Utrecht ontmoet rome1





Afgelopen donderdag 30 october 2014 werd de Internationale Oud-Katholieke Bisschoppenconferentie (IBK) in Rome ontvangen door de paus, en door de Pauselijke Raad voor de Eenheid van de christenen en haar voorzitter, de Zwitserse kardinaal Kurt Koch. Dit bezoek, ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van de Oud-Katholieke Unie van Utrecht [voor een beknopte beschrijving, zie voetnoot 1] is met recht historisch te noemen.

Bernd Wallet, aartsbisschop Joris Vercammen en paus FranciscusBernd Wallet, aartsbisschop Joris Vercammen en paus Franciscus

De oud-katholieke aartsbisschop van Utrecht (als aartsbisschop van Utrecht vanwege zijn ambt voorzitter van de IBC), Joris Vercammen werd begeleid door de zes andere bisschoppen die deeluitmaken van de ICB: de bisschop van Haarlem (Dirk Jan Schoon) en de bisschoppen van de Oud-Katholieke Kerken van Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk, Tsjechië en Polen. De bisschoppenconferentie werd begeleid door Bernd Wallet, als priester verbonden aan de Utrechtse Gertrudiskathedraal en persoonlijk secretaris van aartsbisschop Vercammen. [Zie het interview met hem in een vorige oecumene op maandag]

Tijdens dit bezoek aan Rome hield Vercammen een openbare lezing aan het Centrum Pro Unione, onder de titel “A Challenging Relationship – The International Roman-Catholic/Old-Catholic Dialogue’s Contribution to Ecumenism“.[2] Verder vond er een oecumenische Evensong plaats in de engelstalige katholieke parochie te Rome, waaraan ook andere oecumenische groeperingen in Rome deelnamen. Ook was Vercammen te gast in het Anglicaanse centrum te Rome.

Aartsbisschop Joris Vercammen in het centrum "Pro Unione" te Rome / (c) Pro Unione Aartsbisschop Joris Vercammen in het centrum “Pro Unione” te Rome / (c) Pro Unione Maar het hoogtepunt vormde natuurlijk de privé-audiëntie bij de bisschop van Rome, paus Franciscus. De toespraak van de paus staat hieronder (vet gedrukt) weergegeven, met tussendoor verklarend commentaar. Daarna volgt de toespraak van Joris Vercammen (eveneens vet gedrukt met verklarend commentaar).

—————

TOESPRAAK VAN PAUS FRANCISCUS TOT DE OUD-KATHOLIEKE INTERNATIONALE BISSCHOPPENCONFERENTIE VAN DE UNIE VAN UTRECHT

[Het betreft een eigen Nederlandse vertaling van het Italiaanse origineel dat HIER te vinden is]

Toespraak paus tot de IBCToespraak paus tot de IBC

Van harte groet ik de leden van de Oud-Katholieke Bisschoppenconferentie van de Unie van Utrecht. Uw bezoek biedt ons de mogelijkheid om samen na te denken over ons gezamenlijk oecumenische onderweg-zijn.

Dit jaar markeert de vijftigste verjaardag van de afkondiging van het decreet Unitatis Redintegratio [het oecumene-decreet, HM] van het Tweede Vaticaans Concilie. Dit luidde een nieuw tijdperk van de oecumenische betrekkingen in, en de voortdurende inzet van de katholieke Kerk naar het zoeken van de eenheid van de leerlingen van Christus.

Voor ons allen speelt de Internationale rooms-katholieke/oud-katholieke dialoogcommissie een belangrijke rol in het zoeken naar een steeds grotere trouw aan het gebed van de Heer, “opdat allen één zijn” (vgl. Joh. 17,21). Het is mogelijk gebleken om bruggen van wederzijds begrip en praktische samenwerking te bouwen. Convergenties en overeenstemming zijn gevonden, en verschillen werden nauwkeurig geïdentificeerd en in een nieuwe context geplaatst.

