In een tijd toen ik nog angst had voor alle Nederlanders, ontmoette ik de eerste moslims: aardige, bescheiden gastarbeiders. 1966: een gastarbeider had mijn zus en zwager om een kamer gevraagd: de mogelijkheid om Hallal te eten, te drinken, te slapen, te poepen en… te bidden natuurijk. Een gastarbeider die het pension niet meer vertrouwde nadat hij varkensbotten in het vuilnisvat had zien liggen. Moslims kwam ik sindsdien altijd weer tegen, overal. De laatsten: in het klooster Maria Alathra te Suleymania, Noord-Irak, april 2016, in een theatergroep voor trauma verwerking, vluchtelingen zoals de christenen ook, gevlucht voor bombardementen en voor Daesh (ISIS).
Het klooster wordt geleid door Pater Jens Petzold en Zuster Friederike Gräf, beiden van de Kloostergemeenschap Al Khalil, van het Klooster Mar Moesa in Syrië. Mgr. Sako, inmiddels Patriarch Sako, had in 2010 de Syrische gemeenschap om enkele monniken gevraagd. 2012 begon deze Syrisch katholieke gemeenschap in Suleymania, in wat eerder een Chaldeeuws katholieke kerk was geweest. Nauwelijks op gang, zat het klooster boordevol vluchtelingen uit Caracosh. Mensen, gevlucht voor Daesh.
Paolo Dall’Oglio
In dit klooster hoorde ik van hun stichter Paolo Dall’Oglio die inmiddels al drie jaar in handen is van Daesh; van hun medebroeder Jacques Maurad die in 2014 ruim 6 maanden in handen van Daesh was maar door moslims werd bevrijd. In dit klooster gaf ik april 2016 op hun verzoek een avond les in trauma-theater, aan een groep Koerden uit de stad, Syrische moslimvluchtelingen, en Iraakse christenen en jezidi’s: vluchtelingen ook. De spiritualiteit van deze jonge kloosterorde is gastvrijheid en liefde voor de islam. Nu, april 2016, anderhalf jaar na haar vlucht, geeft Manar naailes aan moslimvrouwen uit de buurt. Ze heeft zich geopend voor deze kloosterlijke spiritualiteit en dat blijkt therapeutisch voor haar. Ik zie een vreugde in haar ogen, die er in december nog niet was. Ze treurt nog steeds om haar jongste broer die in handen van Daesh is. Maar ze kan weer leven. Vanuit deze jongste vriendschappen lees ik vol verwachting het boek dat pas is verschenen in het Nederlands: „Uit liefde voor de islam”, van Paolo Dall’Oglio.
Doorleefde dialoog
Voor kader in de kerken is het boek een must in onze tijd. Voor theologisch niet geschoolden zijn bepaalde stukken lastig lezen, door onaangenaam preciseren soms. Tegelijk kan elke pastor er prachtige tekststukken uit gebruiken om in zijn gemeenschap voor te lezen als bemoedigende uitnodiging tot dialoog met onze moslimburen. Dall’Oglio loopt alle vragen langs die er theologisch te stellen zijn bij een ontmoeting tussen christenen en moslims. Hij beantwoordt de vragen vanuit dogmatische teksten, vanuit zijn ervaringen in het Midden Oosten en in zijn gemeenschap, met een brede armzwaai verwijzend soms naar het verre Azië om voorbeelden te schetsen die mogelijk toelichten wat hij poogt te zeggen. Hij schrijft vanuit zijn kloosterpraktijk, als een katholiek theoloog die nauwgezet wil verantwoorden waarom die praktijk op die plek, en waarom dat kan en zelfs moet.
Vriend van moslims
Dall’Oglio, Jezuīet, stichtte een gemeenschap in een eeuwenoud klooster in de woestijn, om te leren vriend te zijn van de moslims. Zijn gemeenschap wil Kerk zijn van de islam. Hij gaat dan ook in op de vraag, of dat kan? Hij reflecteert op de Abramitische relaties, de vragen rond inculturatie, of christenen Mohammed als profeet kunnen erkennen, of de islam ook volgens christenen openbaring kan zijn, en hij sluit af met dood en verrijzenis. Toen hij de teksten schreef en besprak met de Franse journaliste Eglantine Gabaix-Hialé wist hij nog niet hoe dicht op de huid dit laatste ‚thema’ hem en zijn gemeenschap zou treffen. Syrië zou treffen, Irak. De wereldwijde moslimgemeenschappen. Mgr. Mirkis die nu de verantwoordelijke bisschop is voor dat klooster in Suleymania zegt het zo: „Wij in Irak en Syrië leven Goede Vrijdag en Pasen tegelijkertijd. Diep lijden, en ons oefenen in vergeven en verzoenen, opdat verrijzenis mogelijk is.”
De gemeenschap van Paolo Dall’Oglio, van vrouwen en mannen, Syriërs en enkele andere nationaliteiten, praktiseren in hun gastvrijheid het samenleven, dialogeren, samen bidden van moslims en christenen in deze moslimomgeving. Toen zij daar begonnen in 1992, was Syrië nog een land zonder oorlog op eigen grond. Met een politiek leider die na 2003 wel actief meehielp de spanningen in Irak te schuren, want dat zou de Amerikanen bezighouden.
