Verdeelde wijsheid – tussen Kerk en academische theologie

diederik wienen

Het Thijmgenootschap Afdeling Katholieke Theologie organiseerde in de loop van 2013 en 2014 vier bijeenkomsten over de verhouding tussen de Kerk en de academische theologie. De inleidingen bij die bijeenkomsten zijn samengebracht en uitgegeven in de bundel Verdeelde wijsheid.

De vier middagbijeenkomsten hadden ieder een eigen onderwerp: de eerste ging over ‘open katholieke orthodoxie’ (met bijdragen van Mgr. De Korte en de hoogleraren Van Geest en Poorthuis – beiden FKT – ), de tweede over het document dat de Internationale Theologische Commissie (ITC) in 2012 uitbracht onder de titel Theologie vandaag (met een toelichtende bijdrage van (het inmiddels oud-)lid van de ITC prof. Denaux en kritische commentaren door de Apeldoornse prof. Den Hertog en de katholieke theoloog prof. Borgman, de derde bijeenkomst was gewijd aan de verhouding tussen ‘publieke theologie’ en ‘kerkelijke theologie’ (met bijdragen van Mgr. J. Hendriks, de Nijmeegse systematisch theoloog prof. Hübenthal en prof. Sarot – tegenwoordig decaan van de Faculteit Katholieke Theologie), en de vierde over het gedroomde curriculum voor een theologie-opleiding waarin zowel de belangen van Kerk als wetenschap gewaarborgd zijn (met bijdragen door de Nijmeegse hoogleraar Vedder (niet in de bundel opgenomen), de Leuvense systematisch theoloog dr. Struys en de studierector van het Grootseminarie Rolduc, dr. L. Hendriks).

Nieuwe verhouding tussen Kerk en academische theologie

Bewust noem ik de onderwerpen voor de middagen en de sprekers. Het is een bundel waar theologen uit de breedte van (en ook een enkeling van buiten) de Rooms-katholieke kerk aan meewerkten. Het feit dat zowel twee bisschoppen, docenten van diverse (theologische) faculteiten als seminariedocenten aan de bundel een bijdrage leverden maakt het tot een bijzonder document. Jarenlang leken de afstanden groot en zelfs te groot voor een dergelijke gezamenlijke verdieping. In het voorwoord van de bundel en diverse bijdragen wordt de verhouding Kerk en (academische) theologie gethematiseerd.

Toch domineert de spanningsverhouding die dat onderwerp suggereert niet en is de toon van de bijdragen constructief. Meer dan in het verleden beseft men elkaar nodig te hebben, zo lijkt. Daar waar een generatie geleden academische theologen en vertegenwoordigers van het leergezag elkaar in ons land veelal met wantrouwen bezagen of zelfs meden, is intussen de positie van de academische theologie binnen de universiteit en de positie van de Kerk binnen de samenleving zodanig geërodeerd dat het ook eerder aangewezen is samen te zoeken naar een levenskrachtige theologie voor ons eigen tijdsgewricht. De bundel kan gelden als een mooie aanzet in die richting.

Open katholieke orthodoxieFoto en Wapen de Korte

De toon van de bijdragen wordt al gezet door de openingsbijeenkomst, gewijd aan een ‘open katholieke orthodoxie’. In zijn bijdrage wijst de Groningse bisschop De Korte na een aantal structuurelementen voor een open katholieke orthodoxie en levenswijzen te hebben genoemd op het dynamische aspect van een katholieke orthodoxie die voor hem samenhangt met de historische context waarin we geloven. Die vraagt in ieder geval om een steeds weer met het oog op de vragen van de eigen tijd opnieuw doordenken en verwoorden van het christelijk geloof.

Van Geest laat in zijn bijdrage zien hoe wat orthodoxie is gaan heten zich vormde in een lang niet altijd even geordend en omlijnd historisch proces, wat ook vandaag voorzichtig maakt voor het hanteren van al te gemakkelijke scheidslijnen. Interessant is hoe hij daarbij de rol van de sensum fidelium uitwerkt aan de hand van Habermas’ theorie van het communicatieve handelen. Ook Poorthuis sluit aan in zijn stuk over de zgn. notae ecclesiae aan bij de dynamische kijk op orthodoxie van De Korte door de kenmerken ‘eenheid’ en ‘heiligheid’ en die van ‘katholiciteit’ en ‘apostoliciteit’ op elkaar te betrekken. Poorthuis pleit in zijn bijdrage verder voor een vruchtbare spanningsverhouding tussen leergezag en academische theologie en voor openheid voor het charisma dat niet door de instituities wordt ingesloten en dat ook van buiten de eigen geloofstraditie tot ons kan komen.