Commentaar: Deze Internationale rooms-katholieke/oud-katholieke dialoogcommissie startte in 2003, op initiatief van de IBC en de Pauselijke Raad voor de Bevordering van de Eenheid van de Christenen een dialoogronde, nadat in 1998 de rooms-katholieke Kerk de dialoog met de oud-katholieke Kerken op een lager vuurtje had geplaatst vanwege de beslissing van sommige oud-katholieke Kerken om ook vrouwen tot het priesterambt toe te laten.

417bGIgiOFL._SY300_In 2009 publiceerde deze commissie een belangrijk rapport, “Kerk en kerkelijke gemeenschap” over de huidige stand van zaken binnen de dialoog. De door de commissie gevolgde methode is die van de “gedifferentieerde consensus”. Dit betekent dat voor alle afzonderlijke verschillen tussen beide Kerken gekeken wordt of deze al dan niet een “kerkscheidend karakter” hebben. Niet alle verschillen zijn immers reden tot kerkscheiding; een legitieme pluraliteit bestaat nu al in beide Kerken, en kan ook in een verhoopte vereende Kerk bestaan.

Het rapport stelt vast dat er een groot aantal “convergenties en overeenstemming” (zoals de paus het noemt) zijn: oud-katholieken en rooms-katholieken delen hetzelfde kerkbegrip (n° 36), zij delen de overtuiging dat de bisschop een centrale plaats inneemt in de lokale kerk (n° 37) en zij belijden beiden dat zowel de plaatselijke bisschoppen als de universele gemeenschap verantwoordelijkheid dragen voor de eenheid van de Kerk (n° 38). Deze grote mate van overeenkomst staat in contrast met bijvoorbeeld met de protestantse Kerken waar het kerkbegrip veelal het grootste struikelblok is in de dialoog.

Het meest opvallende is echter de vaststelling dat de in 1870 door het Eerste Vaticaans Concilie afgekondige dogma’s van de pauselijke onfeilbaarheid en de universele jurisdictie “niet meer het gewicht hebben van een meningsverschil dat oorzaak van scheiding is”, op voorwaarde dat “de paus niet uit de communio-structuur wordt losgemaakt” (n° 39).

Terwijl we ons enerzijds verheugen over de voortgaande stappen naar een diepere gemeenschap in geloof en leven, betreuren we tegelijkertijd dat in de loop van de tijd nieuwe meningsverschillen zijn ontstaan. De theologische en ecclesiologische vragen die gedurende onze scheiding hebben begeleid zijn nu moelijker te overwinnen als gevolg van de toenemende afstand van onderwerpen die het kerkelijk ambt en ethische vragen betreffen.

Commentaar: Binnen dit geheel van fundamentele overeenstemming bestaan er ook tussen beide Kerken verschillen die een volledige kerkelijke eenheid in de weg staan. Het document noemt een viertal gebieden: a) de ecclesiologie (het theologische denken over de Kerk), b) de beide laatste mariale dogma’s van 1854 (Onbevlekte Ontvangenis) en 1950 (Tenhemelopneming), c) de wijding van vrouwen, en tenslotte d) een aantal vragen van kerkrechtelijke aard.

a) M.b.t. de ecclesiologie spreekt het document niet direct over kerkscheidende, maar over “openstaande vragen”: “Deze betrefen vooreerst de verhouding tussen enerzijds de zelfstandigheid die een lokale Kerk of een gemeenschap van lokale Kerken toekomt bij de uitoefening van haar zending en bij de keuze van haar bisschoppen, en anderzijds het primaat van de paus, dat wat dit betreft in de Rooms-katholieke visie ‘de volledige, hoogste en universele macht over de Kerk’ insluit” (n° 44). Het document lijkt te willen aanduiden dat de verschillen op dit punt, wanneer zij opgehelderd kunnen worden, een volledige gemeenschap niet in de weg hoeven te staan.

