In 2022 herdenken de jezuïeten dat Ignatius 400 jaar geleden werd heilig verklaard en dat hij 500 jaar geleden na zijn ziekbed op weg ging naar Montserrat om uit te komen in Manresa. Daarom zal er hard worden gewerkt om de Camino Ignaciano vandaag al onder de aandacht te brengen van lopende en fietsende pelgrims. Overal zie je de voorbereidingen: een eigen logo, een website, nieuwe boeken en reisgidsen. Begin dit jaar had ik er over gelezen in Trouw.
Ik wilde op deze Camino me zelf ook een beetje inwijden in de geschiedenis van de orde en in de Ignatiaanse spiritualiteit. Ik vond, dat ik dat aan de meerdere jezuïeten die mijn familie heeft voortgebracht eindelijk wel eens verplicht was. Zo gingen boekjes van John O’Malley en Nikolaas Sintobin mee in mijn tassen.
Maar je moet niet alleen spiritueel voorbereid zijn. De route bleek nog niet helemaal toegesneden op fietsers. Dat noodzaakte ons eigen alternatieve wegen te vinden, wilden we onze banden tenminste niet steeds aan flarden rijden. Dat lukte, al konden we soms zeer kei-ige voetpaden niet altijd vermijden. Een keer moesten we met fiets en al tot onze kuiten door een modderige stroom. De vlakte van Zaragoza, waar het hoog zomer 40 graden of meer kan worden, vonden we begin juni al heet. Een lang Meseta-achtig traject – waar vandaag alleen een drukke snelweg doorheen loopt – deed ons besluiten dat deel met de trein af te leggen.
Qua natuurbeleving is deze camino niettemin top: de passen en afdalingen met vergezichten in Baskenland, de paden langs de Ebro, iets noordelijk van de route een zelf gevonden weg langs de uitlopers van Bardenas Reales (een natuurgebied met imposante zandsteenformaties) en tenslotte de klim naar Montserrat met de afdaling naar Manresa: ze blijven op je netvlies. De intieme dorpskerken in Baskenland met prachtige retabels, die de dorpsbewoners je graag laten zien, het rijke portaal van de kerk in Guardia, het klooster van Tudela met kapitelen die wedijveren met die van Moissac:
ze brengen je vanzelf bij je religieuze en culturele wortels. Zaragoza, dat schittert aan de Ebro en net als Santiago en Montserrat dagelijks duizenden pelgrims trekt, zij het met een soms wel erg sterke hang naar de aanraakbaarheid van het heilige. Misschien meer in de geest van Augustinus heb ik de Weg naar Manresa ervaren als ‘een metafoor in de metafoor’. Je gaat een weg die anderen voor je gebaand hebben in de hoop, dat de beweging van het naderen je meer doet opengaan voor de genade van het genaderd-worden. Daarbij helpt wat de Anglicaanse theoloog Andrew T. Lincoln het gaan langs ‘storied places’ noemt. Maar het bijzondere van oude pelgrimswegen, ontdekte ik weer, zit hem niet zozeer in het doel, ook niet zo in de geschiedenis op plaatsen onderweg, zelfs niet in het fenomeen van ‘de weg’, maar misschien wel het meest in de verhalen die mensen, toen en nu, elkaar op een camino vertellen en die er zo de zin en betekenis aan geven. Mooie ontmoetingen met o.a. twee kandidaat-novicen van de orde die ook onderweg waren, deden me dat opnieuw beseffen.
Het verhaal van de edelman die zijn militaire beroep opgaf, raakte me ook. Hoe hij na zijn oorlogsverwonding zich ‘overgaf’ aan de Ene, moedig zijn lastige bekeringsweg opging, wikkend en wegend zijn keuzes maakte, soms een verkeerde richting nam, om toch steeds weer met Gods hulp goed uit te komen: op wegen die hij ervoor niet had vermoed. Ik vond zijn verhaal wel zo aansprekend dan de mythen en sagen die aan de Jacobusweg kleven. Vanwege zijn moderne pedagogische inzichten bijvoorbeeld, kwam Ignatius meer bij me over als reformator dan als contra-reformator. Ik realiseerde me daardoor ook meer waarom paus Franciscus juist in die traditie staat. In Verdu, waar een refugio is gevestigd in het geboortehuis van Petrus Claver, kwam ik dichtbij mijn ooms die de jezuïetemissies op Midden Java tot bloei hielpen brengen. Claver ging net als zij op de slippen van koloniale machten naar andere delen van de wereld, maar niet om er te heersen en te profiteren, maar om te dienen en te ontwikkelen. Claver werd in Colombia ‘slaaf van de slaven’.
Ik hoop dat velen de komende jaren deze camino mogen gaan, zich langzaam bewegend en oefenend in ‘de onderscheiding der geesten’, zich zo bezinnend op persoonlijke keuzes, maar bijvoorbeeld ook op keuzes die de toekomst van de boodschap van het Evangelie in onze oude wereld beïnvloeden en die ons samen aangaan.
Gied ten Berge is socioloog en theoloog, hij schreef in 2006 samen met zijn vrouw de historica Wantje Fritschy een boek over zijn tocht naar Santiago (‘Pelgrimeren naar de Morendoder’). Dit jaar verscheen ‘Kom en zie! Nieuwe pelgrims in het Heilige Land’, een thema waar hij nog steeds onderzoek naar doet. Deze column schreef hij na een fietspelgrimage begin juni samen met zijn vrouw van Loyola naar Manresa.
Link website Camino Ignaciano:
http://caminoignaciano.org/en