Dorst





Dorst‘Dorst?’ is het thema voor de Week van Gebed voor de eenheid van christenen. Deze gebedsweek wordt in 2015 van 18 tot en met 25 januari 2015 over de hele wereld gehouden. Kerken en groepen van christenen kunnen plaatselijk meedoen met het initiatief. De kerken in Brazilië hebben teksten gemaakt.

 De Raad van Kerken en EA-EZA werken samen aan de voorbereiding van de Week van Gebed voor de Eenheid. Op 22 september werd het boekje met een orde van dienst en ander ondersteuningsmateriaal gepresenteerd.

Het materiaal van de Week van Gebed komt uit Brazilië en heeft als uitgangspunt het verhaal van de Samaritaanse vrouw (Johannes 4: 7). Zij raakt bij een put in Sichar in gesprek met Jezus over ‘levend water’. De tekst nodigt uit om na te denken over vitaal geestelijk leven, in de Bijbel ook wel ‘levend water’ genoemd.

De Raad van Kerken en de EA-EZA kennen een lange gebedstraditie die teruggaat op initiatieven van ruim, 160 jaar geleden. Wereldwijd bidden miljoenen christenen mee. Door samen te bidden blijken zij meer onderlinge verwantschap te ervaren. Tegelijk kun je je verantwoordelijkheid voor anderen tonen door de problemen van de samenleving in de voorbe-den een plek te geven. Afgelopen jaar hebben in Nederland naar schatting zo’n 200.000 mensen meegedaan met het initiatief.

 

Bekijk het bladerboek

Het boekje voor de Week van Gebed voor de Eenheid

 

 

 

De oecumenische situatie in Brazilië

De oecumenische beweging in Brazilië heeft wortels in de ervaring van interkerkelijke samenwerking tussen verschillende protestantse zendingsgenootschappen die vanaf de 19e eeuw in het land werkzaam zijn. Aangemoedigd door protestantse samenwerking op velerlei gebied nam de gereformeerde pastor Erasmo Braga in 1903 het initiatief tot de oprichting van de Evangelische Alliantie en Christian Effort (Christelijke Inzet). Beide instellingen richtten zich op de bevordering van eenheid onder verschillende protestantse groepen en samenwerking op het gebied van evangelisatie en educatie.

Het Congres van Panama[1], dat gewijd was aan de interkerkelijke missionaire samenwerking in Latijns Amerika, heeft deze initiatieven aanmerkelijk versterkt. Na dit congres werd het Braziliaanse Comité voor Samenwerking opgericht waarbij zich 19 kerkelijke gemeenschappen, waaronder kerken, zendingsgenootschappen en evangelicale organisaties, aansloten.

In 1934 werd de Evangelische Confederatie van Brazilië (CEB) in het leven geroepen ter bevordering van de oecumenische beweging. De CEB speelde later een belangrijke rol in de bevordering van de idealen van de Wereldraad van Kerken. Verschillende kerken waren bij de oprichting van de CEB betrokken: de methodistische, de episcopaalse, de presbyteriaans kerken van Brazilië en de Onafhankelijke Presbyteriaanse Kerk van Brazilië. In 1959 werd ook de Evangelische Kerk van de Lutherse Confessie in Brazilië lid, in 1963 gevolgd door de Foursquare Gospel Kerk en in 1968 door de Pinksterkerk Brazilië voor Christus.

Zending was voor de CEB een belangrijk thema. Dit leidde tot de oprichting van de Raad voor Interkerkelijke Relaties die de taak kreeg om het missionaire werk dat door verschillende zendingsorganen werd verricht te coördineren om een verdubbelingen van inspanningen en concurrentie tussen verschillende genootschappen en kerken te voorkomen.

Een andere welbekende dimensie van het werk[2] van CEB betreft de rondzendbrieven waarin sociale onderwerpen die in Brazilië actueel zijn aan de orde worden gesteld zoals de noodzaak van landhervorming, de verbetering van het onderwijs, alfabetiseringscursussen en voorlichting over hulp in noodsituaties.

Kerkelijke jongerenbewegingen hebben een belangrijke rol gespeeld bij de poging om te reflecteren op de sociale verantwoordelijkheid van de kerk in de Braziliaanse context. Een belangrijke gebeurtenis die deze initiatieven versterkt heeft was de Wereldconferentie van Christelijke Jeugd aan het einde van de jaren veertig in Oslo. Op die conferentie kregen de jonge Brazilianen toegang tot nieuwe Bijbelse en theologische perspectieven uit Europa en de Verenigde Staten.