b) Een struikelpunt blijven echter de beide mariale dogma’s uit de 19e en 20e eeuw: “Over deze kwestie moet nog op een dieper niveau worden gedebatteerd. Dan zal bliken of deze duiding [zoals die in het Duitse document Communio Sanctorum verwoordt wordt door rooms-katholieke t

Aartsbisschop Vercammen met de (vrouwelijke) pastoor van de Gertrudiskathedraal te Utrecht en de (mannelijke) priester die ook aan de kathedraal verbonden is.Aartsbisschop Vercammen met de (vrouwelijke) pastoor van de Gertrudiskathedraal te Utrecht en de (mannelijke) priester die ook aan de kathedraal verbonden is.

c) Een bijzonder lastige kwestie is de wijding van vrouwen in inmiddels het merendeel van de Oud-Katholieke Kerken. Hoewel beide Kerken “in wezen hetzelfde standpunt over de sacramentele ordo van de Kerk huldigen” (n° 56), is het oud-katholieke besluit om vrouwen tot het ambt te wijden een “innovatie in de voor het overige op de oude Kerk georiënteerde kerkelijke discipline”. Deze “innovatie” wordt door de rooms-katholieke Kerk, evenals door de Orthodoxe Kerken uitdrukkelijk afgewezen.heologen] van de beide Mariadogma’s de Oud-katholieken ertoe kan brengen om hun afwijzing van deze dogma’s te heroverwegen”. De commissie voegt eraan toe dat dit “voor de inhoud van het dogma van 1950 dit aanzienlijke makkelijker lijkt te zijn dan voor het dogma van 1854″ (n° 54).

De tekst wijst op de tekst van de Congregatie voor de Geloofsleer van 1976, Inter insignoris, en naar de apostolische brief van Johannes Paulus II uit 1995, Ordinatio sacerdotalis, waarin hij schrijft dat “de Kerk geen enkele volmacht heeft vrouwen de priesterwijding toe te dienen” (n° 4). De tekst noemt verder de beroemde brief van paus Paulus VI. Er zou ook verwezen kunnen worden naar de toespraak die kardinaal Kasper gaf voor de anglicaanse Lambethconferentie op 30 juni 2008, toen de Anglicaanse Kerk (die in volledige kerkelijke gemeenschap staat met de Kerken van de Unie van Utrecht) op het punt stond om vrouwelijke bisschoppen toe te staan.

De oud-katholieke Kerk legt in het document uitvoerig uit waarom zij tot deze beslissing is gekomen (n° 63-73). Wel moet aangetekend worden dat de Amerikaanse “Poolse Nationale Katholieke Kerk”) in 2003 uit de Unie van Utrecht gestapt is omdat de andere Kerken vrouwen tot het ambt hebben toegelaten. De vraag naar de vrouw in het priesterambt is dus niet slechts kerkscheidend tussen de rooms-katholieke en de oud-katholieke Kerk gebleken, maar ook kerkscheidend tussen de oud-katholieke Kerken onderling.

d) Tenslotte komen een aantal meer kerkrechtelijk aspecten aan bod zoals de vraag naar de (rooms-katholieke) kerkrechtelijke positie van voormalig rooms-katholieke gelovigen en geestelijken die naar een oud-katholieke Kerk overstappen, de vraag naar gehuwde priesters of bisschoppen (een vraag die als niet-kerkscheidend wordt gekenmerkt), en de plaats van de tot priester gewijde vrouwen in een toekomstige volledige gemeenschap.

In de toespraak van de paus worden deze punten allemaal niet genoemd. Duidelijk is dat hij tussen de regels door duidelijk de priesterwijding van vrouwen op het oog heeft. Maar hij spreekt ook over “ethische kwesties”. Het document uit 2009 maakt van deze zaken geen melding. Maar te denken valt zeker in de eerste plaats aan de inzegening van homorelaties door de Oud-Katholieke Kerk (in Nederland sinds 2006). Hier is echter geen sprake van een huwelijkssacrament. De OK-Kerk behoudt het sacrament van het huwelijk voor aan hetero-paren.