Document: Theologie Vandaag

kn 692152 denaux2Expliciet wordt op de verhouding tussen kerk en academische theologie ingegaan in de bijdragen gewijd aan het document Theologie Vandaag. Prof. Denaux laat in zijn bijdrage zien hoe de commissie heeft geprobeerd in het spoor van de teksten van Vaticanum II aan de hand van de notae ecclesiae (zie ook boven bij Poorthuis) een intergrale visie op wat katholieke theologie is te ontwikkelen door bronnen, eigenheid en taken van katholieke theologie in kaart te brengen. Men heeft gepobeerd daarbij te vermijden katholieke theologen een al te strak keurslijf op te leggen en probeert juist ruimte te scheppen voor theologen die in vaak heel verschillende omstandigheden theologie beoefenen. Vandaar dat men liever de omschrijving ‘karakteristieke familietrekken’ hanteert als het gaat om katholieke theologie.

De ICT biedt daarbij in het spoor van het Tweede Vaticaans Concilie wel een visie op katholieke theologie, maar verengt die niet tot confessionele theologie. Het is een visie waarin men de theologie als serieuze en tegelijk volop kerkelijke wetenschap (met een eigen specifiek onderwerp ‘de ene en enige God’) presenteert en waarin men oog heeft voor de kritische dialoog met de omringende cultuur. Duidelijk is dat men theologische wetenschap ziet als een noodzakelijke en vitale functie van de Kerk. De wijze waarop men dit uitwerkt door een verbinding met de notae ecclesiae is origineel.

De inspiratie van Vaticanum II blijkt bijvoorbeeld uit het primaat dat men bij de theologische studie toekent aan de studie van de heilige Schrift als ‘ziel van de theologie’, wat met name in een eerste hoofdstuk over het ‘luisteren naar het Woord van God’ aan de orde komt. Van daaruit vraagt hoofdstuk twee aandacht voor de kerkelijke context van waaruit de theologie werkt, in een derde hoofdstuk vraagt het document aandacht voor de gerichtheid op het dienen van God in de wereld. Zo werkt het document in totaal twaalf criteria uit, die kenmerkend zijn voor katholieke theologie (primaat van het Woord van God; geloof van de Kerk als vertrekpunt, context en norm; rationele dimensie; etc.). Het document hecht groot belang aan de sensus fidelium als basis en locus voor theologie, een onderwerp dat men inmiddels in een vervolgstudie verder heeft uitgewerkt.

TV benoemt de verhouding tussen leergezag, bisschoppen en theologen ook direct. De tekst van de ITC spreekt hier van ‘gehoorzaamheid’, ‘constructieve kritische evaluatie en commentaar’, ‘geen weigering van instemming met het leergezag’, ‘rechtvaardigheid en zelfs noodzakelijkheid van vragen stellen om taak van theologie goed te vervullen’. Die aanduidingen laten zien hoezeer dit soort teksten een soort evenwichtskunst veronderstellen, duidelijk is dat men aan beide kanten een zekere spanning dient uit te houden om vruchtbaar te kunnen samenwerken.

John Henry Newman

Denaux verwijst hier in het spoor van TV overigens naar een tekst van John Henry Newman, waar deze op een subtiele wijze de wisselwerking tussen het profetische, priesterlijke en koninklijke ambt (gericht op respectievelijk onderricht, eredienst en bestuur) in de kerk onder woorden brengt en wijst op de ‘chronic collisions and contrasts’ ‘lying in the nature of the case’. ‘Theology is the fundamental and regulating principle of the whole Church system’, schreef Newman, en toch ‘theology cannot always have its own way’. Newman’s beschrijving van de taken van onderricht, eredienst en bestuur en de ermee verbonden risico’s is van een klassieke kracht en schoonheid en zouden een plaats in Theologie Vandaag zelf hebben verdiend (Denaux haalt deze in een noot aan):

“Truth is the guiding principle of theology and theological inquiries; devotion and edification, of worship; and of government, expedience. The instrument of theology is reasoning; of worship, our emotional nature; of rule, command and coercion. Further, in man as he is, reasoning tends to rationalism; devotion to superstition and enthusiasm; and power to ambition and tyranny.”[1]

Kritische vragen

In hun bijdragen uitDen hertogen Den Hertog en Borgman waardering voor de tekst van TV, maar stellen van daaruit ook kritische vragen. Den Hertog vat die samen in de titel van zijn bijdrage: Kritiek van buitenaf? Het gaat daarbij niet om Den Hertogs eigen kerkelijke achtergrond. Hij vraagt meer principieel of TV uiteindelijk plaats geeft aan een kritische stem of dat kritiek eigenlijk alleen plaats heeft als deze ingekapseld kan worden binnen het omvattende systeem van de katholieke traditie (en dus onschadelijk gemaakt is): “Het klinkt alles harmonieus, te harmonieus.” Het geding ontbreekt.

