Kerkgemeenschap vraagt om communio-ecclesiologie in theorie en praktijk

unie van utrecht





Eind september viert de Unie van Utrecht, de internationale gemeenschap van Oud-Katholieke Kerken, met een congres, een wetenschappelijke conferentie en een Eucharistieviering haar 125 jarig bestaan. Hoewel de oud-katholieken relatief klein in aantal zijn, spelen ze in de wereldwijde oecumenische beweging een belangrijke rol. Al in 1931 werd met de overeenkomst van Bonn besloten tot volledige kerkelijke gemeenschap met de Anglicaanse Kerken.

In 1948 behoorden Oud-katholieke Kerken tot de mede-oprichters van de Wereldraad van Kerken. In de daarop volgende decennia werden intensieve oecumenische gesprekken gevoerd zowel met de orthodoxe kerken en als met verschillende reformatorische kerken. Er werd belangrijke vooruitgang geboekt. De dialoog met de Russisch Orthodoxe Kerk leidde tot substantiële overeenstemming over geloof, sacramenteel leven en kerkorde. Herstel van kerkgemeenschap leek dan ook binnen handbereik te liggen maar kwam uiteindelijk toch niet tot stand. Naar verluidt was het besluit van de Oud-Katholieke Kerken om vrouwen tot priester te wijden, voor de Orthodoxe Kerken reden om de situatie te bevriezen. Sindsdien worden de contacten nog wel voortgezet, zij het op een lager niveau. Overigens was dit geen beletsel voor de patriarch van Constantinopel om de uitnodiging van de Oud-Katholieke Kerk voor een bezoek aan Nederland te aanvaarden bij gelegenheid van het jubileum van de Unie van Utrecht. Bij zijn bezoek in april van dit jaar liet de patriarch zich zeer positief uit over deze dialoog. Oecumenische gesprekken met protestantse kerken daarentegen leidden wel tot een doorbraak. In Duitsland besloten de Oud-katholieke Kerk, de Evangelische Kerk in Duitsland en de Verenigde Evangelisch-Lutherse Kerk in 1985 om elkaar wederzijds uit te nodigen tot deelname aan de Eucharistie overigens zonder dat formeel de kerkgemeenschap tussen deze kerken werd hersteld.

Kirche und KirchengemeinschaftRooms-katholieke / Oud-katholieke dialoog

De verstandhouding met de Rooms-katholieke Kerk veranderde pas echt in de tijd rond het Tweede Vaticaans Concilie. In het midden van de jaren zestig leek het er op dat de obstakels voor het herstel van de kerkgemeenschap weggenomen zouden kunnen worden en de communicatio in sacris hersteld. Maar uiteindelijk werd de in de Züricher Nota [1]verwoorde overeenstemming niet aangenomen en uitgevoerd. Het duurde daarna lang voordat er een serieuze dialoog tussen de Rooms-katholieke Kerk en de Oud-katholieke Kerken op gang kwam. In 2004 werd uit beide kerken een internationale dialoogcommissie samengesteld die in 2008 met het studierapport ‘Kirche und Kirchengemeinschaft’ haar werkzaamheden afrondde. Over het rapport dat in november 2009 al in Nederlandse vertaling verscheen[2] werden daarna in Nederland en Zwitserland enkele studieconferenties gehouden. Het oecumenisch instituut in Luzern organiseerde in samenwerking met de Christkatholische Kirche van Zwitserland in september 2010 een oecumenische conferentie over het dialoogdocument waarvoor ook vertegenwoordigers van andere kerken waren uitgenodigd. De bijdragen van deze conferentie werden in 2013 gebundeld in de uitgave ‘Kirche und Kirchengemeinschaft, Die Katholizität der Altkatholiken’ onder redactie van dr. Wolfgang W. Müller.[3]

Het is een waardevolle bundel waarin de Rooms-katholiek / Oud-katholieke dialoog dankzij bijdragen vanuit orthodox en protestants gezichtspunt in een breder perspectief wordt geplaatst. De ondertitel van de bundel ‘Die Katholizität der Altkatholiken’ is opmerkelijk, maar wat er precies mee bedoeld wordt, is mij niet duidelijk geworden. De lijn in het boek is er eerder op gericht een begrip van katholiciteit te ontwikkelen dat boven het confessionele niveau uitkomt en alle christelijke kerken insluit.