De uitdaging voor katholieken en oud-katholieken is dan ook om te volharden in een substantieve theologische dialoog en samen op weg te zijn, gezamenlijk te bidden, en in een diepere geest van bekering toe werken naar alles wat Christus wil voor zijn Kerk. In onze scheiding waren er aan beide kanten zware zonden en menselijke fouten. In een geest van wederzijdse vergeving en nederig berouw moeten we nu ons verlangen naar verzoening en vrede sterken. De weg naar eenheid begint met de omvorming van het hart, de innerlijke bekering (vgl. UR 4). Het is een geestelijke weg van ontmoeting naar vriendschap, van vriendschap naar broederschap, van broederschap naar gemeenschap. En gedurende die weg is veranderling onvermijdelijk. We dienen altijd bereid te zijn om te luisteren, en de ingevingen van de Heilige Geest – die ons tot de volledige waarheid leidt – te volgen (vgl. Joh. 16,12).

De volledige ICB, samen met paus FranciscusDe volledige ICB, samen met paus Franciscus

Ondertussen zijn er in Europa, dat zo verward is over haar eigen identiteit en roeping, vele gebieden waarin katholieken en oud-katholieken samen kunnen werken in deen poging om op de diepe geestelijke crisis te reageren die individuele mensen en de samenleving als geheel beinvloedt. Er is een dorst naar God. Er is een diep verlangen om een zin van het leven te ontdekken. Er is een dringende noodzaak aan een geloofwaardig getuigenis van de waarheid en waarden van het Evangelie. Hier kunnen we elkaar ondersteunen en aanmoedigen, in het bijzonder in de parochies en plaatselijke gemeenschappen. In feite ligt de ziel van de oecumene in de “verandering van het hart” en de “heiligheid van het leven, samen met het openbare en private gebed voor de eenheid van de christenen” (UR 8). Door het bidden voor en met elkaar zullen onze verschillen worden opgenomen en overwonnen in gehoorzaamheid aan de Heer en zijn Evangelie.

Ik ben me er voortdurend van bewust dat de “heilige taak om alle christenen te verzoenen in de eenheid van de éne en enige Kerk van Christus de menselijke inspanningen en mogelijkheden overstijgt” (UR 24). Onze hoop is geworteld in het gebed van Christus zelf voor de Kerk. Laten we ons dan nog dieper in gebed verzinken zo dat onze inspanningen voortdurend ondersteund en begeleid worden door de goddelijke genade.

———————————–

TOESPRAAK VAN JORIS VERCAMMEN, OUD-KATHOLIEK AARTSBISSCHOP VAN UTRECHT EN VOORZITTER VAN DE OUD-KATHOLIEKE INTERNATIONALE BISSCHOPPENCONFERENTIE T.G.V. HET BEZOEK AAN PAUS FRANCISCUS

[Het betreft een eigen vertaling van een nog ongepubliceerde, in het Engels uitgesproken toespraak – met dank aan het secretariaat van aartsbisschop Vercammen voor het ter beschikking stellen van de tekst.]

Heilige Vader,

Het feest van Sint Willibrord in het jaar 1966 was een historische. Op 7 november van dat jaar, kwam de rooms-katholieke aartsbisschop van Utrecht, Bernard kardinaal Alfrink, naar de kathedraal van zijn broeder, Andreas Rinkel, de Oud-Katholieke aartsbisschop van Utrecht om daar een door Augustin kardinaal Bea – voorzittter van het Secretariaat voor de Bevordering van de Eenheid van de Christenen – geschreven brief voor te lezen. In zijn brief onderstreepte kardinaal Bea de bereidheid van Rome om een dialoogproces met de Oud-Katholieke Kerk van Nederland aan te gaan, en met de andere kerken van de Oud-Katholieke Unie van Utrecht. Dit moest een open dialoog worden, vrij van alle eerdere voorwaarden. Het enthousiasme was groot. Het was een historisch moment.

