Jeroen Bosch stierf begin augustus 1516. Dit jaar dus vijfhonderd jaar geleden. Men neemt aan dat hij zo’n zestig jaar eerder geboren moet zijn; in Den Bosch. Niet voor niks vindt er op het moment (t/m 8 mei) in het Noordbrabants Museum in die plaats een tentoonstelling over zijn werk plaats. Hij is beroemd geworden vanwege zijn monsters, draken en gedrochten die een aantal van zijn werken bevolken. Even intrigerend als onverstaanbaar. Hoe velen hebben zich aan een verklaring van zijn bizarre fantasieën gewaagd, maar goed beschouwd heeft nog niemand een bevredigende sleutel gevonden. Verwacht die van mij ook niet.
Hemel en… daaronder
In Wenen hangt een van zijn Laatste Oordelen. Men neemt aan dat hij dit werk schilderde ergens tussen 1500 en 1510. Het bovenste gedeelte toont de hemel, benadrukt door de ronde vorm waarbinnen de figuren gevat zijn. Centraal op de regenboog troont Christus als koning van het heelal. Links en rechts van hem twee groepen van zes apostelen. Daarboven – aan zijn rechterhand; voor ons links – Maria in biddende houding; aan de overkant een man met baard, waarschijnlijk Johannes de Doper. Die twee zijn volgens de traditie biddend aanwezig bij het Laatste Oordeel. Nog meer naar links en rechts: engelen die klaroenstoten laten horen. Aan Christus’ rechterhand is de lucht daar helder; aan de andere kant zet zich de donkerte voort die de rest van het schilderij in beslag neemt.
Vlak onder de hemel zien we duister en vuur. De hel? Of de verschroeide aarde? Meer op de voorgrond de gedrochten, monsters en mensgestalten waar Bosch zo beroemd om is. Hoe moeten we de situaties verstaan waarin de menselijke figuren terecht zijn gekomen? Nagenoeg alle zijn geheel naakt. Sommigen zitten opgesloten in kooien, of lopen in een tredmolen. Anderen – letterlijk – zijn bezeten door insectenachtige griezels; weer anderen doorboord of doorstoken met messen, dorens, speren. Naar de gezichten en de houdingen van de mensen te oordelen, lijkt niemand zich bewust van zijn uitzichtloze bestaan. Men ondergaat het zo te zien lijdelijk, bijna als vanzelfsprekend.
Betekenis?
Moeten we terug naar de Middelnederlandse taal om er tot beeld geworden spreekwoorden en zegswijzen in te herkennen? Ik zie bijvoorbeeld praktisch in het midden mensen op een ronde schijf een tredmolen bedienen. Het woordenboek van Nederlandse Zegswijzen vertelt mij dat in de middeleeuwen de tredmolen een martelwerktuig was; als de veroordeelde niet oppaste kon hij door het toestel lelijk toegetakeld worden. Is dat wat Bosch mij laat zien? Dat die mensen gevangen worden gehouden in een uitzichtloze tred, waarbij almaar gevaar op de loer ligt? Even links daarvan een hoofd van een man met snor en sik, met een rood tulbandachtig hoofddeksel, of een met bloed gevulde tot mens geworden teek. Zo te zien het gezicht van een wijs man. Maar zijn oren zitten dicht met…, het lijken wel muurankers. Bij wijze van lijf: een reptielenstaart en armen als klauwtjes. Een weldenkend mens die elke relatie met zijn omgeving en zijn lijf is kwijtgeraakt en nu een kwaadaardige karikatuur van zichzelf is geworden? Nog verder naar links een slapende vrouw (of toch een man?), belaagd door enge wezens. Helemaal op de voorgrond zie ik hoe een monster met lepelbek iemand aan het spit geregen heeft en die over de schouder met zich mee voert. Lekker hapje voor straks. De lepelbek zou een aanklacht tegen vraatzucht kunnen inhouden of het uitbuiten van mensen. Bestond er een uitdrukking dat iemand zich aan het spit kon laten rijgen? Mijn Zegswijzenwoordenboek weet te melden dat in de middeleeuwen ziekte werd gezien als een speer of een spie die door de onzichtbare inwerking van trollen en alven door het lichaam werd gestoken. Dan zijn er heel wat ziektes en aandoeningen weergegeven; en de veroorzakers ervan door Bosch zichtbaar gemaakt. Genoeg te zien en te gissen. Maar een prettige wereld is het niet. Heeft Bosch een boodschap? Of registreert hij ‘slechts’?
Tijdgenoten
Ik bedenk dat juist in diezelfde tijd Erasmus zijn lof der Zotheid schreef. Holbein maakte er tekeningetjes bij. De stijl is onmiskenbaar uit dezelfde tijd als Bosch. Behandelen Erasmus en Bosch hetzelfde onderwerp, de wereld van hun tijd? Erasmus’ vriend en geestverwant in Engeland, Thomas More, werkte aan zijn Utopia; dat zou verschijnen in het sterfjaar van Bosch. Visioenen van een onhaalbare wereld. Componeerde More daar de positieve dromen, waar Bosch de negatieve niet van zijn netvlies kon krijgen? De 34-jarige Luther zou één jaar na Bosch’ dood zijn 95 stellingen aanbrengen. Hij was tot de conclusie gekomen dat de mens vanuit zichzelf tot niets goeds in staat is. Is dat wat Bosch illustreert met zijn bizarre en monstrueuze wereld? Het waren ook de jaren dat Michelangelo in het verre Rome werkte aan de beschildering van de Sixtijnse kapel van het Vaticaan. In de late jaren dertig van de zestiende eeuw zou hij daar zíjn versie van het Laatste Oordeel aanbrengen. Christus heeft zijn arm ten oordeel geheven over een wereld waarop hij met vastbesloten heersersblik neerziet. Daar is het Maria die zorgelijk omziet naar de wereld beneden, waar de mensen trachten te overleven.
Verlossing
Bij de Maria van Bosch lijkt dat niet het geval: zij houdt de blik gevestigd op Christus. En hoe moeten we het gebaar interpreteren dat Christus maakt op het paneel van Jeroen Bosch? Het lijkt wel of hij met zijn linkerhand wijst naar de griezelige wereld beneden en met zijn rechterhand te kennen geeft dat hij hier ook geen raad mee weet. Is dat de boodschap van Bosch? Ogenschijnlijk heeft die hemelse wereld daarboven niets van doen met wat daaronder gebeurt. En die wereld beneden lijkt geen weet te hebben van die hemel daarboven. Niemand die op de klaroenstoten lijkt te reageren; waarschijnlijk dringen ze zelfs niet door tot het gedoe beneden. Ja toch, enkele zielen worden gered. In het verlengde van de klaroenen – links boven – zweven ijle zieltjes door het luchtruim. En halverwege het schilderij, vlak boven de slapende vrouw (of toch man?) op de rode ondergrond , bijna aangedrukt tegen de linker lijst, ontwaren we een engel die een ziel begeleidt. Heel klein. Er is dus verlossing mogelijk. Al lijkt het slechts een enkeling gegeven. Volgens Bosch.
Als al deze overpeinzingen recht doen aan het Laatste Oordeel van Jeroen Bosch, zou ik het dan met hem eens zijn? Of wordt hier in beeld gebracht hoe welkom en terecht het is, als wij elkaar wensen: Zalig Pasen?
Dit artikel verscheen in het maartnummer van het maandblad AdRem, een uitgave van de Remonstrantse Boederschap en is met toestemming van de uitgever gepubliceerd op deze website