Werken aan herstel van vertrouwen

De eerste drie artikelen hebben betrekking op de Internationale Dialoog zelf. Urs von Arx, lid van de internationale commissie, beschrijft de voorgeschiedenis en geeft een samenvatting van het rapport. Een goede receptie van het rapport is belangrijk. Er zou met geestelijken en leken over gesproken moeten worden. Het bereiken van een theologische overeenstemming alleen volstaat niet voor het herstel van de kerkgemeenschap. Ook niet-theologische factoren spelen een belangrijke rol. In de kleiner wordende oud-katholieke gemeenschappen kunnen anti-roomse effecten gemakkelijk ontvlammen. Zoals het rapport ook aangeeft, dient er gewerkt te worden aan herstel van vertrouwen en een uitzuivering van herinneringen. Over die onderliggende gevoeligheden en wederzijdse beeldvorming gaat de mooie bijdrage van mgr Harald Rein, de oud-katholieke bisschop van Zwitserland. De emotionele weerstand in oud-katholieke gemeenschappen tegen het herstel van de kerkgemeenschap met de Rooms-katholieke Kerk is een factor van betekenis. Aan rooms-katholieke zijde is het feit dat veel oud-katholieke geestelijken een rooms-katholieke achtergrond hebben nog steeds een pijnlijk punt. In de afgelopen eeuw zijn oud-katholieken en rooms-katholieken zeer van elkaar vervreemd geraakt. Die vervreemding die vaak door families heenging, heeft diepe sporen getrokken. De scheiding is echter niet alleen een zaak van emoties en aanvoelen, maar heeft ook een inhoudelijke component. Volgens Rein is er in het dialoograpport te weinig aandacht voor de theologische functie van het Volk van God. En dat is naar zijn opvatting het meest existentiële thema in het gesprek over de Kerk: de balans tussen de persoonlijke verantwoordelijkheid van de bisschop en de gezamenlijke verantwoordelijkheid van leken en geestelijken alsook de relatie en omgang tussen de plaatselijke gemeenschappen en hun bisschop. Een rooms-katholieke reactie op het rapport werd gegeven door Leonhard Hell, hoogleraar dogmatiek en oecumenische theologie in Mainz. In zijn bijdrage plaatst hij het document in het brede kader van een oecumenische traditievorming die door de oecumenische dialogen ontwikkeld wordt.

Orthodoxe en protestantse visies

In twee volgende bijdragen wordt vanuit orthodox en protestants perspectief op het dialoogdocument gereflecteerd. Prof. Ernst Christoff Suttner, katholiek priester van de Byzantijnse ritus en specialist op het gebied van de orthodoxe theologie, schreef een gedetailleerd commentaar bij de tekst vanuit het perspectief van de orthodoxe kerken. Bescheiden tekent hij daar bij aan dat zijn bijdrage een ‘buitenpespectief’ blijft en dat het eigenlijk niet mogelijk is om van één orthodoxe standpunt in oecumenische kwesties te spreken, omdat een bindend standpunt met betrekking tot oecumene in de orthodoxie ontbreekt. Interessant zijn de historische verwijzingen in zijn commentaar naar onder andere Concilie van Florence dat ten behoeve van het herstel van de kerkgemeenschap een gedifferentieerde consensus avant la lettre over de strijdvragen (met name het filioque) wist te formuleren. Door de centralisering in de RK Kerk na het Concilie van Trente was men zich in de periode dat de deelunies met orthodoxe kerken tot stand kwamen (16e – 18e eeuw) daarvan nauwelijks nog bewust. De tekst van Ernst Suttner is belangrijk omdat hij een brug slaat naar die dialoog tussen katholicisme en orthodoxie. De bijdrage van Gottfried W. Locher , preses van de Bond van de Evangelische Kerk in Zwitserland, gaat in de andere richting. Hij geeft een commentaar bij de tekst vanuit een evangelisch-gereformeerd standpunt en stelt vast dat deze dialoogtekst het verschil in kerkopvatting tussen katholieken en gereformeerden niet overbrugt eerder bevestigt. Om verder te komen is er overeenstemming nodig over de vraag wat voor de Kerk constitutief is en over de kerkopvatting. Er is nog een hele weg te gaan voor we kunnen spreken van een kerkopvatting die door alle tradities wordt gedragen.

Communio-ecclesiologie in theorie én praktijk

Prof. Bernd J. Hiliberath en Matthias Pulte, beiden rooms-katholiek, komen aan het woord in de laatste twee bijdragen. Hilberath behandelt de vraag in hoeverre de overwegingen in dit rapport ook voor andere dialogen als model voor een kerkgemeenschap met Rome kunnen dienen. Zijn antwoord op die vraag is ontnuchterend: het zou een model kunnen zijn in geval de Rooms-katholieke Kerk de hier gepresenteerde fundamenten van een Communio-ecclesiologie in leer en praktijk toepast, d.w.z. verduidelijkt en implementeert. De beschouwing van Pulte gaat over het verstaan van de Kerk (Wat is Kerk en wie is Kerk) vanuit het perspectief van het rooms-katholiek kerkrecht.

Kirche und Kirchengemeinschaft is zoals gezegd een waardevolle bundel die inzicht geeft in het proces dat gericht is op het herstel van de kerkgemeenschap tussen rooms-katholieken en oud-katholieken, maar vervolgens ook doordenkt wat dit model kan betekenen voor andere oecumenische dialogen over de eenheid van de Kerk.

 


[1] De Züricher Nota die in 1968 tijdens een bijeenkomst in Zürich werd vastgesteld was het resultaat van intensieve contacten tussen roomskatholieke en oudkatholieke theologen en kerkhistorici die elkaar vanaf 1966 in verschillende landen ontmoetten.

[2] ‘Kerk en kerkelijke gemeenschap, Verslag van de internationale Rooms-katholieke / Oud-katholieke dialoogcommissie’ in: RKK.nl 37(2009)9-10,21-78. Inmiddels is het document ook in het Pools en het Engels vertaald. Er wordt nog gewerkt aan een Tsjechische vertaling.

[3] Wolfgang W. Müller, Kirche und Kirchengemeinschaft, die Katholizität der Altkatholiken’, Edition NZN bei Theologischer Verlag Zürich 2013.