Commentaar: Binnen de Oud-Katholieke Unie van Utrecht wordt het bisdom Utrecht als de “moederkerk” beschouwd. De Utrechtse aartsbisschop is dan ook de voorzitter van de Internationale Bisschoppenconferentie. Dit heeft historische gronden. Toen na de afkondiging van de dogma’s van de pauselijke onfeilbaarheid en universele jurisdictie in 1870 meerdere Duitse rooms-katholieken volgens hun geweten niet meer binnen hun Kerk konden blijven, maar een nieuwe kerkelijke structuur zochten en oprichtten, bleek er geen enkele bisschop met hen mee te willen gaan.

Ondanks het protest van vrijwel het gehele Duitse en Oostenrijkse episcopaat (aangevuld met enkele Franse bisschoppen), bleven de Duitse katholieke bisschoppen, eenmaal thuis, de RK-Kerk en de uitspraken van het Concilie trouw. Het Concilie werd overigens voortijdig afgebroken vanwege de uitgebroken Frans-Duitse oorlog. Meerdere van de bisschoppen waren overigens al eerder vertrokken uit onvrede met de voorgestelde “nieuwe leer”.

Omdat er geen bisschop beschikbaar was voor de wijding van priesters en bisschoppen van deze Alt-Katholiken (zij die de “oude Kerk” trouw bleven), werd een beroep gedaan op de Oud-Katholieke bisschop van Utrecht, die zich in de apostolische lijn bevond. Zo wijdde Hermann Heykamp in augustus 1873 de Duitser Josef Hubert Reinkens, die door de oud-katholieke synode was gekozen. Reinkens werd onmiddellijk door Rome geëxcommuniceerd. Deze wijdingen worden door de rooms-katholieke Kerk als “geldig, maar ongeoorloofd” gezien: sacramenteel geldig (want staande in de apostolische lijn), maar ongeoorloofd (want buiten de gemeenschap met de katholieke wereldkerk en dus met de bisschop van Rome)

Sinsdien is er veel werk verzet door veel mensen aan beide kanten. Daardoor is onze verhouding met de rooms-katholieke Kerk in al onze landen verbeterd. Veel energie is gestoken in zowel de bilaterale dialogen op zowel nationaal als ook op internationaal niveau. Hier moet de voortdurende inzet van de Internationale dialoogcommissie genoemd worden. Op initiatief van Walter kardinaal Kasper en mijn voorganger aartsbisschop Antonius Jan Glazemaker, werd hiermee in 2003 begonnen, en dit heeft geresulteerd in een document dat geprezen is om zijn theologische diepgang en zijn pragmatische benadering van de vragen die ons nog scheiden.

Het document stelt vast dat het conflict tussen onze gemeenschap en de Roomse Kerk “een binnen-katholiek probleem vormt” (n° 2) en concludeert dat het “ook de kenmerken van een familieruzie in zich draagt” (n° 87). In ieder geval is ons meningsverschil een intern-katholieke aangelegenheid. Terwijl het goede nieuws van dit document is dat we elkaar als leden van dezelfde familie erkennen, is het slechts nieuws dat er nog nog enkele heel belangrijke onderwerpen zijn die ons scheiden. Veel werk blijft nog te doen. We zijn daarom verheugd dat Kurt kardinaal Koch de huidige fase van de Internationale Rooms-Katholieke/Oud-Katholieke dialoog heeft uitgenodigd deze uitdagende vragen te onderzoeken.

