Visser ’t Hooft – Oecumenicus van het eerste uur – recensie

mid Visser t Hooft

Willem Visser ’t Hooft was vanaf de jaren dertig nauw betrokken bij de ontwikkeling van de oecumenische beweging. Vanaf de oprichting in 1948 bekleedde hij achttien jaar de post van secretaris-generaal. In die hoedanigheid heeft hij een beslissende invloed uitgeoefend op het karakter en het beleid van de Wereldraad van Kerken. Dr. Jurjen Zeilstra schreef een prachtige biografie over Willem Visser ’t Hooft die eerder dit jaar bij uitgeverij Skandalon verscheen.

Zeilstra wijst er in de inleiding op dat zijn studie geen geschiedschrijving is van de Wereldraad noch van de oecumenische beweging, maar een biografie. Een geschiedschrijving van de oecumenische beweging als zodanig  zou complexer zijn. In de 20e eeuw komen er verschillende bewegingen op die er aanspraak op maken oecumenisch te zijn. Ze komen niet allemaal samen in de Wereldraad van Kerken. En de Wereldraad zelf is ook een meerstemmig gebeuren. Zeilstra geeft een definitie van de oecumenische beweging (pag. 18) waarin de identiteit van het wereldchristendom in relatie tot de zich ontwikkelende wereldsamenleving centraal staat. Dat is een invulling die zeker goed aansluit bij de ontwikkeling van de Wereldraad in de eerste periode van zijn bestaan en past bij het levensverhaal van Willem Visser ’t Hooft. Omdat echter het leven van Visser ’t Hooft zo sterk met de ontwikkeling van de oecumenische beweging en met de eerste drie decennia (1938-1968) van de Wereldraad is verweven, is dit boek meer dan een biografie. Als biografie heeft het een toegevoegde waarde. De auteur neemt de lezer mee in de boeiende levensgeschiedenis, die daardoor ook ingevoerd wordt in het ontstaan van de prille oecumenische bewegingen en de Wereldraad.

Jeugd en vorming

omslag visser t hoofdVisser ’t Hooft werd in 1900 in Haarlem geboren in een remonstrants gezin. Hij groeide op in een deftig, ruimdenkend milieu, was begaafd en leergierig. Na het gymnasium waar hij al een interesse ontwikkelde voor filosofie en Russische literatuur, startte hij 1918 met de studies rechten en theologie. Het waren de laatste maanden van de Eerste Wereldoorlog. Als gauw was hij actief in de NCSV, de Nederlandse Christen Studenten Vereniging. Een verblijf van drie maanden in het Quaker Study Centre Woodbrooke in 1920, in Selly Oak bij Birmingham, waarmee de Leidse universiteit contacten onderhield, maakte diepe indruk op hem. Daar is de basis gelegd voor zijn oecumenische overtuiging en houding. Vanuit de NCSV kreeg Visser ’t Hooft veel internationale contacten. Zijn organisatorisch talent en vermogen om contacten te onderhouden vielen op. In 1924 werd hij gevraagd om secretaris te worden van de YMCA, Young Men’s Christian Associations, met standplaats Genève. Kort daarvoor was Visser ’t Hooft in het huwelijk getreden met Henriëtte Boddaert (1899-1968). Na hun huwelijksreis vestigde het jonge paar zich in Genève waar ze de rest van hun leven zouden wonen. In 1930 maakte hij de overstap naar WSCF, World Student Christian Federation.

De biografie verheldert de betekenis van de internationale studentenverenigingen voor de opkomende oecumenische beweging. Hier kwam Visser ’t Hooft in contact met vooraanstaande theologen en denkers van zijn tijd zoals John Mott (1865-1955) en Karl Barth (1886-1968) die zijn ontwikkeling diepgaand hebben beïnvloed. Vanuit Genève onderhield Visser ’t Hooft vele contacten en nam deel aan diverse in internationale conferenties. In 1928 promoveerde hij in Leiden bij prof. H.T. de Graaf (1875-1930)  op de studie “The social Gospel in America”. Hierin probeerde hij een brug te slaan tussen Amerikaanse en Europese (Duitse) theologische visies op de sociale verantwoordelijkheid van de kerk.

Totalitarisme en oorlog

De jaren dertig staan in het teken van de opkomst van het nationaal-socialisme en de nieuwe oorlogsdreiging. Hoewel Visser ’t Hooft aanvankelijk mild oordeelde over de machtsovername in Duitsland ([pag. 103), komt hier vanaf juni 1933 snel verandering in. Geïnspireerd door Karl Barth ontwikkelde Visser ’t Hooft zich tot een criticus van totalitaire systemen en ideologieën die met hun claim op de hele mens de beschaving ondermijnden. De Kerk van Christus werd door Visser ’t Hooft gezien als de enige hoop voor de wereld. Door de veelheid en verscheidenheid van kerken heen geloofde hij in de universele Kerk van Christus die tot taak had het totalitarisme te weerstaan. Aan die overtuiging heeft hij zich zijn hele leven vastgehouden.

