Rome wil hervormen zonder Reformatie

Hamans





Hervorming is voor een rooms-katholiek nog geen Reformatie. Bij laatstgenoemde beweging ging het om een schisma en om de vorming van een eigen kerk, stelt dr. Paul Hamans (foto links), docent kerkgeschiedenis aan het grootseminarie Rolduc in het bisdom Roermond.

Hamans schreef een tweedelig standaardwerk over de Rooms-Katholieke Kerk. „De kerk is meer dan een sociologische groepering, zij heeft een bovennatuurlijke oorsprong.”

Het boek schetst „de weg van de Blijde Boodschap” door twintig eeuwen. Gezien vanuit een rationalistisch, binnenwerelds perspectief is de kerk een sociologische groepering, maar zij is volgens Hamans veel meer dan dat. „De kerk heeft een bovennatuurlijke oorsprong. Zij is zichtbaar en onzichtbaar, zondig en heilig.” Typisch rooms-katholiek vat de auteur de kerk op naar de analogie van Jezus Christus. „De kerk is de tegenwoordigheid Gods in de wereld, de drager van de verlossingsboodschap van Jezus Christus onder leiding van de heilige Geest.”

Het standaardwerk werd deze maand gepresenteerd tijdens de viering van het veertigjarig bestaan van Rolduc. Precies veertig jaar na het verschijnen van het laatste deel van het kerkhistorisch werk van kardinaal De Jong (herzien door R. Post, G. Abbink en J. van Laarhoven) beschikt rooms-katholiek Nederland weer over een compleet overzicht van de kerkgeschiedenis dat de grenzen van Nederland overstijgt.

De indeling van het werk is inzichtelijk. De twee banden behandelen achtereenvolgens de Vroege Kerk, de middeleeuwen, de nieuwe tijd (1500-1815), de nieuwste tijd (1815-2000) en de kerk aan het begin van het derde millennium. Het boek is up-to-date met de beschrijving van de beide laatste pausen.

Hamans geeft een redelijk objectief beeld van het verloop de kerkgeschiedenis, met daarbij allerlei uitwijdingen (excursen). Ook nam hij lezenswaardig bronnenmateriaal op, bestaande uit cruciale teksten uit de kerkgeschiedenis. Het boek is een uitstekende inleiding voor wie wil kennismaken met de geschiedenis van de kerk. De auteur is weliswaar rooms-katholiek, maar hij doet wel recht aan de Reformatie. Het is zelfs interessant om te lezen hoe een rooms-katholieke auteur mensen zoals Luther en Calvijn benadert.

Petrushamans1 278x388

Het rooms-katholieke karakter komt onder meer daarin naar voren dat de auteur de centrale positie van de „heilige Petrus” onderstreept, die zich volgens hem vanaf het begin van de kerk als leider openbaarde en wiens leidende rol wordt voortgezet in de pausen. Ook spreekt hij van de kerkopbouwende betekenis van de eucharistie. Een andere belangrijk rooms-katholiek dogma dat voortdurend terugkomt is de hechte eenheid van Schrift en traditie. Maar dat is te verwachten van een kerkhistoricus uit het traditioneel roomsgezinde Rolduc dat ooit door bisschop Gijssen werd opgericht als bolwerk tegen de opkomende vrijzinnigheid in rooms-katholieke kring.

De schrijver is eerlijk in het beschrijven van de misstanden in de Rooms-Katholieke Kerk die leidden tot de Reformatie. Maar de situatie is volgens hem sindsdien wel aanmerkelijk verbeterd. Hamans stelt dat het Concilie van Trente (1545-1563) de aanzet gaf tot herleving van het religieuze leven in de Rooms-Katholieke Kerk en tot een vernieuwing die vooral gestalte kreeg tijdens en na het Tweede Vaticaanse Concilie (1963-1965).

Vrije positie

De schrijver laat zien dat de Reformatie diepe wortels heeft in de monastieke hervormingsbeweging die vanaf de tiende eeuw opkwam en in de zogeheten gregoriaanse hervorming, in gang gezet door paus Gregorius VII (1073-1085). Deze laatste streefde naar een vrije positie van de kerk ten opzichte van de vorst en andere wereldlijke machten. Daarnaast streed hij tegen misstanden zoals corruptie en simonie. Hij wilde het elan van de Vroege Kerk weer terug. Daarbij kreeg het pausschap overigens bijzondere nadruk. „De paus eiste als opvolger van Petrus het hoogste gezag op in kerk en wereld”, aldus Hamans. Zodoende werd er een ontwikkeling in gang gezet die vanaf de dertiende eeuw de paus tot leider van kerk en wereld maakte.