Toespraak van aartsbisschop Joris Vercammen tot paus FranciscusToespraak van aartsbisschop Joris Vercammen tot paus Franciscus

En nu, in 2014, 48 jaar na dat memorabele jaar 1966, zijn alle oud-katholieke bisschoppen van de Unie van Utrecht voor het eerst in de geschiedenis hier, bij u, Heilige Vader. Gedurende 125 jaar hebben de oud-katholieke bisschoppen geprobeerd om als waarachtig katholieke bisschoppen hun katholieke kerken te leiden in openheid tot de gehele oecumene. In de Utrechtse Verklaring, 125 jaar geleden getekend, blijven we de unieke plaats van de bisschop van Rome – de paus – in het geheel van de Kerk erkennen. Sindsdien hebben we in de oud-katholieke ecclesiologie gepoogd te onderzoeken hoe dit ambt het primaatschap over al de wereldwijde Kerken kan hebben, als een persoonlijk teken van de eenheid waaraan alle lokale Kerken deelhebben.

In onze ecclesiologie leggen we de nadruk op het feit dat het ambt van de bisschop van Rome geen universele jurisdictie heeft. Integendeel, wij geloven dat de bisschop van Rome als primus inter pares een grotere morele autoriteit zou hebben wanneer hij binnen de synodaliteit van de gezamenlijke bisschoppen ingebed zou zijn. We zijn ervan overtuigd dat uw ambt een uiterst belangrijke rol dient te spelen in de oecumenische ontwikkelingen die nodig zijn om elke lokale Kerk te helpen het Evangelie in de moderne wereld te verkondigen. We blijven dankbaar voor de uitnodiging tot de gezamenlijke overweging over de rol van de bisschop van Rome zoals die reeds door paus Johannes Paulus II in Ut Unum Sint was gedaan, en die uwe Heiligheid in zijn exhortatie Evangelii Gaudium (n° 32) herhaald hebt. We doen ons best om aan deze hoogst belangrijke vraag bij te dragen.

Commentaar: De Duitse Evangelischer Erwachsenenkatechismus (protestantse katechismus voor volwassenen uit 1975) stelt veelzeggend vast dat “tot nu toe de niet-roomse Kerken geen geloofwaardig model hebben gepresenteerd met betrekking tot de wijze waarop de eenheid van de Kerk op zichtbare wijze vorm zou kunnen krijgen”. [3]

Met betrekking tot de plaats van de bisschop van Rome staan de Oud-Katholieken in zekere zin dicht bij de Anglicaanse en Orthodoxe Kerken. Zij zien een reëele plaats en functie voor de bisschop van Rome weggelegd, maar willen die functie sterker in de synodaliteit van alle bisschoppen verankerd zien. [M.b.t. de discussie tussen rooms-katholieken en orthodoxen over dit onderwerp, zie een vorige bijdrage van oecumene op maandag]

De oud-katholieke deelnemers aan de Internationale Rooms-Katholieke/Oud-Katholieke dialoog hebben hun visie op het pausambt binnen een verenigde Kerk onder woorden gebracht in de nummers 83-86. In het kort komt het erop neer dat de bisschop van Rome in het geval van onenigheden binnen de Unie van Utrecht om raad en bijstand gevraagd kan worden. Hij zou ook wanneer er grote problemen ontstaan een verzoeningsproces op gang mogen brengen. Over de mogelijkheid om concreet, feitelijk en effectief de eenheid te kunnen dienen, en de daartoe aan hem geschonken middelen blijft het rapport echter erg onhelder en vaag. De ervaring binnen de Orthodoxe Kerken is een leerschool: wanneer primaatschap niet inhoudt dat de eenheid ook werkelijk en effectief gediend kan worden door middel van persoonlijke interventie, dan ligt verdeeldheid al snel op de loer. Kunnen Oud-Katholieken de Rooms-Katholieke Kerk niet dienen met een duidelijker visie op synodaliteit? En kunnen Rooms-Katholieken hun Oud-Katholieke zusters en broeders niet dienen met een helderder visie op wat “primaatschap” werkelijk inhoudt in een universele, complexe, gediversifeerde kerkelijke werkelijkheid?

In de oud-katholieke ecclesiologie verwijzen we naar de Oude Kerk die ons inspirerende richtlijnen geeft om de Kerk in onze tijd vorm te geven. Als post-tridentijnse werkelijkheid proberen we, samen met anderen, deze ecclesiologische traditie te vertegenwoordigen in de Westerse Kerk waartoe wij behoren.