Toenemende betrokkenheid van jonge Brazilianen bij internationale christelijke jeugdbewegingen zoals de Universele Federatie van Christelijke Studenten Bewegingen (WSCF) was een belangrijke factor in de ontwikkeling van een theologie van de Social Gospel en de geleidelijke organisatie van leesgroepen en contextuele Bijbelinterpretaties die in staat waren tot een dialoog met de sociale werkelijkheid. De kerken werden daardoor gedwongen om zich uit te spreken over sociale en economische conflicten die in deze groepen steeds aan de orde kwamen.

Dit gistingsproces werd geïntensiveerd onder invloed van de Amerikaanse theoloog Richard Shaull, een pionier in de formulering van een theologie van de revolutie. Een andere belangrijke invloed ging uit van de Franse katholieke priesters die de kant gekozen hadden van de armen en een inspiratiebron werden voor veel jonge christenen in Brazilië. De uitdaging was om een theologie te ontwikkelen die zowel de Braziliaanse cultuur als de problemen van de Braziliaanse samenleving in zijn reflectie opnam.

Deze ervaring werd in 1953 verdiept door de oprichting van de Afdeling Sociale Verantwoordelijkheid van de Kerk in het CEB. Het doel van de nieuwe afdeling was om de implicaties van het geloof op nationaal niveau te bestuderen en om het sociale werk en de evangelisatie te evalueren in relatie tot de sociale en politieke context. Er werden vier nationale conferenties georganiseerd om de werkelijkheid van het land te begrijpen en vanuit een protestants perspectief kansen in kaart te brengen.

De onderwerpen die op deze vier conferenties aan bod kwamen waren: De sociale verantwoordelijkheid van de kerk (1955), Studie van de sociale verantwoordelijkheid van de kerk (1955), de rol van de kerk in de ontwikkeling van de nationaliteit (1960) en Jezus Christus en het Braziliaanse revolutionaire proces (1962). Bij de derde en vierde conferentie ontstaat er openheid voor de dialoog met rooms-katholieken, die ook bij elkaar kwamen om sociale en politieke problemen van het land te bespreken.

De ontwikkeling van de oecumenische beweging in de vijftiger en zestiger jaren werd gekenmerkt door een kritische benadering van overheersende modellen van economische ontwikkeling. De concepten van ‘vooruitgang’ en ‘industrialisatie’ werden gebruikt om de opeenhoping van rijkdom bij sommigen te rechtvaardigen terwijl een groot deel van de bevolking de toegang tot de geproduceerde goederen en de geproduceerde rijkdom werd ontzegd. Geïnspireerd door de vier conferenties wekte de oecumenische focus op missie en sociale verandering ook belangstelling in de Rooms-katholieke Kerk. Een van de katholieke tijdschriften publiceerde enkele resultaten. De theologische reflectie op de sociale verantwoordelijkheid van de kerk droeg bij aan de ontwikkeling van de oecumenische beweging als een project voor eenheid van kerken die evangelisatie en sociaal engagement bij elkaar wilden houden.

In de jaren na de militaire coup in 1964 werd de CEB ontmanteld. Het oecumenisch werk dat door de Confederatie werd gepromoot, verdween echter niet helemaal. Als een resultaat van Vaticanum II ontstond er een grotere openheid in de Rooms-katholieke Kerk voor de dialoog met andere christenen en ook werd men zich meer bewust van de sociale verantwoordelijkheid van de Kerk. In het licht van de politieke repressie werden de doctrinaire verschillen die de kerken verdeelden van secundair belang in vergelijking met de sociale noden waar de Braziliaanse bevolking mee werd geconfronteerd. Dit leidde tot een herleving en versterking van de oecumenische beweging.

Ten tijde van de militaire dictatuur begonnen oecumenische groepen, bestaande uit protestanten, rooms-katholieken en ook niet-christenen, zich in te zetten voor het respecteren van de mensenrechten, de veroordeling van marteling en het bevorderen van democratische openheid. Deze oecumenische bondgenootschappen waren een steun voor andere groepen en projecten die zich inzetten voor de bevordering van aan mensenrechten gerelateerde sociale waarden. Dit is de achtergrond van het project Brasil Nunca Mais (Brazilë Nooit Meer) dat de Wereldraad van Kerken en het Aartsbisdom Sao Paulo samen hebben opgezet in de jaren tachtig. Het project dat gecoördineerd werd door de gereformeerde predikant Jaime Wright en de aartsbisschop van Sao Paulo, dom Paulo Evaristo kardinaal Arns heeft proberen te voorkomen dat bewijsmateriaal voor de politieke misdaden aan het eind van de militaire dictatuur werd vernietigd. Ook werd informatie verzameld over martelingen ten tijde van de politieke repressie. Men hoopte dat de onthulling van de mensenrechtenschendingen door het leger een educatieve rol zou gaan spelen in de Braziliaanse samenleving.

