De oecumenische erfenis van paus Paulus VI





Eergisteren, zondag 19 october 2014, is paus Paulus VI door paus Franciscus in Rome zaligverklaard. Deze paus is wereldwijd vooral bekend omdat hij als opvolger van Johannes XXIII het Tweede Vaticaans Concilie tot een goed einde bracht. Verder denken velen bij zijn naam aan de encycliek Humanae Vitae (over geboorteregeling). In Nederland is hij door sommigen geprezen, door anderen verguisd, vanwege de benoeming van enkele bisschoppen “van meer behoudende signatuur” (Mgr. Simonis in 1970, Mgr. Gijssen in 1972).

Deze “oecumene op maandag” wil een blik werken op de grote oecumenische erfenis van paus Paulus VI. Een erfenis die tot op de dag van vandaag ontelbare vruchten draagt.

Het Tweede Vaticaans Concilie

Toen Giovanni Battista Montini, in 1963 tot paus werd gekozen en de naam Paulus VI aannam, was het Tweede Vaticaans Concilie in volle gang. Als aartsbisschop van Milaan had hij de gelovigen opgeroepen om niet alleen katholieken, maar ook “schismatieken, protestanten, anglicanen, moslims, heidenen en atheïsten” lief te hebben.

In februari 1963 schreef hij in zijn bisdomblad:

Hoe kunnen we de gescheiden christenen verenigen? Zovele jaren zijn inmiddels voorbijgegaan! We hebben zoveel fouten gemaakt! Er waren zoveel controverses! Hoe kunnen we die moeilijkheden overkomen? […] Om de weg naar de vereniging van alle christenen in de Ene Kerk te banen [moeten we] meer ruimte maken voor liefdadigheid, offers brengen waar het mogelijk is, tegelijkertijd geduldig wachten en ondernomen pogingen aanmoedigen.”

Deze “man van dialoog” werd dan ook tijdens het conclaaf van 1963 gezien als een waardige opvolger van paus Johannes XXIII die aan het Concilie vanaf het eerste begin een dialoog-karakter wilde geven.

Paus Paulus VI tijdens het Tweede Vaticaans ConciliePaus Paulus VI tijdens het Tweede Vaticaans Concilie

Vlak na zijn aantreden tot paus schreef hij in zijn eerste encycliek Ecclesiam suam, waarin hij meerdere alinea’s aan de oecumenische dialoog wijdde: “De Katholieke Kerk zal nooit ophouden zich door gebed en boetedoening voor te bereiden op de langverhoopte [oecumenische] verzoening”.Aan het begin van de tweede sessie van het Concilie – de eerste sessie na zijn verkiezing tot paus – noemde paus Paulus VI in de openingstoespraak de oecumene één van de doelstellingen én de geestelijke noodzaak waarvoor het Concilie was bijeengeroepen. [1]

Tijdens het Tweede Vaticaans Concilie was één van de belangrijke oecumenische vragen wie vanuit rooms-katholiek opzicht de naam “Kerk” mocht dragen. Wat betreft de orthodoxe Kerken, met hun geldige bisschoppelijke en priesterlijke ambten, was er geen twijfel mogelijk. Maar de Kerken die uit de Reformatie waren voortgekomen kregen in het eerste schema van Unitatis Redintegratio (het oecumenische decreet van het Concilie) de naam “gemeenschappen” toebedeeld.

Meerdere concilievaders bekritiseerden dit onderscheid omdat het volgens hen de oecumenische vooruitgang niet zou helpen. Paulus VI sprak aan het begin van de tweede sessie van het Concilie (1963) over gemeenschappen “die zich met de naam Kerk sieren”. Tijdens de daaropvolgende sessies (1964 en 1965) wendde hij zich tijdens meerdere toespraken tot de oecumenische waarnemers met de woorden “O Ecclesiae”. [2]

De uiteindelijke tekst liet uiteindelijk alles open. Het spreekt over “de Kerken en kerkelijke gemeenschappen in het Westen”. In het document Dominus Iesus uit 2000 heeft de Congregatie voor de Geloofsleer, in haar interpretatie, deze openheid aangescherpt en spreekt nog slechts over “kerkelijke gemeenschappen”.