Deze tendens werd voortgezet in de Lateraanse concilies in de twaalfde eeuw, de eerste oecumenische concilies die door de paus bijeen werden geroepen waarbij de kerk van het Oosten niet vertegenwoordigd was. Intussen echter werden er juist zaken vastgelegd die niet in de Vroege Kerk regel waren, zoals de tot op heden geldende celibaatswet voor gewijde geestelijken. Onder invloed van de gregoriaanse hervormingsbeweging had de kerk weliswaar haar vrijheid gekregen, maar werd ze ook machtig en rijk. Als reactie hierop ontstond er een armoedebeweging, die haar oorsprong vond in de gebrekkige zielzorg in de kerk in de middeleeuwen. De priesters bedienden wel de sacramenten, maar faalden als het ging om de geloofsoverdracht.

Lekenbeweging

De armoedebeweging was een lekenbeweging die zich onttrok aan de leiding van de kerk, maar wel het recht opeiste om in dienst van het geloof op te treden. Dat gaf spanning met de kerkleiding, die deze beweging van ketterij beschuldigde. Vanuit een doorleefde volksspiritualiteit keken de leden van de armoedebeweging kritisch naar de rijkdom van de kerk en haar dienaren. Hamans: „De roep om een reine kerk begon te klinken. Een kerk die vrij zou zijn van rijkdom en van streven naar wereldlijke macht. Een kerk die geestelijk zou zijn, die de navolging van Christus daadwerkelijk nastreefde, een kerk die arm zou zijn zoals Christus arm was.”

De roep om hervorming klonk in de late middeleeuwen steeds luider. Bij velen leefde de overtuiging dat een grondige hervorming van de kerk „in hoofd en leden” nodig was. Belangrijke exponent van de beweging was het observantisme (observare = in acht nemen of onderhouden), die weer trouw wilde zijn aan de oude kloosterregels en -gebruiken. Anderhalve eeuw van kloosterhervorming resulteerde volgens Hamans in „een vrijwel volledig hervormd religieus leven bij het begin van de reformatie.”

Toepassing

Hervorming van de kerk is echter meer dan het afschaffen van zaken die te maken hebben met rijkdom en macht. Hamans: „Echte vernieuwing van de kerk moest op de eerste plaats inhouden dat de normen van het geloof toepassing zouden vinden in het leven van de kerk. Dat de bisschoppen de herderlijke, profetische en heiligende taak van Jezus Christus namens Hem weer zouden gaan uitoefenen in hun bisdom, dat de pastoors ditzelfde op zich zouden nemen in hun parochies, dat de religieuzen zich aan hun regel hielden en dat de gelovigen het geloof kenden en beleefden. De pausen en de concilies van de vijftiende eeuw bleken niet in staat hervormingen in deze zin te entameren.”

Hamans wijt het gebrek aan geloofskennis bij de rooms-katholieken in de middeleeuwen mede aan de eenzijdige nadruk die werd gelegd op de tegenwoordigheid van Christus in de mis in plaats van in de preek. Het geloof in de transsubstantiatie van brood en wijn en in de werkelijke tegenwoordigheid daarin van Christus werd de voornaamste inhoud van de spiritualiteit van de middeleeuwse mens. De keerzijde van dit geloof was dat mens zich zo zondaar gevoelde dat hij afstand ging houden tot Gods heilige tegenwoordigheid. De communie­frequentie nam af en de gelovigen keken vanuit de verte naar de heilige hostie die werd aanbeden in plaats van gebruikt.