Als Oud-Katholieken zien we onszelf als erfgenamen van de idealen van die toegewijde katholieken die zichzelf gedurende de laatste eeuwen in conflict met Rome bevonden hebben, vanwege ontwikkelingen in het geheel van de katholieke Kerk. Zij wilden niet van Rome gescheiden worden, maar zij vonden zichzelf afgescheiden van de Kerk die zij liefhadden. Op hun schouders staand, hebben we hun spiritualiteit geërfd die gekarakteriseerd wordt door een diep geloof in Gods genade, het geheel van het gedoopte volk oproepend om deel te hebben aan Gods engagement voor de verlossing van ieder mens.

Wij zien deze spiritualiteit weerkaatst in een synodaal-episcopale structuur van elke lokale katholieke Kerk, die een praktijk van kritische openheid voor de ontwikkelingen in de mensengemeenschap impliceert. Deze dubbele solidariteit met God en met de mensheid staat in het hart van het oud-katholieke charisma.

Samenwerkend met al onze broeders en zusters in alle Kerken, pogen we op bescheiden wijze bij te dragen tot de katholiciteit van de Kerk, die gave van Gods solidariteit is, in praktijk gebracht door het Volk Gods. Deze katholiciteit verlangt een conversio ad Dominum van ons allen.

Als Ierse missionaris werd de heilige Willibrord naar het Europese vasteland gestuurd om diens evangelisatie te organiseren. In 698 kwam hij naar Rome om tot “aartsbisschop van de Friezen” gewijd te worden, en daarom wordt hij als eerste bisschop van Utrecht beschouwd. Hij had werkelijk de steun van de Zetel van Rome nodig voor de taak die hem door de Heer was opgedragen. Voor ons betekent onze aanwezigheid hier vandaag een duidelijke uitdrukking van onze gehechtheid aan de Zetel van Rome, aan u, Heilige Vader, en aan uw voortdurende bijdrage aan de Kerk en haar wereldwijde katholiciteit. Wij bieden Uwe Heiligheid nederig deze verplichting aan, in het oprechte vertrouwen dat onze solidariteit met de Kerk van Rome haar katholiciteit zal versterken.

De oud-katholieke bisschoppen, onder begeleiding van kardinaal Kurt Koch, dalen af naar de graven van Petrus en Paulus [(c) Bernd Wallet)De oud-katholieke bisschoppen, onder begeleiding van kardinaal Kurt Koch, dalen af naar de graven van Petrus en Paulus [(c) Bernd Wallet)Commentaar: De Oud-Katholieke bisschoppen bezochten afgelopen week ook de graven van Petrus en Paulus. Alle rooms-katholieke bisschoppenconferenties gaan één keer in de vijf jaar (soms met wat vertraging) naar Rome op een Ad Limina bezoek. Dit bezoek Ad Limina Apostolorum (een pelgrimstocht “naar de graven der apostelen”) is een bijzonder gebeuren, want het drukt de verbondenheid van de wereldwijde bisschoppen met de Kerk van Rome uit.

Het feit dat de Oud-Katholieke bisschoppen – mede dankzij de inspanningen van kardinaal Kurt Koch – ook een bezoek aan de graven van Petrus en Paulus konden brengen, drukt de overtuiging van de Oud-Katholieke Kerk uit dat de bisschop van Rome een bijzondere plaats binnen de Kerk van Christus inneemt, hoewel over de contouren van dit bijzondere ambt zoals gezegd nog meningsverschillen tussen rooms-katholieken en oud-katholieken bestaan.

Heilige Vader, we bidden dat onze Heer uw ambt mag zegenen. En u mag u verzekerd weten van onze gebeden voor uw taak, volgende week, op het feest van Sint Willibrord!