Johannes XXIII had op 5 juni 1960 het “Secretariaat voor de Eenheid der Christenen” opgericht. Dit was bedoeld als voorbereidingscommissie voor het Concilie. Paulus VI vormde vlak na het einde van het Concilie dit secretariaat, in 1966, om tot een permanent lid van de Pauselijke Curie. [3]

Dialoog met de orthodoxe Kerken

Op 5 januari 1964 ontmoetten de paus en de oecumenisch patriarch van Constantinopel elkaar tijdens een historische ontmoeting in Jeruzalem.[Voor historische archiefbeelden van dit bezoek, zie HIER.) Hiermee werd hij de eerste bisschop van Rome sinds de 9e eeuw die een bezoek bracht aan “het Oosten”. Moskou en Athene bekeken dit alles echter met argusogen.

Paulus VI ontmoet Patriarch Athenagoras in JeruzalemPaulus VI ontmoet Patriarch Athenagoras in Jeruzalem

En een jaar later, tijdens het Tweede Vaticaans Concilie werden de wederzijdse excommunicaties tussen de Oosterse en Westerse Kerk opgeheven. Dit gebeurde op plechtige wijze door paus Paulus VI en door de afgevaardigde van de oecumenisch patriarch van Constantinopel Athenagoras, de metropoliet Meliton.

Hoewel de opheffing van deze banvloek de kerkelijke eenheid niet herstelde, wilde men een belangrijk obstakel naar de volledige eenheid tussen beide Kerken uit de weg ruimen, en de gebeurtenissen uit 1054 definitief tot het verleden te laten behoren. Het was een “gebaar van rechtvaardigheid en wederzijdse vergeving”.

Een gemeenschappelijke verklaring werd op 7 december 1965 tegelijkertijd in Rome (door kardinaal Willebrands tijdens een plechtige sessie van het Concilie) en in de Orthodoxe kathedraal van Phanar te Istanbul (door de secretaris van de Heilige Synode) voorgelezen. [4]

In 1967 bracht de paus een bezoek aan Constantinopel, en de patriarch bracht een paar maanden later een bezoek aan het Vaticaan. [5] Paulus VI schreef in zijn brief van 8 februari 1971 aan Patriarch Athenagoras dat de beide Kerken zich reeds op “bijna volledige wijze” met elkaar in kerkelijke gemeenschap bevinden.[6] Het symbolische hoogtepunt was het bezoek van een vertegenwoordiger van het oecumenisch patriarchaat te Constantinopel aan het Vaticaan in 1975, waarhij Paulus VI de voeten van de bezoeker kuste.

De oecumenische dialoog met de Anglianen

Reeds als aartsbisschop van Milaan, in 1957 dus tijdens het pontificaat van Pius XII, hat Paulus VI een groep anglicaanse priesters en bisschoppen ontvangen. Daaruit volgde een briefwisseling met de anglicaanse aartsbisschop van Cantorbury, Geoffrey Fisher.

Paulus VI schenkt de Anglicaanse aartsbisschop van Cantorbury George Ramsey zijn eigen bisschopsringPaulus VI schenkt de Anglicaanse aartsbisschop van Canterbury George Ramsey zijn eigen bisschopsring

Als paus, een jaar na de sluiting van het Tweede Vaticaans Concilie ontmoette hij in het Vaticaan de opvolger van Fisher, Michael Ramsey. Dit was het eerste officiële bezoek van een Anglicaanse kerkleider sinds het schisma in de 16e eeuw [7].