Als een soort vervanging van het werkelijk communiceren met God en met de medegelovigen ontwikkelde zich de geestelijke communie. De heilige hostie werd opgeheven, evenals later de kelk met wijn. De opheffing werd spoedig als het hoogtepunt van de mis beleefd. De kerkklok werd geluid als het moment van de opheffing plaatshad. Mensen konden soms via kijkgaten in de kerkmuren „naar Jezus kijken.” Het aantal heilige missen vermenigvuldigde zich, ten dienste van zowel de levenden als van de doden, „maar de liturgie van de Eucharistie als viering van de hele gemeenschap, werd uit het oog verloren”, aldus Hamans.

hamans2 277x388Reformatie

De hamvraag is wat het verschil is tussen rooms-katholieke hervorming en de Reformatie zoals die in de zestiende eeuw plaatshad. Het zijn bekende woorden van de rooms-katholieke Luther-onderzoeker E. Iserloh: „Weil die Reform misslang, kam es zur Reformation” (Doordat de hervorming mislukte, ontstond de Reformatie). De Rooms-Katholieke Kerk heeft altijd vastgehouden aan de term ”hervorming” als aanduiding van het streven naar vernieuwing, naar het oorspronkelijke elan van de kerk. Hamans verwoordt dat helder: „Door heel de geschiedenis van de kerk loopt een lijn van bezinning op de oorspronkelijke bedoelingen en idealen van Jezus Christus. Met deze bezinning ging en gaat vaak een hervorming gepaard, dat wil zeggen een vernieuwing van de kerk door het zich hernieuwd trouw toeleggen op de inhoud van het geloof, de moraal, de cultus en de kerkelijke discipline.”

Hamans wijst op de voortdurende roep om hervorming van de kerk „in hoofd en leden” in de late middeleeuwen, zoals tijdens de concilies van Wenen (1311-1312), Konstanz (1414-1418), Basel-Ferrara-Florence-Rome (1431-1445) en Lateranen V (1512-1517). Hier werden wel goede ideeën geformuleerd, maar de uitvoering ervan stagneerde steeds.

Een bedrage aan de hervorming gaven in de vijftiende en de zestiende eeuw ook het kerkelijke humanisme met zijn oproep tot herbronning in Schrift en traditie (kerkvaders), het observantisme en het Concilie van Trente. Dit laatste concilie formuleerde helder de geloofsleer, verwoordde de spiritualiteit en gaf duidelijke richtlijnen voor een hervorming van de kerkelijke discipline, ook wereldwijd. De missie (zending) ontstond, seminaries werden opgericht en catechismussen ontwikkeld. De dogmatische decreten van het concilie zouden volgens Hamans in de volgende eeuwen de basis vormen van een hernieuwde ontwikkeling van de rooms-katholieke identiteit. Dat gebeurde mede door de inzet van de paus als hoofd van de kerk.

Hamans stelt dat, afgezien van het Tweede Vaticaanse Concilie, geen enkel concilie de kerk zo ingrijpend veranderde als Trente. Met recht kan men volgens hem spreken van een voor- en een na-Trentse kerk. Niet in die zin overigens dat er een contrareformatie werd ingeluid, integendeel zelfs. De kerk herstelde zich niet vanuit een antihouding tegen de Reformatie, meent Hamans. „Zij hervond haar wezenlijke oorsprong in Jezus Christus en herbronde en vernieuwde zich daaruit. Na de Trentse hervorming was de eenheid in de kerk en de Romeinse centralisering groter dan ooit tevoren. De pausen maakten de doorvoering van de hervormingen van het Concilie van Trente tot hun taak. Het pausschap hervormde zichzelf, zijn curie, de bisschoppen en dezen de clerus en het hele volk.”

Hamans schrijft dat in de zestiende eeuw zich een gedeelte van „deze kerktrouwe hervormingsbeweging” afsplitste en de kerk verliet. „De terechte reacties op de mistoestanden in de kerk, het uitblijven van de reeds lang noodzakelijke hervormingen, werden aanleiding om met voorbijgaan van de Traditie naar eigen inzicht de heilige Schrift te lezen en uit te leggen.”

Zo viel naar Hamans’ oordeel de hervormingsbeweging in twee stromen uiteen: een ”hervorming” die binnen de kerk en haar Traditie naar vernieuwing streefde, en de ”reformatie” (met kleine letter geschreven) van degenen die hervorming van de kerk binnen haar grenzen niet meer mogelijk achtten en die ideeën koesterden die in toenemende mate van de leer van de kerk afweken, aldus Hamans’ interpretatie. Toch wilden de reformatoren aanvankelijk geen nieuwe kerk stichten, erkent Hamans. „Het duurde enige tijd voordat de reformatoren zelf bemerkten dat zij buiten de kerk terecht waren gekomen. Zij waanden de door hen begonnen beweging de ware kerk.”