Waar zijn Israël en het Oude Testament als tegenstem? Wat is de plaats van de sensum fidelium? Hoeveel ruimte krijgt niet-kerkelijk gebonden theologie echt? Waar is de zorg voor de geschonden, lijdende, misbruikte mens? Zijn de luiken echt open als er geen spanning is tussen Woord Gods en de sensum fidelium, als het spreken van de Geest altijd overeen stemt met het leergezag? De vragen van Den Hertog zijn hier en daar scherp en niet altijd terecht (zijn opmerkingen over Israël bijvoorbeeld lijken gebaseerd op een te beperkte kennis van wat op dit gebied in de RKK de afgelopen vijftig jaar is gebeurd), maar de vragen naar de ruimte voor een werkelijk kritische functie van het Woord Gods binnen de Kerk en naar de mogelijkheid van ‘een kritiek van buitenaf’ zijn ‘als doorn in het vlees’ (2 Kor 12,7) voor de Rooms-katholieke Kerk eerder heilzaam dan schadelijk.

Binnen de breedte van de katholieke theologie vertegenwoordigt Erik Borgman een eigen en origineel geluid. Hij stemt in met de omschrijving van theologie als ‘geloofswetenschap’ die Theologie Vandaag geeft en probeert te peilen wat die omschrijving betekent in de huidige tijd: “Nadenken over ‘theologie vandaag’ betekent nadenken over ‘weten vandaag’ in relatie met ‘geloven vandaag’. Centrale vraag is wat mij betreft hoe de pogingen tot beheersing die de hedendaagse wetenschappen en hun technologische toepassingen in hoge mate zijn, en het hierin meegegeven uitgangspunt dat de werkelijkheid zonder reserve doorzichtig te maken en manipuleerbaar is, zich verhoudt tot de belofte: ‘Zie Ik maak alle dingen nieuw.’” Dat is voor Borgman ook een kritische vraag aan de theologie. Laat die zich niet te gemakkelijk meenemen door de tendens in het wetenschappelijk veld tot beheersing?

Radicale openheid naar de werelderik borgman nw2 620x330

Borgman pleit met aanhaling van de pastorale constitutie Gaudium et Spes van het Tweede Vaticaans Concilie voor een radicalere openheid naar de wereld dan waar Theologie vandaag voor opteert, God is ‘allereerst bij de Kerk omdat Hij bij de wereld is, en God is op een bijzondere wijze met de Kerk met het oog op de wereld’. Zo kan in de woorden van een andere pastorale constitutie van Vaticanum II Lumen Gentium,nr. 1 ‘de Kerk in Christus als het ware ook sacrament zijn, dat wil zeggen het teken en het instrument, van de innige vereniging met God en van de eenheid van heel het menselijk geslacht’. Voor Borgman is het in die lijn doordenkend goed dat theologie onderdeel is van de academie en de universitaire gemeenschap en daarin geen status aparte heeft. Pas zo kan zij tevens voluit kerkelijke wetenschap zijn en niet door ‘binnen het wetenschappelijke debat kerkelijke standpunten te vertegenwoordigen die elders ontwikkeld zijn’.

Het is duidelijk dat Borgman zo ook een grotere eigenstandigheid vraagt voor de theologie om zich als (kerkelijke) geloofswetenschap te presenteren. Wat betreft theologie en Magisterium en hun onderlinge verhouding stelt Borgman voor ze te beschouwen als twee instanties, ‘die niet de waarheid en de eenheid moeten bewaren, maar in dienst staan van de missie van de Kerk om waarheid en eenheid te belichamen in verbondenheid met de pluraliteit die hun huidige situatie uitmaakt’. Daarmee zijn niet alle vragen die spelen in de verhouding van Leergezag en theologie verdwenen, wel maakt Borgman goed het belang en de urgentie duidelijk om vandaag theologie als echte geloofswetenschap te beoefenen midden in de academische wereld.