Tijdens dit bezoek sprak Ramsey lovende woorden over de oecumenische bijdrage van Paulus VI aan de oecumene. De paus antwoordde met de veelzeggende woorden: “Als u ons huis binnentreedt, dan treedt u uw eigen huis binnen; we zijn verheugd onze deur en ons hart voor u te openen”. [8]

Maar nog tijdens zijn bezoek publiceerde de Congregatie voor de Geloofsleer een stevige veroordeling van gemengde huwelijken. Paulus VI en aartsbisschop Ramsey antwoordden daarop door de oprichting van een speciale commissie die deze problematiek bij de horens moest vatten. Dit leidde uiteindelijk tot de “Verklaring van Malta”. Deze verklaring was de allereerste “gemeenschappelijke verklaring” van twee Kerken sinds de Reformatie in de 16e eeuw.

In 1970 publiceerde Paulus VI de nieuwe regels rond de gemengde huwelijken in zijn Motu Proprio Matrimonia mixta. Sindsdien is het mogelijk, met dispensatie van de plaatselijke bisschop, om een voor de rooms-katholieke Kerk geldig huwelijk te sluiten in bijvoorbeeld een protestantse Kerk.

Een jaar na deze historische ontmoetting van 1966 richtten ze samen ARCIC (Anglican-Roman Catholic International Commission) op. Deze commissie bestaat uit 9 rooms-katholieke en 9 anglicaanse leden en heeft als taak om de dialoog tussen de beide Kerken te voeren en de verschillende kerkscheidende onderwerpen te onderzoeken. [Over ARCIC binnenkort meer op deze blog.]

Paulus VI hechtte veel waarde aan de contacten met de Anglicaanse Kerk. Hij noemde haar “onze geliefde zusterkerk”, een beschrijving die in latere leerstellige documenten onder het pontificaat van Johannes Paulus II sterk afgewezen werd.

Dialoog met de protestantse Kerken

Persoonlijk heeft Paulus VI zich niet in het bijzonder met de dialoog met de protestantse Kerken beziggehouden. Wel zijn tijdens zijn pontificaat, en dus met zijn uitdrukkelijke toestemming, verschillende internationale dialogen opgestart: waaronder met de lutheranen (1964), de methodisten (1965), gereformeerden (1969).

Ook gaf hij in 1967, op aandringen van kardinaal Bea (het toenmalige hoofd van het Secretariaat voor de Eenheid van de Christenen), enthousiast toestemming tot de katholieke bijdrage aan oecumenische bijbelvertalingen, met name in samenwerking met protestants exegeten.

Het bezoek aan de Wereldraad van Kerken

Aan het eind van het Tweede Vaticaans Concilie werd ook de samenwerking met de Wereldraad van Kerken opgestart, ondanks het feit dat de rooms-katholieke Kerk geen lid van de Wereldraad was. De Nederlandse secretaris-generaal van de Wereldraad, Willem Visser ‘t Hoofd, had in september 1960 al in het geheim een ontmoeting met kardinaal Bea. Leden en medewerkers van de Wereldraad namen ook als oecumenische waarnemers aan het Concilie deel.

In 1965 besloot Paulus VI tot de oprichting van een gezamenlijke werkgroep tussen de rooms-katholieke Kerk en de Wereldraad van Kerken. Deze werkgroep moest alle mogelijke gebieden tot samenwerking in kaart brengen. De werkgroep kwam drie jaar later met een lange lijst, waaronder zaken als sociale gerechtigheid, ontwikkeling van de Derde Wereld, honger en armoede. Verder kwam men tot overeenstemming om samen jaarlijks de Gebedsweek voor de Eenheid van de Christenen te vieren.