Hamans erkent onomwonden dat het leven en de leer van de kerk in de zestiende eeuw veel te wensen overlieten. Er was sprake van bijgeloof, corruptie en uitholling van de geloofsoverdracht. In de theologie werden oude waarheden herhaald zonder dat deze opnieuw (vanuit de Schrift en de kerkvaders) werden doordacht. Veel reformatoren constateerden misstanden, „maar in plaats van deze te hervormen, werden delen van het geloof afgewezen. Zij gooiden met het badwater het kind weg”, stelt Hamans. „Reformatoren geraakten met hun ideeën over de hervorming van de kerk buiten de kaders. Zij merkten die echter vaak niet of pas te laat op. Zij meenden Jezus Christus en zijn kerk met hun optreden te dienen.”

En-en

Het boek is, hoe kan het ook anders, een verdediging van de rooms-katholieke leer. Hamans maakt bezwaar tegen de exclusiviteit van de drie sola’s die de reformatoren formuleerden. Het begrip ”sola scriptura” komt volgens hem in de Heilige Schrift zelf niet voor, en voldoet derhalve niet aan het criterium dat slechts geldt wat in de Heilige Schrift is opgeschreven. De kerk is voor Hamans „pijler en grondslag van de waarheid” (1 Tim. 3:15). Hij benadrukt dat ook de Rooms-Katholieke Kerk de waarde van de Schrift, de genade en het geloof ziet. „De katholieke theologie kent deze drie elementen eveneens. Zij beleeft deze echter niet als exclusieve bronnen van het geloof.” Terwijl de Reformatie denkt in termen van ”of-of”, is dat bij de Rooms-Katholieke Kerk ”en-en”: „geloof en goede werken; genade en sacramenten, heilige Schrift en Traditie.”

In de twintigste eeuw veranderde er veel in kerkelijk Nederland. De verdeeldheid tijdens de Eerste Wereldoorlog bracht gelovigen tot bezinning en de opkomende jeugdbeweging bevorderde de contacten tussen priesters en leken. Een juridisch-statische vorm van de kerk groeide uit tot een meer dynamisch persoonlijke beleving van de geloofsgemeenschap. De liturgische en eucharistische beweging streefde naar vernieuwing en verdieping van de liturgie.

Daarmee gepaard ging een hernieuwde aandacht voor de Heilige Schrift en voor de verkondiging van het Woord van God (de Bijbelbeweging). De liturgische beweging bevorderde het meevieren en beter begrijpen van de liturgie en de Heilige Schrift door de leken (verlangen naar volkstaal). Er ontstonden lekenbewegingen die de secularisatie van de samenleving moesten bestrijden door een grotere toeleg op het geloof. Lekeninstituten werden opgericht, vanuit de gedachte dat leken als een zuurdesem present konden zijn in de wereld en zo het apostolaat uitoefenen.

Hamans heeft de rooms-katholieke kerkgeschiedenis een goede dienst bewezen met dit toegankelijk geschreven standaardwerk, al zal niet iedereen zijn interpretatie van de betekenis van de Reformatie delen. Voor een rooms-katholiek blijft de Reformatie een ongeoorloofd, onnodig en heilloos schisma. Dat neemt niet weg dat ook Rome de noodzaak van hervorming heeft gevoeld en sinds Trente daartoe belangrijke stappen heeft gezet. Het paradoxale is dat juist in die tijd het pausschap en het Romeins centralisme versterkt uit de strijd met de Reformatie kwam.

Herkenning

Toch kan het geen kwaad om de eigen kerkgeschiedenis eens te laten beoordelen door iemand ‘van buitenaf’. Dat geldt zelfs voor de cruciale periode van de Reformatie. Voor elke kerk zijn herbronning en terugkeer naar het oorspronkelijk elan een blijvende opdracht. Waar dit gebeurt, ontstaan er momenten van herkenning waarvoor we in deze tijd van afkalvend christendom alleen maar dankbaar kunnen zijn.


Boekgegevens

Geschiedenis van de Katholieke Kerk, dr. P. W. F. M. Hamans; uitg. Parthenon, Almere, 2014; 2 delen, 1408 blz.; ISBN 978 90 79578 726/733; € 39,- en € 49,-.

Deze recensie werd eerder gespubliceerd in het Reformatorisch Dagblad dd. 7 januari 2015 Dank aan de auteur voor de toestemming om deze te plaatsen op deze site.