Toen er in 1938 echte stappen gezet werden om tot de oprichting van de Wereldraad van Kerken te komen werd Willem Visser ’t Hooft gevraagd voor de post van secretaris-generaal. Zijn brede ontwikkeling, vlotte omgangsvormen, grote netwerk en talenkennis gaven daarbij de doorslag. Verhuizen hoefde hij niet. Het secretariaat van de Wereldraad i.o. zou in Genève gevestigd worden.

Het zou nog tien jaar duren voordat de Wereldraad van Kerken daadwerkelijk in Amsterdam werd opgericht. Daartussen ligt de Tweede Wereldoorlog. Gedurende de oorlogsjaren heeft Visser ’t Hooft zijn oecumenisch werk met verve voortgezet. Hij had goede contacten en informatie om de situatie te kunnen beoordelen en duiden. Hij onderhield verbinding met het Duitse verzet en werd via “de Zwitserse weg” een belangrijk adviseur van de Nederlandse regering in ballingschap. De Tweede Wereldoorlog was een grote crisis die Visser ’t Hooft duidde als een geestelijke strijd. Terugblikkend stelde hij vast dat de oecumenische beweging er na de oorlog sterker voorstond dan vóór uitbreken van de oorlog.

Wereldraad van Kerken

De eerste jaren na de oorlog staan in het teken van verzoening en wederopbouw. Dankzij zijn contacten in Duitsland, slaagt Visser ’t Hooft erin een brug te slaan naar de Duitse kerken en hen volwaardig bij de oecumenische beweging te betrekken. In 1948 is het eindelijk zo ver en begint met de officiële oprichting van de Wereldraad van Kerken in Amsterdam een nieuwe fase in het leven van Visser ’t Hooft. In de jaren vijftig groeit de Wereldraad van Kerken uit tot een aansprekende vertegenwoordiger van het wereldchristendom. Cruciaal is daarbij geweest dat Visser ’t Hooft steeds op het standpunt heeft gestaan dat de Wereldraad een instrument is en moet blijven van de kerken zelf. Vervolgens het inzicht dat de Wereldraad meer moet zijn dan een forum van voornamelijk protestantse en anglicaanse kerken.

In de jaren vijftig en zestig komen geleidelijk de relaties met de oosters-orthodoxe kerken en de Rooms-katholieke Kerk tot leven. Gefascineerd door de Russische literatuur en dankzij vrienden van het Oecumenisch Patriarchaat, slaagt Visser ’t Hooft er in om op hoog niveau in contact te komen met de leiders van de Russisch Orthodoxe Kerk. Een aantal orthodoxe kerkgenootschappen treedt In 1961 inderdaad toe tot de Wereldraad van Kerken. Visser ’t Hooft beschouwde dat als de bekroning van zijn inzet. Maar de deelname van de orthodoxie aan de Wereldraad was gecompliceerd. De koers van de Wereldraad ten aanzien van Oost-Europa is na het neerslaan van de Hongaarse opstand (1956) en de Praagse Lente (1968) vaak onder kritiek gesteld. Voor de deelname van de orthodoxe kerken aan de Wereldraad werd volgens critici een hoge prijs betaald. De Wereldraad kon zich daardoor niet duidelijk uitspreken over de schending van godsdienstvrijheid en mensenrechten in Rusland en andere Midden- en Oost-Europese landen. De kerken uit die landen zelf verhinderden dat deze prangende kwesties echt besproken werden. In de jaren zeventig, Visser ’t Hooft, was toen al niet meer in functie, werd dat steeds nijpender. Op de Algemene Vergadering in Nairobi (1975) werd vergeefs gepoogd een manifest van Russische christenen (Gleb Yakunin en Lev Regelson) over de schending van godsdienstvrijheid en mensenrechten in Rusland aan de orde te krijgen. Dat heeft voor de nodige verlamming gezorgd. De Wereldraad stond voor de stille diplomatie en hield vast aan het principe dat de contacten met de lidkerken leidend zijn.

