Christl trad 8 maart 1949 in Bethanië in. Ze was bijna 23 jaar en had haar studie biologie aan de universiteit in Wenen voltooid. In Nederland zou men haar drs. noemen, in Oostenrijk kent men die titel niet, maar vaak volgt op de studie een dissertatie en wordt men doctor. Christl koos voor Bethanië. Na het noviciaat en het studiehuis werkte Christl in de Beiaard, ze was studieprefect in Valentinum en ministra in Bloemendaal. Haar eerste ervaringen in de oecumenische dialoog deed ze op in Nederland. Een studie in Parijs gaf haar de gelegenheid om zich bezig te houden met de orthodoxie. In 1962 keerde ze samen met Helli terug naar Wenen. Vanaf die tijd werkte ze in “Die Offene Tür.”
Vertrouwen
Kardinaal König vertrouwde haar van meet af aan het oecumenische werk toe. Al vlug begon ze samen met anderen aan de oecumenische morgenvieringen voor de Oostenrijkse radio. Hierdoor werd het belang van de oecumene wijd verspreid. Tevens werd door de deelname van verschillende vertegenwoordig(st)ers van de verschillende kerken de basis gelegd voor belangrijk teamwerk. Christl had steeds goed contact met kardinaal König en de andere bisschoppen in Oostenrijk, met de Grieks Orthodoxe metropoliet Staikos en bisschoppen en leiders van de andere christelijke kerken. Zij spraken haar aan met overste. Het was voor Christl altijd belangrijk om de kerken als gelijkwaardig te zien, ook al was dat numeriek niet het geval. Ze was van katholieke zijde de eerste die meewerkte in de Oecumenische Raad van Kerken in Oostenrijk (ORKÖ) waartoe 14 kerken behoren. Van 2000 tot 2005 was zij de voorzitter van de ORKÖ. Vanuit de ORKÖ nam ze deel aan veel activiteiten, bij voorbeeld de drie grote Europese oecumenische bijeenkomsten van ongeveer een week in Basel, Graz en Sibiu/Hermannstadt (Roemenië), het oecumenische initiatief van de “Lange nacht van de kerken” en het initiëren van jongerenbijeenkomsten. Bij de pauselijke bezoeken begeleidde zij de oecumenische deelname.
Politieke rol
Ook speelde de oecumene dankzij haar deelname een rol bij belangrijke politieke processen: in de conferentie voor veiligheid en samenwerking in Europa en de gebeden voor vrede tijdens de oorlog in Irak. Als vertegenwoordiging van alle christelijke kerken leverde ze een belangrijke bijdrage aan het “Oostenrijk-convent” waar de herziening van de grondwet werd voorbereid.
Van belang was de verhuizing van de beide Weense theologische faculteiten (katholiek en protestant) naar een gezamenlijk gebouw. Dit zou een belangrijke zet geven aan de samenwerking. Een belangrijk en in Europa éénmalig project waaraan zij meewerkte, was de kerkelijk-pedagogische hogeschool Wenen/Krems, een christelijke lerarenopleiding, die een unieke benadering aanbiedt van interreligieuze, inculturele en interconfessionele inhoud. Ook wordt daar gezamenlijk gewerkt aan voortgezette vorming. Veel deelnemers uit heel wat landen komen daarop af.
Sociaal Appèl van de Kerken
Veel zorg besteedde Christl aan het begeleiden van het proces waarin het Oecumenische Sozialwort van de Kerken tot stand kwam, (a.h.w. een kompas voor de sociale missie van de kerken), dat ook buiten Oostenrijk van grote betekenis bleek te zijn en in verschillende talen vertaald werd. Het was de vrucht van een proces van een brede dialoog en tegelijk een uitnodiging voor een verdere verdiepende dialoog tussen kerk en samenleving, aldus Christl in het voorwoord.
Bij alle moeilijke opgaven zei Christl altijd: “Het is niet moeilijk, want we doen het samen”.
Vanuit de Bisschoppelijke Commissie voor Oecumene organiseerde zij gedurende tientallen jaren ‘Fachtagungen’, theologische studiedagen met aansprekende thema’s en met uitstekende sprekers en spreeksters. Goed ingewerkt in het thema, zat zij deze dagen voor. De deelnemers voelden zich begrepen en ze voelden zich bij haar thuis. Een evangelische oud-bisschop getuigde, dat zij zeer goed op de hoogte was van de verschillende kerken en hun geschiedenis en dat zij met grote wijsheid en behoedzaamheid spanningen tussen de kerken heeft opgelost en een echt ‘oecumenisch samen’ bereikt heeft. Een ander getuigde ervan, hoe mede dank zij haar wederzijdse verdieping stoelde op goede menselijke betrekkingen.
Grote waardering
Voor de dialoog met joden en moslims heeft Christl belangrijke impulsen gegeven, zoals uit hun getuigenis blijkt.
Ze kreeg talrijke onderscheidingen. Zo werd haar door de Republiek Oostenrijk de titel van professor en het “Oostenrijkse erekruis voor wetenschap en kunst eerste klas” verleend. Van de universiteit Linz kreeg zij de doctorstitel honoris causa. In Duitsland gaf een Beierse Benedictijnse abdij haar de Abt-Emmanuel-Heufelder prijs. Door alle kerken in Oostenrijk werd zij “Moeder van de oecumene” genoemd. Bij al deze lof bleef zij eenvoudig en gewoon zichzelf. Haar persoon was minder belangrijk voor haar dan haar werk in en voor de kerken.
In Bethanië heeft zij, zoveel als zij kon, haar bijdrage geleverd. Ze dacht steeds goed mee met wat in het grote geheel gaande was en ze vertelde over haar ervaringen en het werk in Wenen. Ze was dankbaar voor het vruchtbare oecumenische werk en dat wilde ze met ons delen. Ze voelde wel dat ze ondanks alle welwillendheid niet helemaal werd begrepen. De mentaliteit in Nederland en Oostenrijk zijn nu eenmaal verschillend. Het samenwerken verliep dan ook niet zo vanzelfsprekend als bij de oecumenische samenwerking in Wenen het geval was. Dat was wel verdrietig voor haar, maar ze bleef de gemeenschap met heel haar inzet trouw.