Het is geen geheim dat tegenwoordig de meeste gasten van kloosters in Nederland en België tot protestantse kerken behoren. De monastieke sfeer en het getijdengebed oefenen een grote aantrekkingskracht uit op leden van protestantse kerken die zich in de stilte van het klooster willen bezinnen en/of hun geloof willen verdiepen. Het ritme van het getijdengebed vervult daar een belangrijke rol in.
In het licht van de oecumenische ontwikkelingen van de afgelopen 75 jaar mag dit geen verrassing zijn. Dankzij de toenadering tussen de grote kerkelijke tradities is er immers ruimte om elkaars geestelijk leven te leren kennen en zich erdoor te laten vernieuwen. Maar historisch en oecumenisch gezien ligt hier wel een vraag vanwege de kritiek van de hervormers op de praktijk van het laatmiddeleeuwse getijdengebed in de Rooms-katholieke Kerk.
De studie Gereformeerde getijden, Over vroegmoderne vernieuwing van het spirituele levensritme van dr. Herman A. Speelman en dr. Daniël Timmerman geeft op deze en andere vragen een uitgewogen en beargumenteerd antwoord. Het idee om dit boek te schrijven ontstond al in 2012, maar is geschreven tijdens de coronapandemie. Beide auteurs zijn / waren predikant van de Nederlandse Gereformeerde Kerken én daarnaast als kerkhistoricus verbonden aan de Theologische Universiteit Kampen.
Scheidslijn
Doorgaans wordt er een scherpe cesuur getrokken tussen het rooms-katholieke getijdengebed en de op de Schrift en verkondiging gerichte dagelijkse diensten in de protestantse tradities. Volgens de gerenommeerde hoogleraar liturgiewetenschapper Robert Taft hebben de reformatoren in de vorm van de dagelijkse diensten het doel en de vorm van het getijdengebed zodanig aangepast dat er geen continuïteit meer is. Speelman en Timmerman gaan in deze studie op deze uitdaging in en roepen op tot een heroverweging van dit standpunt. In hun studie beargumenteren zij dat de Gereformeerde getijden hun eigen plaats hebben in de eeuwenlange traditie van de getijden. Ook laten zij zien de vernieuwing van het getijdengebed in de katholieke traditie na Vaticanum II op essentiële punten tegemoet komt aan de kritiek van de reformatoren uit de 16e eeuw.
Het eerste hoofdstuk gaat in op het ontstaan van het getijdengebed in de vierde eeuw en beschrijft te ontwikkeling daarvan tot aan de 16e eeuw. Een belangrijk punt is dat de getijden voor priesters en de getijden voor leken uit elkaar lopen en dat het getijdengebed door religieuzen en priesters plaatsvervangend voor de hele kerk wordt gedaan.
Het corpus van het boek handelt over de kritiek van de reformatoren op de rooms-katholieke praktijk van het getijdengebed in de late middeleeuwen en op de nieuwe vormen van dagelijkse gebedsdiensten in de gereformeerde tradities van Zürich en Genève waarin Schrift en verkondiging een centrale plaats innemen. Een apart hoofdstuk is gewijd aan de getijden als sacrificium laudis en gaat over de relatie tussen offer, eucharistie en gebed. In het boek is ook bijdrage opgenomen van dr. Jaco van der Knijff die onderzoek heeft gedaan naar sporen van getijden in de Nederlandse gereformeerde traditie tot circa 1625.
Balans
In een afsluitend hoofdstuk waarin de auteurs de balans opmaken van hun onderzoek slaan de auteurs een oecumenische brug tussen de Gereformeerde getijden en de vernieuwing van het getijdengebed in de Rooms-katholieke Kerk na Vaticanum II. Zij stellen vast dat in de uitgangspunten (Christus bidt zelf, de gemeente bidt, de rol van de psalmen en de Schrift, de persoonlijke betrokkenheid) de oude scheidslijnen tussen de katholieke en de gereformeerde traditie goeddeels zijn overwonnen. Dán is het ook heel begrijpelijk dat protestanten vandaag zonder enige moeite kunnen aansluiten bij het getijdengebed in de kloosters. Omgekeerd, zo voeg ik daaraan toe, is het wenselijk dat er aan katholieke zijde ook een ontvankelijkheid groeit voor het eigen karakter van het dagelijkse gebed, de omgang met de Schrift en de verbinding tussen geloof en leven die kenmerken zijn van protestantse tradities.
In onze zeer geseculariseerde en schreeuwerige wereld zijn kloosters als plaatsen van gebed waar eeuwenoude tradities gekoesterd en geleefd worden van grote betekenis voor een ieder die op zoek is naar geloofsverdieping. Kloosters zijn bovendien gemeenschappen waar het individualisme wordt overstegen. Ook daarin hebben zij een blijvende betekenis.
Hopelijk geeft deze belangrijke studie van Speelman en Timmerman een stimulans aan het gemeenschappelijk gebed van christenen uit de verschillende tradities, aangezien toch het gemeenschappelijk gebed de ziel is die de oecumenische beweging gaande houdt en vooruit brengt.
Herman A. Speelman en Daniël Timmerman, Geformeerde Getijden, Over vroegmoderne vernieuwing van het spirituele levensritme, uitgeverij Summum, ISBN 978-9-49270-116-9, aantal pagina’s 224, gebonden, € 39,99. Recensie door Geert van Dartel.