Op 19 juli 1968 kwan in Uppsala (Zweden) de Algemene Vergadering van de Wereldraad van Kerken bijeen. Paulus VI noemde dit publiekelijk “een teken des tijds” (een uitdrukking die ook tijdens het Tweede Vaticaans Concilie veelvuldig gebruikt was), en stuurde een boodschap met pauselijke zegen: “Moge de Heer al uw werk voor de zaak van de Eenheid der Christenen zegenen”. Vanaf dat moment mochten ook rooms-katholieke deelnemers aan de verschillende comités deelnemen.

aankomstAankomst van Paulus VI bij de Wereldraad van Kerken

Op 12 juni 1969 bracht paus Paulus VI, tijdens een officieel staatsbezoek aan Zwitserland, ook een bezoek aan de Wereldraad van Kerken in Genève. De toenmalige voorzitter van het Secretariaat voor de Eeinheid van de Christenen, de Nederlandse kardinaal Willebrands, voegde dit historische bezoek, tegen de zin van Paulus VI en zonder dat deze ervan op de hoogte was, in het officiële programma van het pausbezoek in.

In de opening van zijn toespraak sprak Paulus VI de historische woorden “Nu ben ik onder u. Mijn naam is Petrus.” Daarmee gaf hij aan dat vanuit rooms-katholiek oogpunt aan het primaat van de bisschop van Rome niet getornd kan worden. Maar hij voegde daar meteen aan toe dat “wij daardoor niet van u geïsoleerd willen zijn, noch om tussen ons het wederzijdse begrip, de samenwerking, de broederlijkheid en uiteindelijk het herwinnen van de eenheid onmogelijk te maken”.

Paulus VI noemde zijn ambt “het grootste obstakel voor de eenheid van de christenen”. In zijn eerste encycliek Ecclesiam suam had hij deze overtuiging overigens ook al gedeeld, en in 1967 tijdens een toespraak herhaald.

Sommige waarnemers waren echter door deze inleidende alinea zozeer teleurgesteld dat ze niet meer hoorden hoe Paulus VI sprak over een werkelijke, hoewel nog onvolledige, eenheid tussen alle gedoopten, en dus ook tussen alle lidkerken van de Wereldraad en de rooms-katholieke Kerk.

Met betrekking tot een eventueel lidmaadschap van de rooms-katholieke Kerk van de Wereldraad, bleef Paulus VI terughoudend. Hij vond de vraag nog niet voldoende gerijpt om daarover een beslissing te kunnen nemen en volgens hem was noch een positief, noch een negatief antwoord op dat moment noodzakelijk. [9]

De oecumenische erfenis

De bijdrage van Paulus VI aan de oecumenische beweging kan moeilijk overschat worden. Het begin van dit oecumenische engagement ligt wellicht in de ontmoeting tussen Montini en de Franse dominicaan Yves Congar in 1946. Congar biedt hem zijn baanbrekende oecumenische studie Chrétiens desunis aan, één van de publicaties waarvoor hij overigens in 1953 een leerverbod door het Vaticaan kreeg opgelegd. [10]


In 1977 noemde hij tijdens een toespraak de oecumene “de meest geheimzinnige en meest belangrijke” onderneming van mijn pontificaat. Dit komt bijvoorbeeld tot uitdrukking tijdens één van de woensdagcatecheses uit 1966:

Het Concilie, en eerder al de gehele christelijke traditie, zegt ons dat de gelovigen door de doop in de Kerk zijn opgenomen (…) Betekent dat dat allen die gedoopt zijn, zelfs wanneer ze van de katholieke eenheid gescheiden zijn, zich in de Kerk, in de ware Kerk, in de Ene Kerk bevinden? Ja. Dat is precies één van de grote waarheden van de katholieke traditie, door het Concilie meerdere keren bevestigd”. [11]

funeral-paul-viBegrafenis van Paulus VI – kist met Evangeliarium voor het altaar

De oecumenische betekenis van Paulus VI werd door Yves Congar als volgt samengevat:

Paulus VI heeft niet slechts een dood gekend die aan zijn leven beantwoordde: zoals hij het altijd gewild heeft, heeft hij zijn laatste adem uitgeblazen met de woorden ‘Onze Vader, die in de hemel zijt”. Hij heeft een begrafenis gekregen die het diepst van zijn ziel vertolkte. Ik herinner me: een kist op de grond. Op de kist: een tiara? Hij had die tiara afgezet en hem weggeschonken voor de armen. Een mijter? Nee, zelfs geen stola, maar een opengeslagen Evangelieboek, waarvan een zachte bries de bladeren omsloeg. Paulus! Die naam die hij gekozen had… Het Evangelie, Jezus Christus, de absolute liefde van zijn leven in geloof. [12]

——

VOETNOTEN

[1] Walter Kasper trekt daaruit de conclusie dat dus “alle Concilieteksten in een oecumenisch perspectief gelezen moeten worden”: Walter Kasper, Wege der Einheit. Perspektiven für die Ökumene (Freiburg : Herder 2004), 17.

[2] De belangrijke paragraaf 15 van de Dogmatische Constitutie over de Kerk (Lumen Gentium) wordt uitgewerkt in het decreet Unitatis Redintegratio. Dit decreet werd aan het eind van de derde sessie in 1964 aanvaard en uitgevaardigd. Op de vraag of het van geringere autoriteit en betekenis is dan Lumen Gentium kan slechts een negatief antwoord worden gegeven wanneer men rekening houdt met de vaststelling dat dit decreet volgens de paus “ea doctrina, explicationibus completa in Schemate ‘De Oecumenismo’ comprehensis”.

[3] Op 1 maart 1989 kreeg het van Johannes Paulus II haar huidige naam : Pauselijke Raad voor de Eenheid van de Christenen.

[4] Voor de tekst van de verklaring: Tomos Agapès, Vatican-Phanar [1958-1970], Rome-Istanbul, 1971, p. 277-279.

[5] In 1973 bracht ook de koptische patriarch van Alexandrië, Shenouda III, een officieel bezoek aan Paulus VI.Tijdens dit bezoek tekenden beide kerkleiders een “Gemeenschappelijke verklaring” waarin zij hun christogische overeenstemming betuigden. Twee jaar eerder, op 27 october 1971, tekende Paulus VI een soortgelijke verklaring met de Syrisch-Orthodoxe Patriarch van Antiochië, Ignace Yacoub III.

[6] Tomos Agapès (614).

[7] Op 2 december 1960 had paus Johannes XXIII reeds Geoffrey Fisher ontvangen, maar daar ging het om een privé-audiëntie.

[8] Ramsey opende gedurende dit bezoek het “Anglican Center in Rome”, dat als doel heeft wederzijdse begrip te wekken.

[9] In 1972 neemt de rooms-katholieke Kerk, na jarenlang twijfelen (zoals blijkt uit de dagboeken van Willem Visser ‘t Hooft) het besluit om het lidmaatschap van de Wereldraad niet aan te vragen. negatief op het idee tot toetreding. In 1975 geeft het Vaticaan daarvoor de volgende, niet al te heldere verklaring : Het lidmaatschap van de Wereldraad van Kerken kan voor veel rooms-katholieken reële pastorale moelijkheden veroorzaken, omdat dit lidmaatschap van een mondiale vereniging van Kerken gemakkelijk verkeerd begrepen kan worden. (in : Jacques Maury, Genève-Rome. W.A. Visser ‘t Hooft, pionnier de l’oecuménisme, voorwoord door kardinaal Roger Etchegaray, en ds. Konrad Raiser (Parijs, Cerf 2001), 74.)

[10] Zie : Yves Congar, “L’œcuménisme de Paul VI”, in: Paul VI et la modernité dans l’Église. Actes du colloque de Rome (Rome : École Française de Rome, 1984), 807-820.

[11] “Audience générale du 1.6.1966, in: Documentation Catholique, n° 1474.

[12] Yves Congar, “L’oecuménisme de Paul VI”, 819.