Borgman toont zich zo (en overigens ook in zijn verdere optreden) een theoloog die het publieke debat nadrukkelijk opzoekt. En daarmee komen we bij het volgende thema dat de bundel thematiseert, dat van wat is gaan heten de publieke theologie. Hij maakt ook duidelijk hoe dat voor hem volop een kerkelijke (en geloofs)theologie is, iets wat door anderen juist is ontkend.

Waarheidsvraag in het publieke domein

De Haarlemse hulpbisschop Hendriks maakt duidelijk hoe voor hem kerkelijke theologie die de waarheidsvraag stelt wel degelijk maatschappelijk relevant kan zijn of beter is. Hij haalt daarbij de encycliek Lumen Fideiaan (onder paus Francisus uitgekomen, maar met duidelijke gedachtenlijnen van diens voorganger), waar de waarheidsvraag verbonden is met liefde. Dat vindt een uitwerking in inzet voor sociale gerechtigheid en vrede en toont daarmee maatschappelijke relevantie.

hendriks

Hendriks maakt ook duidelijk hoe het thema publieke theologie binnen de katholieke traditie feitelijk al oude papieren heeft en verwijst daarbij naar het gebruik van de natuurwet (die vooraf gaat aan de openbaring en voor ieder toegankelijk is), het kerkelijk publiek recht en de sociale leer van de Kerk. Het Tweede Vaticaans Concilie laat in veel van zijn documenten ook zien hoezeer de Kerk de zaak van een publieke theologie is toegedaan en daarbij de dialoog met de wereld zoekt. Daarbij brengt de katholieke Kerk de waarheidsclaim juist in als iets dat publieke theologie belang geeft.

De Nijmeegse hoogleraar Hübenthal onderscheidt en verbindt in zijn interessante bijdrage Één taak en twee speerpunten Over kerkelijke en publieke theologie kerkelijke en publieke theologie. Hübenthal stelt dat de christelijke geloofspraktijk zelf berust op een waarheidsclaim, die de theologie volgens hem echter nooit kan defintief kan verwoorden maar die desondanks niet leeg is. Wat formeel drukt hij dat uit door de propositie het Christusgebeuren is voor iedere mens absoluut relevant.

Hübenthal onderscheidt in een volgende stap subjectieve, sociale en objectieve waarheidsaanspraken vanuit het christelijk geloof (met een beroep op Habermas’ drie soorten geldigheidsclaims) en probeert aan te tonen hoe theologie als kerkelijke theologie de geloofsinhoud steeds opnieuw dient te verwoorden en als publieke theologie haar visie op ‘de ultieme bestemming van de mens in het publieke discours’ ter sprake tracht te brengen.

Als ik het goed zie is daarbij (zeker in relatie tot de voorafgaande bijdrage van Mgr. Hendriks, maar feitelijk ook tot die van Borgman en Sarot) de wijze van argumenteren van de theologie binnen een openbaar discours aan de orde. Is (en in hoeverre) daarbij in de lijn van het betoog van Mgr. Hendriks en het leergezag een beroep op de natuurwet nog mogelijk of is het in de huidige tijd aangewezen dat een publieke theologie zich houdt binnen de grenzen van Kants praktische Vernunft (zoals Hübenthal voorstaat)? Of is er wellicht nog een derde weg?

De Internationale Theologencommissie schreef over het gebruik van de natuurwet nog voor Theologie Vandaag het document À la recherche d’une éthique universelle: nouveau regard sur la loi naturelle (jammer genoeg niet vertaald in het Nederlands). De Bredase bisschop, Mgr. Liesen, was als lid van de ICT en de betreffende subcommissie direct betrokken was bij het schrijven van dit document. Wellicht interessant voor een volgende bijeenkomst van de Afdeling Theologie van het Thijmgenootschap?

De relevantie van theologie en religiewetenschap

SarotIn de bundel Verdeelde wijsheid beargumenteert prof. Sarot hoe (een kerkelijk gebonden) theologie eerder een bijdrage kan leveren aan het ‘normatief kapitaal van een samenleving’ dan de zgn. neutrale religiewetenschap. Het gaat in religie om dat wat ons unbedingt aangaat stelt hij met de bekende theoloog Tillich. Daar is aan de orde wat voor ons belangrijker is dan alle andere dingen, en waaraan al het andere op een of andere wijze zijn zin en betekenis ontleent. Deze dimensie raakt in de religiewetenschap uit beeld.

Bij religie gaat het niet om een separaat domein van het menselijk leven en de werkelijkheid, je kunt het niet tot privédomein beperken. Het gaat over het hele leven en de hele werkelijkheid. Die hebben alles met God te maken. De theologie wil niet zomaar de religieuze dimensie ter sprake brengen, maar wil vanuit religie iets zeggen over de werkelijkheid.

