Hebe Kohlbrugge was een formidabele vrouw met een persoonlijkheid die je zelden ontmoet. Ze is in ons land vooral bekend als verzetsstrijdster. En dat was ze ook. De oorlogsjaren, het verzet tegen de leugen van het nationaal-socialisme en het kamp Ravensbrück hebben haar leven getekend. Op wonderbaarlijke wijze, dankzij communistische Tsjechische vriendinnen die zich om haar bekommerden, heeft ze het kamp overleefd. Haar positieve levensinstelling die ze tot het laatst heeft behouden, haar fitheid van geest en haar geloof in de God van Israël en Jezus kunnen niet los worden gezien van die bittere periode van de oorlog.
Snel na de oorlog, als één van de eersten, kreeg zij van de Hervormde Kerk de opdracht om te zoeken naar wegen van verzoening met het verslagen Duitsland. Ze toerde met wijlen Arend van Leeuwen (1918-1993) door het verslagen en kapotgeschoten Duitsland. Dankzij haar vriendschap met de mensen van de Bekennende Kirche had ze een entree en wist ze dat ook daar niet alles zwart was.
Verzoening
Het verzoeningswerk met Duitsland bracht haar over de grenzen heen. Net als anderen droomde ze dat op de puinhopen van de oorlog een nieuw Europa gebouwd zou worden. Ze raakte betrokken bij de Praagse vredesconferentie en maakte daar Tsjechische vrienden. De inval van de Sovjet-Unie in Tsjechoslowakije op 21 augustus 1968 werd een keerpunt. Samen met Hannes de Graaf (1911-1991) keerde ze de Praagse vredesconferentie, die geen afstand durfde nemen van de Sovjet-Unie, definitief de rug toe. Met de leugen kon ze niet meegaan.
Enkele jaren daarvoor was ze begonnen met de uitzending van theologiestudenten naar landen in Midden-Oost-Europa. Haar eerste student ging in 1966 naar Praag. Haar idee was dat het goed zou zijn zowel voor de Nederlandse studenten als voor de Kerk in Midden- en Oost-Europa. Een teken van verbondenheid en een goede leerschool. En het was goed. In 25 jaar tijd gingen meer dan 80 Nederlandse theologiestudenten voor één, twee of meer jaren naar Oost-Europa. Haar studenten studeerden in Tsjechoslowakije, Oost-Duitsland, Polen, Hongarije, Roemenië en Joegoslavië. Iedere student kwam eerst bij Hebe thuis op bezoek voor een kennismakingsgesprek. Eenmaal goed bevonden kon de reis beginnen.
Dankzij haar vele contacten was Hebe Kohlbrugge zeer goed geïnformeerd over de situatie van de Kerk in Midden- en Oost-Europa. Door een jammerlijk conflict kwam er een einde aan haar dienstverband bij de Generale Diaconale Raad. Maar ze ging door. Haar huis werd haar kantoor. Vanuit de 2e Kortebaanstraat in Utrecht zette zij haar Oost-Europawerk onverdroten voort. De smokkel van Bijbels en theologische literatuur naar vrienden in Oost-Europa, ze schrok er niet voor terug. Samen met Henri Veldhuis ondersteunde ze vanuit Nederland de vliegende universiteit van Ladislav Hejdanek in Praag. Tal van professoren uit Nederland waaronder Theo de Boer en Karel Deurloo gaven er college. Het uitgangspunt van haar werk kan getypeerd worden met de titel van het boek van Vaclav Havel: ‘Versuch in der Wahrheit zu leben’. De weigering om mee te gaan in de collectieve leugen, herkende ze bij hem. Dat dat onaangename consequenties kan hebben, nam ze voor lief.
Subcommissie Oost-Europa
Geloof en verbondenheid met de kerk in verdrukking waren belangrijk in het leven van Hebe Kohlbrugge. Ze was secretaris van de subcommissie Oost-Europa van de Sectie Internationale Zaken (SIZ) van de Raad van Kerken in Nederland. De taak van deze commissie was om de Raad van Kerken te informeren over de situatie van de Kerk in Oost-Europa, mensenrechten en godsdienstvrijheid. Prof. Hannes de Graaf was voorzitter.
Het was een illuster gezelschap met onder andere Ad den Besten, Hans Hebly, Ad Kruyswijk, Henk van de Graaf, Jan Bakker, Wim Rood en Henk Wolzak. Allemaal mensen met een grote kennis van zaken. De vergaderingen van de subcommissie vonden bijna altijd plaats in de huiskamer van Hebe. De actuele stand van zaken in Oost-Europa werd besproken veelal aan de hand van persoonlijke contacten en geschiedenissen.
Tot 1989 vond de subcommissie, die te boek stond als een lastige club, weinig gehoor bij de Raad van Kerken. Tot aan het einde van de jaren tachtig was er in Nederland een heuse richtingenstrijd over de juiste koers ten aanzien van Oost-Europa. Voor Hebe was het sinds 1968 wel duidelijk: een vergelijk met het communistisch regime zit er niet in, de kerk staat voor de uitdaging de rug recht te houden en daarnaar te handelen. Onze taak hier is om degenen die daar in waarheid proberen te leven te ondersteunen en voor hen op te komen.
Voor haar Oost-Europawerk kreeg ze na de val van de Muur de erkenning die haar toekwam: eredoctoraten van de Karelsuniversiteit in Praag (1990) en van de Universiteit Cluj-Napoca (1995). Ook is ze drager van hoge onderscheidingen voor haar rol in het verzet in de Tweede Wereldoorlog en voor haar inzet voor Nederlandse-Duitse verzoening na de oorlog.
Studie van Thora en Evangelie
Ook na haar tachtigste bleef ze geëngageerd de ontwikkelingen in de wereld volgen. Opvallend was haar ferme kritiek op de politiek van Israël jegens de Palestijnen. Evenzo haar gedecideerde opvatting over de fundamentele verschillen tussen het joodse en christelijke geloof enerzijds en islamitische geloof anderzijds. Ze hekelde de in haar ogen naïeve en verkeerde benadering – met name binnen haar eigen kerk – in de dialoog met de islam.
Haar opvattingen waren steeds gebaseerd op studie. De laatste tien jaar van haar leven wijdde ze zich – deels uit ergernis over het gebrek aan diepgang in de verkondiging – aan de studie van de Bijbel. Met behulp van exegetische commentaren gaf zij in haar krachtige, mooie handschrift haar uitleg bij een groot aantal Bijbelboeken. Ze waagde zich niet alleen aan Mattheüs, Lucas en de Handelingen, maar pakte ook de vijf boeken van Mozes op. Haar in het Duits geschreven commentaren werden per post gestuurd aan vrienden in heel Europa.
Hebe Kohlbrugge was bij uitstek een schrijfster van brieven. Ze heeft er duizenden geschreven en er zal geen archief van zijn bijgehouden. Bewaard zijn wel haar jaarlijkse kerstbrieven. De laatste werd een week voor haar overlijden verzonden. Op de voorzijde van het gele papier een zon tegen de achtergrond van een sterrenhemel. ‘Und Gott sprach: Licht werde! Licht ward’ (Gen. 1:3). Met het licht heeft ze gewandeld en het licht heeft haar gedragen.