Voor de relatie met de Catholica kon Visser ’t Hooft onder andere bouwen op Nederlandse katholieken die zijn vrienden werden. Eén daarvan was prof. Johannes Willebrands (1909-2006) die in 1948 voorzitter werd van de Sint Willibrord Vereniging en die in 1952 “de internationale katholieke conferentie voor oecumenische vragen” oprichtte. In de Rooms-katholieke Kerk zou Willebrands ten tijde van het Tweede Vaticaans Concilie een belangrijke rol gaan spelen bij het ontwikkelen van oecumenische relaties met andere kerken. Het contact met Visser ’t Hooft dateert van 1951 van een conferentie nabij Genève. Hoewel beide uit Nederland afkomstig waren, wilde dat nog niet zeggen dat hun opvattingen en agenda’s met elkaar spoorden. De Rooms-katholieke Kerk ontwikkelde haar eigen oecumenische lijnen. De afstand tussen de Rooms-katholieke Kerk en de Wereldraad werd in die jaren nog niet overwonnen. Het boek belicht de relatie tussen beide grootmeesters van de internationale oecumene uiteraard meer vanuit het perspectief van Visser ’t Hooft. Verschillende keren komt naar voren dat Visser ’t Hooft teleurgesteld is over de opstelling van de Rooms-katholieke Kerk. De toenadering leidt niet tot een lidmaatschap van de Wereldraad. Paus Paulus VI komt weliswaar in 1969 naar Genève waar hij de Wereldraad bezoekt, maar de sfeer is verkrampt. Zeilstra constateert dat katholieke waarnemers veel enthousiaster berichtten over dit bezoek. Voor Willebrands zal dit bezoek zeker een van de hoogtepunten geweest zijn als we aanmerking nemen, dat 21 jaar daarvoor door de paus ieder contact van katholieken met de Wereldraad nog werd verboden. Het wachten is op de biografie van Johannes Willebrands waarin ongetwijfeld de relatie met de Wereldraad en het bezoek van paus Paulus VI aan Genève vanuit Willebrands perspectief belicht zullen worden.

Teleurgesteld, maar gelouterd

In 1966 wordt Visser ’t Hooft als secretaris-generaal van de Wereldraad opgevolgd door de Amerikaan Eugene Carson Blake. Op diens verzoek blijft Visser ’t Hooft aan als adviseur. Het duurt nog tien jaar voordat hij echt afstand gaat nemen van de Wereldraad. In 1968 overlijdt zijn geliefde vrouw Jetty. De Wereldraad blijft nog jarenlang zijn houvast, maar de zaken zijn sterk aan het veranderen. Vanaf de plenaire vergadering in Uppsala in 1968 waait er een andere wind door de oecumenische beweging en wordt het institutionalisme onder kritiek gesteld. De algemene vergadering in Nairobi (1975) is de laatste waaraan Visser ’t Hooft deelneemt. Daarna neemt hij meer afstand van de Wereldraad.

De laatste hoofdstukken van het boek staan in het teken van teleurstelling en afscheid. Het is onvermijdelijk dat er in het leven van een mens een tijd komt om afscheid te nemen en – als het al mogelijk is – zaken over te dragen. Natuurlijk moest de Wereldraad, die in het midden van de jaren zestig aanzien genoot, verder. Maar juist in deze periode moest Visser ’t Hooft een dubbele teleurstelling verwerken: de grootste is waarschijnlijk wel dat de oecumenische beweging, i.c. de Wereldraad van Kerken, niet hét antwoord was op de voortschrijdende secularisering. In West-Europa zijn de kerken steeds verder in crisis geraakt, de door hem verhoopte opbloei van het christendom is uitgebleven. De andere is dat hij zich binnen de Wereldraad vanaf 1968 geïsoleerder en eenzamer begon te voelen. De nieuwe generatie oecumenici, mede door hemzelf gevormd en opgeleid, ging nieuwe wegen, minder Christocentristisch en meer gericht op interreligieuze relaties.

Zijn geloof was een steun in de strijd tegen verbittering. Dit wordt respectvol en fijnzinnig beschreven in hoofdstuk 9 over de levensavond van Visser ‘t Hooft. Aan een fragment uit een preek over Rom. 15,13 die hij hield in 1973 in de kerk vlakbij zijn huis, is het motto van het boek ontleend: ‘De christen weet heel goed dat het morgen niet beter zal gaan, maar hij blijft hopen’. Voor Visser ’t Hooft was de hoop gefundeerd in de belofte van de Schrift en een genadegave van de Geest.

Deze biografie van Visser ’t Hooft, één van de meest markante Nederlandse christenen uit de 20e eeuw, is een absolute aanrader. Zijn levensverhaal is een inspirerend voorbeeld voor christenen en niet-christenen die zich vanuit hun geloof willen inzetten voor gerechtigheid en vrede in de wereld  – Hij heeft gevochten met de tijden en is blijven geloven en hopen.

Jurjen Zeilstra, Visser ’t Hooft, een leven voor de Oecumene – 1900-1985, Uitgeverij Skandalon 2018, 574 pagina’s, ISBN 9789492183712, prijs € 39,50

foto’s:
– linksboven portret van Willem Visser ’t Hooft van Bernard Safran verscheen op 8 december 1961 op de cover van Time Magazine
– rechts midden: cover van de biografie