Het is een tijd van herdenkingen. In 2012 vierde de katholieke Kerk het 50-jarig jubileum van de opening van het Tweede Vaticaans Concilie en het 20-jarig jubileum van de Catechismus van de Katholieke Kerk. Een jaar later herdenken de katholieken dat 450 jaar geleden, in 1563, het concilie van Trente is afgesloten en de calvinisten staan stil bij het feit dat in 1563 de Heidelberger Catechismus zijn officiële status kreeg. In 1517 vieren de protestanten dat 500 jaar geleden de reformatie begonnen is.
Al deze gebeurtenissen zijn redenen voor oecumenische bezinning. In het kader van Refo500, de stichting die de relevantie van de Reformatie uit de 16e eeuw voor het voetlicht wil brengen, nam de Katholieke Vereniging voor Oecumene het initiatief om samen met de Tilburg School of Catholic Theology een studiedag te wijden aan het concilie van Trente en zijn uitstraling. Het symposium werd door zowel katholieken als protestanten druk bezocht. Onder de aanwezigen bevonden zich bisschop H. van den Hende, de bisschoppelijk referent voor de oecumene, mgr. G. de Korte en de oud-katholieke bisschop van Haarlem, mgr. D. Schoon.
Katholieke Hervorming
Het concilie van Trente is bijeengeroepen in een roerige tijd toen de reformatie in Europa aan aanhang won. Het was bedoeld als een concilie om de Kerk van binnen uit te hervormen. Door de afgrenzing van de katholieke leer en praktijk heeft dit concilie gedurende vier eeuwen vorm gegeven aan de katholieke identiteit. Binnen protestantse kring heeft het concilie van Trente een slechte naam. In 126 stellingen werden onderdelen van de protestantse leer als dwaling aangemerkt. Het heeft tot diep in de twintigste eeuw de verhoudingen tussen katholieken en protestanten bepaald.
Het ochtendgedeelte van de studiedag droeg een historisch karakter. De lezingen gingen over het concilie van Trente zelf en zijn doorwerking in de priesteropleiding en de catechese. In de middag werden de betekenis van dit concilie voor de verhoudingen tussen katholieken en protestanten geanalyseerd. Wim Francois, hoogleraar aan de Katholieke Faculteit van Leuven presenteerde de achtergronden en het verloop van het concilie. Hij wees erop dat de herbronning en de hervorming van het bisschopsambt een van de belangrijkste verwezenlijkingen van Trente was. Door dit concilie werden bisschoppen echte herders van hun gelovigen die resideerden in hun bisdom, regelmatig preekten, hun diocesen visiteerden en een seminarie oprichtten met het oog op een goede opleiding van de clerus. In de Nederlanden viel het slot van het concilie samen met de oprichting van nieuwe bisdommen in 1559. De doorvoering van de besluiten van Trente kon rekenen op felle weerstand. Deze lag mede aan de basis van de Beeldenstorm in 1566.
Aanzet tot vernieuwing catechese en priesteropleidingen
Theo Clemens en Marcel Gielis (beiden eertijds verbonden aan de FKT) belichtten de invloed van Trente op de priesteropleiding en de catechese. Theo Clemens liet zien in de Nederlanden de oprichting van Tridentijnse seminaries in de zeventiende en achttiende eeuw moeizaam van de grond kwam. Hij stelde dat het seminarie een van de opleidingsvormen voor priesters was, naast de universitaire colleges die met name in Leuven en Douai verrezen. Pas in de negentiende eeuw werd in Nederland het seminarie het exclusieve model voor de priesteropleiding.
Marcel Gielis toonde aan dat de catechese na Trente voortbouwde op middeleeuwse voorbeelden. De Utrechtse bisschop Jan van Sierck schreef in 1294 in de synodale statuten van het bisdom Utrecht voor dat de pastoors onderricht moesten geven over het credo, het Onze Vader, de tien geboden en de sacramenten. Dit zijn de onderwerpen die zowel in de Catechismus Romanus als de catechismus van Luther behandeld worden. Gielis wees op een pikant verschil in de opbouw. Begint de catechismus Romanus met een uiteenzetting over het credo, Luther begint met de behandeling van de geboden. Dit verstoutte Gielis tot de opmerking dat Trente meer lutheraans was dan Luther zelf.
