Recensie: Govaert Kok en Bert Maan, Een kleine kerk een eeuw onderweg

Recent verscheen in de publicatiereeks van het Oud-Katholiek Seminarie de studie ‘Een kleine kerk een eeuw onderweg’. Het biedt een inkijkje in een praktijk van synodaliteit, die ook aan andere kerken iets te leren kan hebben. En wellicht kan ze verrijkt worden door de inzichten van paus Franciscus, die ten grondslag liggen aan het synodale proces in de Rooms- Katholieke Kerk. In deze recensie leest dr. Anton ten Klooster (Tilburg University) het boek bijzonder door de lens van de vergelijking tussen deze beide tradities. 

Het voorliggende boek is een weerslag van hoe synodaliteit in de Oud-Katholieke traditie geleefd wordt. Ik gebruik uitdrukkelijk de term ‘geleefd’, omdat het boek duidelijk een weerslag is van de ervaring van synodaliteit: wat passeert de revue, welke uitdagingen zijn er om tot iets van synodaliteit te komen, en hoe verhoudt het zich tot andere vormen van gezag in de kerk én het maatschappelijk veld waarin de kerk bestaat en leeft? Waar ik als theoloog zou beginnen bij noties van ‘charisma’ en ‘kerk’, begint deze studie bij het leven van de kerk zelf, wat ook wel een keer verfrissend is.

In de bespreking ervan zal ik eerst een aantal ankerpunten van synodaliteit in de RK kerk neerzetten, die hopelijk iets verhelderen over de eigen uitdagingen van mijn eigen traditie op dat vlak. Vervolgens zal ik reageren op een aantal voorbeelden uit het boek ‘Een kleine kerk een eeuw onderweg’, waarbij ik wil laten zien wat ik er van leer maar ook welke vragen het soms ook bij mij oproept. Tot slot wil ik kort het licht werpen op iets wat in onze beide tradities misschien nog wat matig ontwikkeld is, namelijk het belang van het sacrament van het Vormsel in het nadenken over een synodale kerk. Ik maak alvast een klein voorbehoud: de kennis van synodaliteit in de OKK ontleen ik grotendeels aan dit boek, en een beetje aan een enkel artikel dat ik las over de Oud-Katholieke theologie. Mocht mijn visie op de synode wat gebrekkig lijken, dan ligt dat waarschijnlijk aan deze lezer.

Synodaliteit: oud en katholiek?  

Om te beginnen bij het eerste: als synodaliteit ‘oud’ en ‘katholiek’ is, dan betekent het dat het in het gedeelde DNA van de beide kerken moet zitten.

Misschien is het wel aardig om op te merken dat er al vóór de eerst besproken Oud-Katholieke synode in 1920 er in de RKK al een andere synode gehouden werd, namelijk de Utrechtse Provinciale Synode in 1865. Die werd overigens voorgegaan door nóg eerdere synodes in de OKK. De synode van 1865 was een sluitstuk op wat in mijn traditie het ‘herstel van de bisschoppelijke hiërarchie’ genoemd wordt. Het betrof hier een louter klerikale bijeenkomst die gericht was op het vestigen van een kerkelijke structuur, en dat begrip van synode werkt nog langer door bijvoorbeeld ook in de regelmatige RK bisschoppensynodes die sinds paus Paulus VI een vast terugkerend verschijnsel zijn. Eind jaren ’60 organiseerden de Nederlandse bisschoppen opnieuw een synode, onder de noemer ‘pastoraal concilie’ in Noordwijkerhout. Op deze bijeenkomst werd onder meer gestemd over het afschaffen van het celibaat, wat leidde tot spanningen met Rome. Mede om deze redenen is er onder de Nederlandse RK clerus nog veel huivering voor het begrip ‘synodaliteit’. Paus Johannes Paulus II poogde een klein decennium later met een Bijzondere Bisschoppensynode in Rome de opgebouwde spanningen wat te bedaren maar slaagde daar maar matig in. Kort gezegd: het woord synode hangt soms samen met de opbouw van de kerk, soms is het een bron van spanning en op andere momenten weer de mogelijke oplossing ervoor.