—–

VOETNOTEN

[1] Hieronder staat een korte beschrijving van deze Unie van Utrecht zoals die in een vorige bijdrage van oecumene op maandag te lezen was:

“Op 24 september 1889 tekenden vijf Oud-Katholieke bisschoppen (drie uit Nederland, één uit Duitsland en één uit Zwitserland) de zogenaamde “Verklaring van Utrecht”. Later voegden de Oud-Katholieke Kerken van Kroatië en Tsjechië erbij, evenals de Pools-Nationale Kerk van Amerika en Polen.

De Nederlandse Oud-Katholieke Kerk ontstond in 1723 toen de jezuïeten de toenmalige apostolisch vicaris van Utrecht – de RK-Kerk had eeuwenlang in Nederland geen bisschoppen en viel onder direct gezag van Rome – zo ongeveer van ketterij (jansenisme) beschuldigden. De Nederlandse clerus pikte dit niet en koos zelf, zonder medeweten en instemming van Rome, een nieuwe bisschop van Utrecht. Daarmee ontstond de Roomsch Katholieke Kerk van de Oud-Bisschoppelijke Clerezie.

Een groot deel van de gelovigen bleef echter trouw aan Rome, maar het duurde tot 1853 voordat Rome weer een aartsbisschop in Utrecht benoemde. Toen waren er dus plotseling twee. Eén in gemeenschap met Rome, en de andere die zich ook “Roomsch Katholiek” noemde, maar buiten Rome om.

Die toestand verbeterde niet in 1854 en 1870 toen door Pius IX en het Eerste Vaticaans Concilie de dogma’s van de Onbevlekte Ontvangenis, de Pauselijke Onfeilbaarheid en de Universele jurisdictie van de paus werden afgekondigd.

In Duitsland was er vooral protest tegen beide laatste dogma’s. Een meerderheid van de Duitse bisschoppen had zich er er weliswaar tijdens het concilie tegen verzet, een aantal van hen had het concilie zelfs voortijdig verlaten, maar eenmaal thuis onderwierpen ze zich en duldden geen enkel verzet.

Het non possumus kwam van de kerkhistoricus Ignaz von Döllinger. Hij zag in beide dogma’s een breuk met de vroege Kerk: door beide dogma’s was de paus voor hem feitelijk de bisschop in alle bisdommen geworden.

Hij werd een jaar later geëxcommuniceerd, maar binnen twee jaar was er – tegen zijn wil in – een Duitse oud-katholieke beweging op gang gekomen waarvan de synode in 1873 een zekere Joseph Rupert Reinkens tot bisschop kiest. Probleem: door wie moest hij gewijd worden? Men wendde zich dus tot de Oud-Katholieke kerk in Nederland, en de toenmalige Oud-Katholieke aartsbisschop van Utrecht, Herman Heykamp, wijdde de Duitser tot bisschop van de Duitse Alt-katholische Kirche. Inmiddels was ook het protest tegen de roomse dogma’s in Duitstalig Zwitserland opgekomen – met name in het Fricktal. In 1873 wijdde de Duitser Reinkens de Zwitser Eduard Herzog tot bisschop. En zo konden in 1889 deze drie Oud-Katholieke Kerken hun volledige communio bevestigen, met Heykamp, Reinkens en Herzog onder de vijf ondertekenaars, naast de Nederlandse bisschoppen van Haarlem en Deventer.

Op dit moment is de OKK in Nederland een kleine, maar groeiende Kerk. De groei zit hem vooral in de “opvang van ontheemde katholieken”, maar ook van protestanten. Vele van deze nieuwe Oud-Katholieken zien in deze Kerk een heilzame mix tussen de schoonheid van het katholicisme, met name in de liturgie, en een groot “democratisch gehalte” zoals dat in de protestantse traditie vorm krijgt.”

[2] Het beroemde centrum Pro Unione in Rome werd tijdens het Tweede Vaticaans Concilie gesticht en door de Franciscanen geleid ter bevordering van de oecumene.

[3] Evangelischer Erwachsenenkatechismus, Gütersloh, 1989, p. 907.