Yosé Höhne-Sparborth is na een jaar opnieuw in Irak. Ze brengt de kerstperiode door bij de chaldeeuwse (katholieke) gemeenschap in Erbil en Kirkuk en houdt een blog bij over haar ervaringen dat we hier graag publiceren.
Om 16.00 uur houdt zuster Habiba een vespergebed met een groep vrouwen, dominicaanse leken zegt ze. Ze bidden den Dominicaanse vesper van de vrijdag. Jawel. Ze hebben inmiddels ook een mooie map waarin de gebeden gekopieerd zijn, met Fra Angelico voorop. Er is meer veranderd in dit kamp sinds ik er verleden jaar was.
Het kamp: een grote sporthal buiten de stad, met terrein en omgeven door een muur en breed ijzeren hek om auto’s door te laten. Augustus 2014 werden hier 240 families, 900 personen opgenomen. Ze sliepen enkele maanden in de hal, mutje bij mutje. Januari 2015 kwam ik er voor het eerst. Alle families hadden een wooncontainer gekregen, 108 containers. 3-8 meter, en voor de container kookgelegenheid geímproviseerd: tafeltje, gasstel mutagas, plastic ombouwtje.
De grote hal werd toen al als kerk gebruikt, vol met stoelen. Nu had elke container ook een schotelantenne, dat was de eerste vooruitgang die meteen opviel. Boven op de hal stond ook een aantal watertanks, er was dus meer water. Er was een generator die voor betere stroom zorgde. Voor de deur stond een kleine groentestand, binnen het gebouw was een ruimte als winkel ingericht voor frisdrank, eieren, te bewaren eetwaar en snacks. De bulk die nog maandelijks komt van de UNHCR. Er was meer uitbreiding: de paden tussen de containers waren heel smal geworden, steegjes waar net twee personen kunnen passeren. elke container was als een soort caravan uitgebouwd met UNHCR-zeil, zeg maar een kamer erbij. Ze noemen het ook caravans nu.
Kerk
We baden samen de vesper. In de kerk staat de grote voorraad stoelen. Zuster Nura, een jonge zuster, zou een adventsgesprek doen met de jongeren. Die kwamen binnen om stoelen te halen. Deden ze heel stil, maar toch. de vrouwen zijn het gewend, ze gaan onverstoorbaar dor met bidden. Je hoort het gesprek van de jongeren in de aanpalende ruimte. Na de vesper is er ditmaal geen rozenkransgebed. Het altaar moet worden omgebouwd voor Kerstmis. Nu zie ik het: de altaartafel hebben ze zelf gebouwd, simpel, maar stevig. De doeken gaan eraf, en ze wordt omgekeerd: dan is het ineens een open ruimte, waarin de kerststal gebouwd wordt. De priester moet de komende weken om zijn schenen denken als hij er de Eucharistie komt vieren. Er staat tegen de wand achter het altaar een eenvoudig tabernakel, een Mariabeeld, en al een kerstboom. Het feest gaat door.
Kerststal
Buiten zie ik nog meer vooruitgang: een jongen rijft met een kleine kar, biedt schoenen aan. Een ander staat bij een kleine kar waar je een snack kunt kopen. Van de grote electrakabel van de stad zijn kleinere kabels afgesplitst. Aan de terreinmuur is een verdeelkastje, het is open. Het hek rijdt erlangs als het opengeduwd wordt. gevaarlijk, zegt iemand in gebroken Engels. Ja, het hek moet die draden niet raken.
De generator springt niet aan, want de mensen konden de benzine niet betalen. Dus de kerststal kan niet worden opgezet. Alles zit in het donker. dan komt er toch nog ergens uit een paar auto’s benzine, er gaat spaarzaam licht aan, de kerststal wordt opgebouwd, althans het begin. Morgen gaan ze geld inzamelen voor een nieuwe portie benzine.
Zuster Insaaf, de overste, mijn gastvrouw: „De mensen zijn zo moe. Ze hadden allemaal goede huizen in Caracosh, en hier zitten ze, zonder hoop. Ze hebben niet meer de hoop dat er voor christenen nog toekomst is in dit land. Sommige mannen hadden werk gevonden, maar al vier maanden is er niet meer uitbetaald. Die leven weer van de honderd dollar per gezin die de UNHCR geeft. Het is hopeloos.”