Synode als structuur of methode

Tegen deze achtergrond moeten we dan ook de enigszins angstvallige verwarring zien toen paus Franciscus met een wereldwijde synode op de proppen kwam. Maar wat voor Franciscus helder lijkt te zijn is dat de synode niet een structuur is maar een methode. Voor Franciscus is synodaliteit nauw verwant met het Ignatiaanse idee van onderscheiding: door zorgvuldig te luisteren en de veelheid van stemmen en geesten te filteren komt langzaam maar zeker helderheid over wat de juiste weg vooruit is. In deze zin onderscheidt de moderne RK synodaliteit zich ook van de beschrijving van de OK synode. Dat is ook mijn eigen ervaring in het voorbereidende proces: de synode is in ons aartsbisdom Utrecht uitdrukkelijk opgezet als een manier om een luisterend geloofsgesprek op gang te brengen, en dat weer in te brengen in de grotere spirituele dialoog in de kerk. In die zin moet het synodale proces in de wereldkerk mijns inziens ook scherper onderscheiden worden van de Duitse Synodaler Weg dan vaak gebeurt. Dit Duitse proces staat onder voortdurende kritiek van paus Franciscus en de Romeinse dicasterieën omdat het juist een parlementair model lijkt voor te staan, dat meer gericht is op besluiten dan op gesprekken.

Moeizame én vanzelfsprekende synodaliteit

Dit is misschien dan het punt om wat meer in te gaan op het voorliggende boek. Wat mij daarin opvalt is dat diegenen die bezig zijn met ‘synode’ in het begin van de twintigste eeuw dat vooral lijken te bedenken vanuit een structuur: wat is de rol van de synode, welke bevoegdheid heeft dit orgaan, en hoe verhoudt het zich tot bisschoppelijk gezag?

Ook in de discussies door de jaren heen komen deze vragen met enige regelmaat terug. Dat heeft misschien ook te maken met de opzet van het boek, dat geen systematische uiteenzetting is. Maar de keuzes die in de weergave van de synodale herinnering gemaakt worden, zeggen ook iets over wat men als eigen eraan beschouwt.

Wat ik wel bemoedigend vind aan die hele geschiedenis is dat de start niet vanzelf ging. De eerste jaren gebeurt er eigenlijk niets behalve discussiëren over de vraag of het wel kán en zin heeft, en in 1920 wordt er dan begonnen. Aan het eind wordt opgemerkt dat het eigen maken van synodaliteit misschien wel een generatie kost, dus dat geeft deze burger moed. Wat opvalt aan het begin en ook aan het vervolg is dat synodaliteit vooral gedáán wordt. Het wordt verondersteld christelijk en katholiek te zijn, en tussen de regels door meen ik te lezen dat dit samenhangt met de waardigheid van iedere gedoopte. Maar wat het meest overtuigend is, is dat synodaliteit an sich ondanks alle mitsen en maren tóch vanzelfsprekend wordt geacht. Zo vanzelfsprekend dat eigenlijk als vanzelf de stap gezet wordt om de activiteit van de synode te verbinden met het bestuur van de kerk. Voor iemand die leert om de synode als een luisteroefening en geloofsgesprek te verstaan is dat een opvallend gegeven. Tegelijkertijd blijkt ook wel wat de meerwaarde daarvan kan zijn in een episcopaal bestuurde kerk, bijzonder daar waar de synode van 2017 de spanningen tussen bisschoppen niet alleen benoemt maar ook begeleidt. Hier is de synode behulpzaam aan de collegiale uitvoering van het bisschopsambt, zonder afbreuk te doen aan de eigenheid van dit ambt. Het stelt ook medegelovigen in staat om hun eigen expertise op het vlak van bestuur en communicatie ten dienste te stellen aan het welzijn van de kerk als geheel.

Geloofsvragen

Een andere eigenschap van het Oud-Katholieke zelfverstaan van synodaliteit is dat het zich naar eigen zeggen niet bezighoudt met geloofsvragen, omdat die gezien worden als zaak van de geestelijkheid. Dat roept twee vragen op: wat zijn dan eigenlijk geloofsvragen, en moet een synode niet juist over geloofsvragen gaan? De synode sprak over de wenselijkheid van veelvuldige communie, en een lagere leeftijd over voor de Eerste Heilige Communie. Mijn op dit vlak meer progressieve kerkgenootschap maakte van beide zaken overigens al werk in 1910, toen paus Pius X de communieleeftijd verlaagde naar 7 jaar. Maar als ik kijk naar de thema’s waar de synode zich over uitsprak in de OKK, lees ik over de criteria voor het wijdingsambt (die ik niet als kwestie van traditie of discipline zou beschouwen), over euthanasie, het zegenen van homoseksuele relaties, de ziekenzalving door een diaken (in weerwil van het feit dat de Jacobusbrief uitdrukkelijk ‘presbyters’ noemt…). Het gaat me er niet om dat we deze thema’s nu stuk voor stuk zouden moeten behandelen. Maar: discussies over ambt en moraal zouden mijns inziens zeker onder ‘geloofsvragen’ geschaard mogen worden. Het feit dat ze openlijk én richtinggevend besproken worden op de synode maakt expliciet wat misschien nog te impliciet is in dit boek, namelijk dat de synode een grote stem heeft in de geloofsinhoudelijke keuzes. Vergelijk het nog eens met de RK benadering: daar gaat een synode juist over geloofsvragen, maar dan niet in de bestuurlijke zin. Het gaat over hoe ieder van ons de kerk verstaat, op welke wijze we er vreugde in vinden maar ook hoe we er soms aan lijden, en waar we hopen en wensen dat het heen gaat. Dat klinkt misschien wat vrijblijvender, maar het biedt ook echt ruimte voor een geloofsgesprek juist omdat er niet per se wat besloten hoeft te worden. Persoonlijk vind ik dat heel waardevol, ook omdat het ruimte laat voor een verdere theologische doordenking van wat het synodale proces oplevert.

