De herdenking van het begin van de Reformatie in 2017 nadert snel. Op talloze manieren wordt ook in Nederland de geschiedenis van vijf eeuwen protestantisme in herinnering gebracht. Een bijzondere en originele bijdrage is het boek ‘Hij preekte, hij leerde altoos…’ van dr. Jan Peter Schouten, emeritus-predikant van de Protestantse gemeente te Naarden en specialist op het gebied van de interreligieuze dialoog. Met dit boek laat hij zien dat hij ook een bekwaam kerkhistoricus en een begenadigd verteller is.
Voor het schrijven van dit boek heeft Schouten uitvoerig onderzoek gedaan naar predikanten uit zijn eigen voorgeslacht. Zijn zoektocht bracht hem terug tot vóór het begin van de Reformatie. Alle predikanten die geportretteerd worden zijn, op één uitzondering na, rechtstreekse voorouders van hem.
Dat geldt ook voor de eerste in de reeks, de getrouwde pastoor Reijner Joosten van Brakel (1489/90 – ca. 1567), die vóór zijn priesterwijding al gehuwd was (wat hij bij de wijding waarschijnlijk verheimelijkte voor de bisschop) en die samen met zijn vrouw Catelijne in 1525 naar Rome reisde om zijn zaak als gehuwd priester te bepleiten. Hoewel hun huwelijk in Rome erkend werd, bleef Reijnier van Brakel na zijn terugkeer omstreden. De katholieke historicus R.R. Post kwalificeerde hem als ‘een bedrieger en een deugniet’. Schouten tekent aan dat de band met Rome voor de Brakelse pastoor nog veel betekende. Zijn sympathie gaat echter vooral naar Catelijne die zich zowel bij de top van de kerk als bij het grondvlak in Brakel sterk maakte voor de officiële erkenning van hun huwelijk. Dat was in de context van het begin van de zestiende eeuw hoogst opmerkelijk.
Voor de tien predikanten die daarna in het boek voor het voetlicht komen, was de band met Rome niet meer van belang. Hun leven staat in het teken van de opbouw en ontwikkeling van de gereformeerde gemeenten in verschillende plaatsen van ons land. De Hervorming leidde tot een nieuw kerkelijk ambt waarin de verkondiging van het Woord centraal staat. De situaties waren echter verschillend en niet altijd gemakkelijk. Het maakte wel wat uit of de predikant werkzaam was in Holland (Delft) of in het katholieke Twente (Almelo) of Brabant (Deurne en Lommel).
De titel van het boek, ontleend aan de versregels die de auteur vond op de achterkant van een portret van de 17-e eeuwse predikant Gualterus Kolff, verwoordt wat predikanten door de eeuwen heen verbond:
“Hij Preekt’, hij leerd’, altoos den Mensch ’t Genaverbond.
Dat als een Heijlfonteyn quam vloeyen uyt sijn Mond.”
Het zijn mooie, levendige portretten met veel aandacht voor de achtergrond, de persoonlijke ontwikkeling, de opvattingen en talenten van iedere predikant. Ze geven bovendien inzicht in de verschillende stromingen en de richtingenstrijd binnen het protestantisme vanaf de 17e eeuw alsook in de verwevenheid van de kerk met de overheid. De verhouding tot andere kerken komt nauwelijks aan de orde. Dat doet beseffen hoe jong de oecumenische beweging nog is.