Situaties van onderdrukking en mensenrechten bleven een centraal aandachtspunt van de oecumenische beweging in Brazilië. Daarom is het belangrijk om de schijnwerper te richten op de bijdragen van theologen uit verschillende kerken die met de oecumenische beweging verbonden waren. De oecumenische samenwerking in Bijbelstudies heeft bijvoorbeeld de discussie over de positie van vrouwen in zowel de samenleving als in de Kerk op gang gebracht.

Sinds 1975 hebben de leiders van de Rooms-katholieke Kerk, de Evangelische Kerk van de Lutherse Confessie in Brazilië, de Episcopaals-Anglicaanse Kerk en de Methodistische Kerk samengewerkt aan de oprichting van een Nationale Raad van Kerken. Hun visie werd realiteit in 1982 met de oprichting van CONIC. De landelijke Raad van Kerken staat voor het institutionele karakter van de hele oecumenische beweging in Brazilië. Hij probeert een organische samenwerking tussen de lidkerken tot stand te brengen. Eén van de uitdagingen, naast vele andere taken, is om de kerken te stimuleren om op alle gebieden van hun pastorale activiteit een oecumenische dimensie zichtbaar te maken.

In de tamelijk complexe Braziliaanse religieuze context bevordert CONIC de dialoog tussen de kerken en de religies. Te midden van groeiende religieuze onverdraagzaamheid is CONIC betrokken bij verschillende discussiefora die er op gericht zijn de invloed van religieus fundamentalisme te verminderen. De Raad speelt een leidende rol in het debat over de relatie tussen Kerk en samenleving waarbij het met name gaat om de noodzaak de verhouding tussen de organisaties van de civiele samenleving en de staat goed te regelen. In de verhoudingen en soms in het conflict tussen religieuze groepen en bewegingen actief in de strijd voor mensenrechten, heeft CONIC steeds de theologische reflectie op verschillende perspectieven en visies op de samenleving proberen te bevorderen.

Eén van de belangrijkste activiteiten van CONIC is ieder jaar de viering van de Week van Gebed voor de Christelijke Eenheid. Ook steunde de Raad drie keer de Vastenactie van de Katholieke Bisschoppenconferentie die in 2000, 2005 en 2010 oecumenische georganiseerd werden. De vierde oecumenische Vastenactie zal plaatsvinden in 2016.

Het is ook belangrijk om er op te wijzen dat de Braziliaanse oecumenische beweging een groot aantal groepen en organisaties omvat zoals de Braziliaanse sectie van de Latijns-Amerikaanse Raad van Kerken (CLAI), het Centrum voor Bijbel Studie (CEBI), het Oecumenisch Centrum voor Volksonderwijs en Evangelisatie (CESEP), als ook organisaties zoals de Oecumenische Coördinatie van Diensten (CESE) en Koinonia – Oecumenische Presentie en Dienst. Deze initiatieven ontmoeten elkaar ook als het Act-Forum-Brazilië, waar de belangrijkste strategieën van de nationale oecumenische beweging worden besproken en vastgesteld. Ook is er een beweging voor de Broederschap van Christelijke Kerken (Huis van Verzoening) die ontmoeting en studieprogramma’s van kerken, uitgeverijen en universiteiten bevordert. Het getuigenis van onze eenheid wordt gerealiseerd in verschillende ervaringen waarin we proberen de structuren te transformeren, die geweld veroorzaken en die ons van Gods Koninkrijk verwijderen, een Koninkrijk van gerechtigheid en vrede (Rom. 14,17).

 


[1] Het Congres van Panama werd gehouden in protest tegen de Internationale Zendingsconferentie in Edinburgh (1910) waarvoor zendingsgenootschappen die in Latijns Amerika werkzaam waren, niet waren uitgenodigd omdat sommige proselitisme bedreven onder christenen in die regio. In een van de vele verslagen van dit Congres, het rapport van Hans-Jürgen Prien, wordt gesteld dat het Congres van Panama het einde markeert van de meest enthousiaste protestantse zendingsactiviteiten in Latijns-Amerika en de aanzet gaf tot een kritische reflectie op de protestantse zending in een omgeving die voornamelijk rooms-katholiek was (Tiel, 1998, p.43). Sinds dit Congres zijn er verschillende regionale conferenties geweest waar gesproken werd over missionaire samenwerking in Latijns Amerika.

[2] De CEB nam deel aan de Latijns-Amerikaanse Evangelische Conferenties (CELA), waarvan CELA II, gehouden in Lima in 1961, de belangrijkste was. Deze conferentie bracht 220 vertegenwoordigers van 34 Latijns-Amerikaanse denominaties bij elkaar. Door het Lima Conferentie Comité werden twee belangrijke commissies opgericht: de Latijns-Amerikaanse Evangelische Commissie voor Christelijke Educatie (CELADEC) en de Commissie voor Kerk en Samenleving in Latijns-Amerika (ISAL). Met name de laatste commissie was van belang voor de bevordering van oecumene in Brazilië.