Gewetensvrijheid en gewetensvorming

Een laatste aspect wat mij in algemene zin boeit aan de Oud-Katholieke traditie, en dus ook aan deze studie, is de relatie tussen de gewetensvrijheid die de kerk terecht hoog in het vaandel heeft staan enerzijds en het belang van gewetensvorming anderzijds. Opmerkelijk is daarbij hoe soms het één en soms het ander lijkt te prevaleren. Als het over kernwapens gaat toch ook wel de gewetensvorming, bij discussies over het levenseinde de gewetensvrijheid. En bij menselijke relaties een beetje van allebei, zonder dat daar misschien rekenschap van gegeven wordt: er worden immers alleen relaties van twee personen gezegend, waarin al een bepaalde keuze is gemaakt over wat wel en niet aanvaardbaar is. Voor wie denkt dat ik spijkers op laag water zoek: deze discussie werd in 2023 op de synode in Rome gevoerd, en verklaart deels de felle reacties van Afrikaanse bisschoppen op de instructie Fiducia Supplicans in december van dat jaar, over het zegenen van ondermeer mensen in homoseksuele relaties. In ieder geval zie ik reikhalzend uit naar een verdere Oud-Katholieke uiteenzetting over morele oordeelsvorming in persoonlijke en kerkelijke context.

Charisma, Vormsel en synodaliteit

Tot slot: er is iets wat mijn eigen traditie bij te dragen heeft aan een rijker verstaan van synodaliteit. Hier kan zich ook mijn beperkte kennis van de Oud-Katholieke bronnen wreken, maar in dat geval zijn we het des te sneller eens. In de aanleg lijkt het OK verstaan van synodaliteit samen te hangen met de doop, wat mij terecht lijkt. Wat voor paus Franciscus belangrijk is in het verstaan van synodaliteit is de overtuiging dat iedere gedoopte een eigen charisma heeft, oftewel een gave van de Heilige Geest die aan iemand persoonlijk is gegeven en die gebruikt kan worden om anderen mee op te bouwen. Het is juist daarom dat de paus zo wars is van discussies over wijdingscriteria, omdat die zijns inziens de neiging hebben voorbij te gaan aan het feit dat iedereen iets bij te dragen heeft aan de opbouw van de kerk. Meer clerus gaat bijvoorbeeld de problemen van de kerk in de Amazone niet oplossen, zolang het potentieel van de charismata van de gelovigen onbenut blijft.

Wellicht kan het helpen om in dit verband ‘synodaliteit’ niet alleen te verbinden met het Doopsel maar ook het met het sacrament van het Vormsel: dat bevestigt ons in de gave van de Heilige Geest, en het vertrouwen dat we mogen stellen dat ieder van ons deelt in de Geest van Jezus Christus. Vanuit dat vertrouwen kunnen we ook spreken met parrhesia, vrijmoedigheid. In die zin kan de Rooms-Katholieke visie misschien een verrijking zijn van de Oud-Katholieke: met de nadruk op het charismatische aspect van synodaliteit, tegenover een meer geïnstitutionaliseerd idee ervan. En aan de andere kant leert juist de Oud-Katholieke traditie weer de vrijmoedigheid om synodaliteit niet alleen te doordenken maar vooral ook te doorleven en te doén.

Dit is een bewerkte versie van de lezing die gegeven is bij de presentatie van het boek op 26 januari 2024.

Govaert Kok, Bert Maan. ‘Een kleine kerk een eeuw onderweg. Uit de geschiedenis van de oud-katholieke synode (1920–2020)’, Publicatieserie Stichting Oud-Katholiek Seminarie, afl. 69. Amersfoort/Sliedrecht, Merweboek, 2023. ISBN: 9789057872150