog net spreken over het klimaat, als hij maar zegt wat Amerikaanse energietycoons denken. Een beetje extra morele legitimatie van hun eigen standpunten en praktijken is welkom, maar het moet niet te gek worden: geen kritiek alstublieft.
Ook de contemporaine katholieke – Benedictijns geïnspireerde – bezinning op de betekenis van arbeid en vrije tijd, en op ritme, illustreren het ‘Seufzen der bedraengten Kreatur’, om het met Marx (Marx, 1844) te zeggen. Ze laten een probleem zien – arbeidsgerelateerde stress -, maar gaan tegelijk mank aan een gebrek aan implementatiemogelijkheden, omdat de christelijke economische moraal en christelijke arbeidsmoraal niet convergeren met logica en wetmatigheden in de betreffende maatschappelijke domeinen. Aanpassing daaraan maakt de christelijke moraal niet geloofwaardiger; met verzet isoleert ze zich; met compromissen erodeert de sympathie aan verschillende zijden van het levensbeschouwelijke spectrum.