Prof. Paul Murray, grondlegger van de Receptive Ecumenism, gaf donderdag 26 oktober in Utrecht een gastcollege op uitnodiging van de Tilburg School of Catholic Theology en de Katholieke Vereniging voor Oecumene. De hoogleraar systematische theologie uit Durham en oprichter van het Centre for Catholic Studies aldaar kwam speciaal over uit het Verenigd Koninkrijk voor dit college, waarin hij studenten, docenten en andere geïnteresseerden uitleg gaf over de basis van de nog jonge benadering in de interconfessionele dialoog. Deze benadering streeft ernaar de schijnbare impasse in oecumenische relaties te doorbreken.
“Wij katholieken hebben de neiging pas laat op feestjes te verschijnen,” grapte de hoogleraar, wijzend op het katholieke commitment aan de oecumenische beweging vanaf het Tweede Vaticaans Concilie, toen de beweging al bijna een halve eeuw gaande was. Bij het hoogtepunt tot dan toe, de oprichting van de Wereldraad van Kerken in Amsterdam in 1948 stond de Rooms-katholieke kerk formeel nog zeer terughoudend aan de zijlijn. Toch heeft juist de rooms-katholieke inbreng een grote energie en hoop ingebracht in het proces.
Receptive Ecumenism: een nieuwe fase in de interconfessionele dialoog
Murray wees erop dat de vele dialogen die op dat moment gestart werden allemaal uitgingen van hetzelfde uitgangspunt: de verschillen tussen kerken zouden kunnen worden opgelost door diepgaande theologische uitwisseling om misverstanden te ontkrachten en dankzij nieuwe gezamenlijke inzichten de kloof tussen confessies te overbruggen. Bij veel onderwerpen is dat inderdaad gebeurd, denk aan het geschil over de rechtvaardigingsleer en de bereikte overeenstemming over de betekenis van de eucharistie. Maar bij de huidige uitdagingen blijkt die benadering ontoereikend. De verschillen zijn eerlijker en duidelijker verwoord dan voorheen, maar niet opgelost. Een desillusie vanwege het feit dat de verwachte spoedige hereniging van kerken uitbleef heeft een diepe indruk nagelaten.
De Receptive Ecumenism of ontvankelijke oecumene verandert enkele uitgangspunten van de oecumenische dialoog ingrijpend. Zo stelt zij niet langer de vraag hoe de eigen traditie zo overtuigend mogelijk verwoord kan worden, maar moedigt zij kerken aan hun kwetsbaarheid te laten zien. “Niet de vraag: ‘wat kan de ander leren van mij,’ maar: ‘welke problemen kan ik niet zelf overwinnen en wat kan ik daarin met integriteit van de ander leren’ staat centraal.” Murray liet zich hierbij inspireren door John F. Kennedy. Daaraan gekoppeld is de noodzaak – én de mogelijkheid – om de realiteit te presenteren, niet de ideaalversie die we over onszelf formuleren.
Leren in kwetsbaarheid
De gegroeide relaties over kerkmuren heen en voorbij de vooroordelen en misverstanden maken deze kwetsbaarheid mogelijk. “Eindelijk kunnen we eerlijk spreken over de imperfecte praktijk van ons kerk-zijn,” aldus Murray. Een situatie die mogelijk is dankzij de theologische inspanningen van de eerste generaties oecumenici. Een situatie ook die de potentie heeft de status quo verder te helpen dan een gezellig samenzijn of een geslaagd samenwerken in diaconale en maatschappelijke kwesties. Op weg naar een werkelijk verzoende eenheid die tot het hart van het christelijke geloofsgetuigenis behoort.
I have often spoken of this as an ‘ecumenism of the wounded hands’, referring to our being prepared to show our wounds to each other, knowing that we cannot heal or save ourselves; knowing that we need to be ministered to in our need from another’s gift and grace; and trusting that as in the risen Lord, in whose ecclesial body these wounds exist, they can become sites of our redemption and jewels of transformed ecclesial existence.
Synodaliteit
De huidige synodale bekering van de kerk, zoals Paus Franciscus het door hem geïnitieerde proces noemt, heeft nauwe raakvlakken met Receptive Ecumenism. Beiden gaan ze uit van het onderkennen van de eigen kwetsbaarheid en beiden willen ze daarin op nieuwe manieren leren. Syndaliteit kan dan ook allen slagen als de Rooms-Katholieke Kerk zich laat verrijken door de inzichten van alle gedoopten, aldus Murray.
In de jaren sinds de eerste internationale conferentie over Receptive Ecumenism in 2006 is er al veel geoefend met de strategie, die daardoor verder ontwikkeld en getest is. Zowel in plaatselijk initiatieven als in de Anglicaans-Rooms-katholieke dialoog ARCIC III, waarin beide tradities de eigen realiteit rond bepaalde thema’s beschrijven, de problemen en pijnpunten daarin verwoorden en aangeven wat zij wellicht van de ander kunnen leren. Nu is het zoeken naar vervolgstappen: zijn die eerste intuïties werkelijk denkbaar? Wat kunnen de tradities inderdaad, zonder zichzelf te verloochenen (Murray noemt dit ‘met integriteit’) van elkaar leren? Vragen die ook in het synodale proces opkomen: wellicht is dit proces de kans voor de Receptive Ecumenism om tot volle wasdom te komen.
Het gastcollege werd bijgewoond door studenten van de TST, docenten oecumenica uit heel Nederland en andere belangstellenden. Prof. Murray gaf op deze wijze een verdiepende bijdrage aan een dag voor die docenten, die in de ochtend met elkaar hoe aan hun instellingen (universiteiten, hogescholen en seminaries) de oecumene wel en niet een plaats heeft in het curriculum. Een interessante dag die het oecumenisch onderwijs alleen maar kan versterken! Foto’s: Katholieke Vereniging voor Oecumene/Fokke Wouda.