Vanzelfsprekend betekent dit niet dat niet-gelovigen gedwongen zijn de daarmee verbonden vooronderstellingen over te nemen, maar het zou even absurd zijn van de theologie of van gelovigen hun theologische en gelovige vooronderstellingen alleen voor hun privéleven te laten gelden, terwijl die uit de aard der zaak betrekking hebben op de hele werkelijkheid.

Wel vraagt het een bijzondere inspanning die binnen een publiek debat zo ter sprake te brengen dat men er zinvol met andersdenkenden over in gesprek kan gaan. Sarot laat in ieder geval zien hoe men dit op een voluit redelijke manier kan doen, een andere vraag is of de theologie binnen academie en samenleving in het huidige maatschappelijke klimaat veel gehoor zal vinden. Maar die opmerking kan vanuit de door Sarot genoemde vooronderstellingen alleen maar een aansporing zijn voor theologen en gelovigen.

Theologie in een geseculariseerde samenleving

In zijn bijdrage zoekt de Leuvense hoogleraar systematische theologie èn bisschoppelijk vicaris voor de kerkelijke opleidingen Struys vanuit zijn beide verantwoordelijkheden in academische en kerkelijke context naar het gewenste theologisch curriculum in een geseculariseerde samenleving. Hij brengt daarbij de specifieke spanningsvelden voor het beoefenen van theologie in de huidige universitaire setting in beeld en probeert het eigene van de theologie zowel kerkelijk als academisch verantwoord aan te geven.

Dat leidt tot een soort evenwichtsoefening, waarbij de fundamentele theologie bijzondere betekenis krijgt toebedeeld. Die fundamentele theologie dient volgens Struys aan te knopen ‘bij de kerninhoud van de theologische openbaringswaarheid welke intern aan het licht brengt dat en hoe de antropologische of kosmologische realiteiten behoren tot de interne redelijkheid zelf van de openbaringswaarheid’.

Studierector L. Hendriks van het Grootseminarie Rolduc tenslotte gaat in zijn bijdrage uit van verschillende achtergrond, competentie, taak en taal van Kerk en theologie. De kunst is die verschillen vruchtbaar te maken, maar er is in dit ondermaanse ook het risico van spraakverwarring en onvruchtbare strijd, wat gemakkelijk leidt tot een ‘dialoog tussen doven’: Babel of Pinksteren kortom. Hendriks behandelt de spanningen en uitdagingen die dit voor een toekomstige theologie oproept en wijst daarvoor ook een oplossingsrichting. Voor hem begint die met een open staan voor ‘de gaven van de Geest’, die zowel binen de Kerk als binnen de theologie te vinden zijn. In het Pinksterverhaal blijkt juist een openstaan voor de verscheidenheid van talen en gaven vrucht te dragen.

Met de vraag aan het eind van het artikel aan theologiestudenten om een keuze te maken tussen in Babel blijven of zoeken naar wat de Geest zegt, lijkt de auteur impliciet aan te duiden dat we in de theologie uit een periode van spraakverwarring komen. In de bundel Verdeelde wijsheid is sprake van veel welwillendheid, wat een eerste teken van de door Hendriks bepleite openheid kan zijn. Dat is hoe dan ook winst.

Het is niet vreemd dat het bij zulke eerste hernieuwde contacten over en weer regelmatig nog blijft bij een aftasten. Om de openheid ook verder vruchtbaar te maken zouden bij een vervolg de hier en daar opduikende vragen en ingewikkeldheden (er werden hierboven al een paar keer genoemd) besproken kunnen worden met het oog op de vragen die spelen in Kerk en samenleving.

De bundel Verdeelde Wijsheid, Tussen Kerk en academische theologie, Frank Bosman & Harm Goris (red.), Annalen van het Thijmgenootschap, jaargang 102 (2014), aflevering 3, Valkhof Pers, ISBN 9789056254209, prijs € 17,50

Foto’s van boven naar beneden:
drs. D. Wienen
Mgr. dr. G.J. de Korte
Prof. dr. A. Denaux
Dr. G. den Hertog
Prof. dr. E. Borgman
Mgr. dr. J. Hendriks
Prof. dr. M. Sarot

 


[1] Uit het voorwoord bij de derde editie van de Lectures on the prophetical office of the Church, Via Media I (de Lectures zelf stammen uit Newman’s Anglicaanse periode, de derde editie kwam uit in 1877, toen Newman dus al Rooms-katholiek was).