In deze tijden van toenemende spanning nu – niet in de laatste plaats door ‚westers’ optreden in dat moslimgebied – zijn de drie kloosters van deze gemeenschap in dit gebied toevluchtsoorden voor vele ontheemden, moslims, christenen, jezidi’s. Hun klooster in Quarayatan werd door Daesh verwoest na de inname van Palmira.
Oase
Hun praktijk, zoals ook de praktijk van de Chaldeeuws katholieken in het bisdom Kirkuk/Suleymania in Iraaks Koerdistan, is een oase in een wereld die op vele wijzen religieuze crises doorleeft. Moslimgemeenschappen in crisis door westers kolonialisme, westerse invasies, oliesjeiks als absolute heersers, verlichte moderne dictators, Al Quaida, en dan Daesh als dieptepunt. Christenen in crisis door te velen die de regio verlaten: emigranten, vluchtelingen, ouders die een zekere toekomst zoeken voor hun kinderen. Jezidi’s in crisis, omdat te veel mannen werden vermoord en te veel vrouwen tot seksslavin gemaakt door Daesh. Sjiieten in crisis omdat zij de eerste slachtoffers zijn van Daesh. Soennieten in crisis, omdat Daesh „hun religie heeft gekaapt en die tot vernietigingswapen gemaakt”. Dit in de woorden van bisschop Yousif Thomas Mirkis te Kirkuk.
Tegen deze achtergronden lees ik het boek van Paolo Dall’Oglio. Met diepe vreugde soms. Herkenning in de overwegingen en de waarnemingen in ontmoetingen. Herkenning in de kritische vragen aan te agressieve ‚missionering’ door te Amerikaanse protestante christenen. Herkenning in vragen aan een eigen christendom dat te veel verliefd raakte op eigen macht. Herkenning in de wijze waarop christenen en moslims geschetst worden als concurrenten ook, juist in hun ambities om de hele wereld (religieus) te koloniseren.
Verantwoording
En dan plotseling verdwaald in de tekst. Ik heb het boek bijna uit als ik begrijp waaraan ik verdwaal. De tekst werd opgebouwd als rechtvaardiging tegenover vragen uit het Vaticaan, in 2005, al onder Paus Benedictus XVI, om de gemeenschap kerkelijk erkend te krijgen.
De liefde voor de islam wordt bepleit vanuit Vaticaanse documenten en met strak katholieke dogmatiek. Door de Europese Jezuīet die Paolo Dall’Oglio gebleven is. Mijn theologie rijpte in de krottenwijken en basisgroepen van Latijns-Amerikaanse landen van zwaar geweld: Nicaragua, El Salvador, Chili, Colombia: bakermat van de bevrijdingstheologie. Dall’Oglio noemt het als terzijdes, de koloniale en neoliberale setting van de christelijke kerken: als hoge drempels in de dialoog met moslims.
In de theologische argumentatie echter blijft het buiten beeld. Ratzinger had er niet veel mee op, met die Latijns-Amerikaanse theologie. Ratzinger was volbloed Europeaan, zijn theologie ook. Met hem is Dall’Oglio in dialoog vanuit zijn klooster Mar Moessa in Syrië. Een doorwrochte Europese dialoog die voortdurend poogt om de praktijk niet te verraden; die er een is van een dialogerende loyaliteit naar twee kanten: naar zijn Kerk, en naar de Oumma, de geloofsgemeenschap van moslims. Tot die loyaliteit hoort het stellen van scherpe, kritische vragen, daar waar de geloofsgemeenschap in haar theologische zelfverstaan de diepste aspiraties van God met ons mensen heeft verraden. Er klinkt veel verdediging van de dialogerende positie. Zijdelings ook richting protestanten.
Hoop
En dan breekt in zijn eigen woorden de hoop op een ware diepe dialoog toch door. Hij signaleert met vreugde dat in 2000 de Congregatie van de Geloofsleer stappen vooruit zet na het „Nostra Aetate” van Vaticanum II dat een eerste stap was om moslims te erkennen als geloofsgenoten. Met vreugde vooral begroet hij de boodschap van de bisschoppensynode uit 2008, „omwille van de verbazende frisheid die misschien aantoont dat er een lente op komst is.” (p.150)
Dall’Oglio heeft ook een zeer nuchtere reden om deze intense weg van dialoog te gaan: „De harmonisatie van de christelijke en de islamitische hoop is vermoedelijk een voorwaarde opdat de hele mensheid de toekomst hoopvol zou kunnen bekijken” (p. 125). Hij heeft gelijk gekregen. Precies daarom moet iedere christen met theologische aspiraties dit boek lezen. Omwille van onze toekomst.
Dall’Oglio heeft vermoedelijk geen weet van de lente die inderdaad doorbreekt in het Vaticaan, door een Latijns-Amerikaanse paus die de verkokerde Europese ratio doorbreekt. „Laudato si” is een „geschrift waarin de paus zelf de bevrijdingstheologie binnenhaalt”, aldus de vreugde in Irak.
Zijn medebroeders en -zusters hopen van harte dat Dall’Oglio ooit nog zal weten van deze lente in de rk kerk. De Wereldraad heeft ook een geschrift uitgegeven van dialoog: „Samen voor het leven”. Moge een dialoog met dit christendom in lentestemming hem nog gegeven worden…