Protestantse reactie op Trente
Dick Akerboom (docent aan de faculteit der geesteswetenschappen van de Universiteit van Tilburg) vroeg zich af of in de beleving van gewone christenen de leerverschillen tussen protestanten en katholieken zo belangrijk waren. Volgens hem verscherpten de tegenstellingen tussen beide groepen zich pas in de negentiende eeuw. Hij wees erop dat tot die tijd katholieken en protestanten regelmatig samen de kerk gebruikten. In die eeuw verdween het zogenaamde simultaneum.
De protestantse kerkhistoricus Selderhuis, hoogleraar aan de Theologische Universiteit van Apeldoorn en directeur van Refo500, ging in op de protestantse reacties op het concilie. Van meet af aan waren deze negatief. Luther was een voorstander van een vrij (niet door de paus gecontroleerd), oecumenisch, christelijk en Duits concilie. Dit laatste omdat hij van mening was dat de reformatie een Duitse aangelegenheid was. Toen het concilie in Trente bij elkaar geroepen werd was Luther negatief. Luther interpreteerde Trente vanuit het concilie van Konstanz (1415) waar Jan Hus veroordeeld was. Dit negatieve beeld is blijven bestaan tot in de huidige tijd. Pas in de laatste jaren vindt men in protestantse handboeken een feitelijke weergave van de gebeurtenissen in Trente. Voor Selderhuis vormt het samenvallen van de herdenking van 450 jaar Trente en 450 jaar Heidelbergse catechismus een aanleiding om gezamenlijk het concilie van Trente en zijn doorwerking te bestuderen.
Verzoening van herinneringen
Ton van Eijk, destijds voorzitter van de Raad van Kerken in Nederland en gezaghebbend ecclesioloog, herlas de door het concilie van Trente uitgesproken veroordelingen in het licht van de hedendaagse oecumenische gesprekken. “Eenheid in de toekomst vraagt om een gedeelde visie op het verleden. De geheugens moeten worden gezuiverd, de herinneringen verzoend.” Volgens hem kun je niet voorbijgaan aan gezaghebbende uitspraken die kerken over elkaar hebben uitgesproken. Dit doet geen recht aan de geschiedenis en de oprechte vragen die mensen zich destijds stelden over hun heilszekerheid. Vanuit deze optiek analyseerde hij de stand van zaken in het huidige oecumenische debat en besteedde hij veel aandacht aan de werkzaamheden van de Gemeinsame Őkumenische Kommission die bij gelegenheid van het eerste bezoek in 1980 van Johannes Paulus II aan Duitsland was ingesteld. Deze commissie die bestond uit Lutherse en katholieke theologen bestudeerde de grote geschilpunten tussen beide kerken zoals de rechtvaardiging, de sacramenten (in het bijzonder de Maaltijd van de Heer) en het kerkelijk ambt. Van Eijk vatten de resulaten samen. Hij wees op de Gemeenschappelijke Verklaring over de rechtvaardiging van de Lutherse Wereldfederatie en de Rooms-Katholieke Kerk die in 1999 verschenen is. Deze is zonder het werk van deze commissie niet denkbaar. Er is ook sprake van een gemeenschappelijk verstaan van de eucharistie waarin de oude tegenstellingen over de werkelijke tegenwoordigheid van Christus en het offerkarakter van de eucharistie overwonnen kunnen worden. Er blijft wel sprake van theologische en spirituele verschillen tussen beide gemeenschappen. Op het terrein van het ambt liggen de standpunten het verst uiteen. Overeenstemming hierover is nog ver weg.
Sinds Trente is er door zorgvuldige studie en reflectie wel degelijk voortgang geboekt op de weg van de hereniging tussen protestanten en katholieken. De sprekers en deelnemers zijn er zich ook van bewust dat er nog een lange weg te gaan is.